• No results found

69extremen tussen te nat of te droog komen steeds vaker voor en er is veel te

In document Minder blauw op straat? (pagina 71-75)

weinig bufferruimte. Bovendien kan de vraag gesteld worden of de kosten, die met het instandhouden van gescheiden aan- en afvoersystemen

gemoeid zijn nog wel overtroffen worden door de opbrengsten van het (agra-rische) grondgebruik in deze gebieden.

Oplossingsrichtingen

De opgave voor een duurzamer watersysteem in het Groene Hart is twee-ledig. Er moet ruimte gevonden worden om het teveel aan water tijdens neerslagpieken te kunnen verwerken en tegelijkertijd moet er meer water worden vastgehouden om in drogere perioden minder afhankelijk te zijn van de aanvoer van rivierwater. In 3.3.3 wijst de raad er al op, dat met deze voor-raadvorming mogelijk nog grotere oppervlakten aan ruimte voor water gemoeid zijn, dan met het voorkomen van wateroverlast. De oplossing is het instellen van flexibele peilen, wat echter grote consequenties zal hebben voor het huidige grondgebruik. In de veenweidegebieden zal een flexibel peilbeheer leiden tot aanpassingen in de bedrijfsvoering van de melkveehou-derij. Bij grotere peilfluctuaties waarbij het water gedurende langere perioden tot aan het maaiveld reikt, kan zelfs beëindiging van de landbouwbedrijfsvoe-ring het gevolg zijn. Het veenweidelandschap zal dan veranderen in een dynamisch moerasgebied.

Om de landbouw een duurzaam perspectief te bieden is een betrekkelijk

forse drooglegging39noodzakelijk. Die kan slechts geboden worden, indien in

een ander deel van het gebied relatief veel water geborgen wordt. Dit zou vorm kunnen krijgen door middel van de aanleg van een tussenboezem-systeem.

Voor het Groene Hart zijn twee oplossingsrichtingen kansrijk.

Het model ‘Ring’ maakt in het watersysteem onderscheid tussen het veen-weidegebied en de droogmakerij. Het veenveen-weidegebied wordt gedeeltelijk omgezet in een dynamisch moeras. In de droogmakerijen worden, bij voor-keur aan de stadsranden waterplassen met flexibel peilbeheer aangelegd. In het model ‘Netwerk’ wordt daarentegen een nieuw boezemsysteem met flexibel peilbeheer aangelegd dat het veenweidegebied met de droogmake-rijen verbindt. Het veengebied fungeert hier als centrale ‘spons’.

39Drooglegging: de gemiddelde afstand tussen het maaiveld en het grondwaterstandsniveau (freatisch vlak) in cm -maaiveld

4.4.2 Casus II De Waalsprong: omgaan met onzekerheden Deze casus betreft een probleem in het hoofdwatersysteem van Nederland, met ingrijpende gevolgen voor de ruimtelijke ordening van Nijmegen en met name van het gebied van de Waalsprong. De raad wilde zich graag op de hoogte stellen van de problematiek ter plaatse vanwege het feit dat de te zoeken oplossingen gevolgen zouden hebben voor de geplande VINEX-locatie en dat er hoge eisen werden gesteld aan het samenspel van de betrokken publieke en private partijen. Als zodanig is het een interessant voorbeeld in het licht van dit advies. Inmiddels hebben de partijen in goed

overleg een oplossing gekozen.40

De genese van het watersysteem

De bedijking die vanaf de Middeleeuwen heeft plaatsgevonden, was de eer-ste aanzet voor het beteugelen van de vlechtende benedenloop van de Rijn. De veiligheid op de stroomruggen en in de achterliggende komgebieden nam door deze ingreep toe. De buitendijkse terreinen waren ruig en stonden onder invloed van de wisselende rivierwaterstanden. Door dwarsdammen aan te leggen verbeterden particuliere grondeigenaren de toegankelijkheid en bevaarbaarheid van de rivier. Maar met de bouw van de dwarsdammen nam ook de onveiligheid van de dijken toe bij ijsgang. Met de Rivierwet van 1804 werd een halt toegeroepen aan het ongelimiteerd bouwen van dwars-dammen. De stroomgeul van de rivier werd vastgelegd door de aanleg van

kribben. In de 20eeeuw werd met de verhoging van de dijken aan de steeds

hogere veiligheidsnormen tegemoet gekomen.

De genese van het waterprobleem

Het vastleggen van het rivierbed door dijken heeft tot gevolg gehad dat door slibafzetting het maaiveld in de uiterwaarden flink is verhoogd. Het door-stroomprofiel is hierdoor verkleind. Dijkverhoging en uiterwaardverlaging zijn de afgelopen eeuw efficiënte maatregelen gebleken om het doorstroom-profiel weer te vergroten, maar deze oplossingen lopen nu tegen fysieke en maatschappelijke grenzen aan.

Dit probleem van het beperkte doorstroomprofiel wordt des te klemmender omdat klimaatscenario’s laten zien dat de pieken in de rivierwaterafvoer en

advies ov er regionaal w aterbeheer en ruimtelijk e ordening in de 21 e eeuw Minder blauw op str aat ?

70

40Informatie over de problematiek van de Waalsprong en omgeving wordt geboden in het ach-tergronddocument ‘Aan de overkant van het water wonen ook mensen’, verslagen van vier rondetafelgesprekken over ruimte voor water in de regio. Achtergrondstudie 011 van de VROM-raad.

advies ov er regionaal w aterbeheer en ruimtelijk e ordening in de 21 e eeuw Minder blauw op str aat ?

72

daarmee de kans op over-stromingen de komende eeuw toe zullen nemen. Naarmate het grondgebruik in het binnendijkse gebied zich verder intensiveert, zullen de gevolgen van een eventuele overstroming steeds ernstiger vormen aannemen. Daarom is een herbezinning op de veilig-heidsproblematiek nood-zakelijk.

Het probleem van de Waal bij Nijmegen is dat de rivier aan de zuidelijke oever hard begrensd wordt door het centrum van Nijmegen. Indien het watervoerend profiel verruimd moet wor-den, zal dat door ingrijpen in de noordelijke oever moeten gebeuren. Juist daar, in de voormalige gemeente Lent, wordt echter de VINEX-loca-tie ‘de Waalsprong’ ontwik-keld. De voorbereiding van

73

In document Minder blauw op straat? (pagina 71-75)