• No results found

schadelijke stoffen

In document * * MISDRIJVEN EN OVERTREDINGEN * * (pagina 110-132)

Mengen van vergiftige sloffen in levensmiddelen. Ver-koopen, vertieren of uitdeelen van zulke vergiftigde levensmiddelen. Vermenging met voor de gezondheid schadelijke bestanddeelen. Vervalsching van aan hunne zorg toevertrouwde levensmiddelen met schadelijke bestand-deelen door voerlieden en schippers. Vervalsching van meel met schadelijke bestanddeelen door proviandmeesters en veldbakkers. Uitdeeling van bedorven vleesch door proviandmeesters. Doen slachten van vee lijdende aan

besmettelijke ziekten door proviandmeesters. Verzwijging van bedoelde misdrijven. Verhaal der aangebrachte schade op de personen of boedels der schuldigen.

§ 292. Onder tot verkoop of ter uitdeeling bestemd brood, eetwaren, dranken of bestanddeelen van deze, menge» of doen J , %q' • T T " v a , 1e l z u«]- - k o p e r , zwavelzuur-zink of andere vergiftige S. I. 233. stoffen, wordt gestraft met gevangenis - dwangarbeid buiten den

ketting; - van twee tot vijf jaren en geldboete van tweehonderd tot vijfhonderd gulden.

§ 2 9 3 . Dezelfde straf wordt toegepast op hen die, met

voor-« p o,o feimiS ^ c l e vermenging met vergiftige stoffen, ter verkoop of t f o ' t | e ,'l l , t d i e e l 1^ b e s t e m d b^ o d , eetwaren of dranken of bestand-S. I. 234. deelen daarvan verkoopen, vertieren of uitdeelen of pogingen daartoe

aanwenden zoomede op hen die de vergiftige stoffen verkoopen of verschaffen, wetende dat ze tot misdrijf zuilen dienen.

« r oo, § f4' Z°° d e v e m e n8 'i n8 - l l i c t "iet vergiftige doch tocli met S. E. 233. voor de gezondheid schadelijke stoffen heeft plaats geluid, is de

S I. 235. straf m al de voormelde gevallen gevangenis - dwangarbeid buiten den ketting - van zes dagen tot twee jaren en geldboete van acht tot tweehonderd en vijftig gulden.

§ 295. In de gevallen van vermenging met vergiftige of voor S. E. 234. de gezondheid schadelijke stoffen gaan de straffen gepaard met S. i. 236. inbeslagname en vernietiging van het brood, de eetwaren, de

95

-dranken of daartoe bestemde zelfstandigheden die met vergiftige of voor de gezondheid schadelijke stoffen zijn vermengd.

§ 296. Voerlieden, schippers en schuitenvoerders of hunne bedienden, die wijnen of eenige andere soort van dranken of koop-Sl E. 303. waren, welke hun ter vervoering waren toevertrouwd, vervalsenen,

S. I. 303. worden, wanneer die vervalsching begaan is met schadelijke zelf-standigheden, gestraft met tuchthuisstraf — dwangarbeid in den ketting — van vijf tot tien jaren (*).

§ 297. Bij de militaire strafwet zijn enkele feiten van dusdanig vervalsenen speciaal strafbaar gesteld en wel onder den titel Van Ontrouw en kwade administratie.

Een proviandmeester of veldbakker in 's lands dienst zijnde, C. W. 202. die het meel vervalscht met voor de gezondheid schadelijke

bestanddeelen, wordt gestraft met militaire gevangenis van een tot vijftien jaren.

§ 298. Een proviandmeester, in 's lands dienst en belast met de verzorging en uitdeeling van vleesch, die willens en wetens vleesch uitdeelt waarvan de verkoop volgens de wetten of regle-C.W.205.206.meuten is verboden, wordt gestraft met militaire gevangenis van

een tot drie jaren en, mocht hij willens en wetens vee hebben doen slachten laboureerende aan besmettelijke ziekten en het vleesch daarvan uitgedeeld hebben, dan met militaire gevangenis van een tot vijftien jaren.

§ 299. Ten opzichte dezer militaire misdrijven behoort nog opgemerkt te worden dat het verzwijgen en niet aangeven daarvan C. W. 208. door militaire geëmployeerden, wier bediening tot dezelve

betrek-king heeft, strafbaar is en wel met militaire detentie van een dag tot acht maanden, terwijl verder de bedreigde straffen niets afdoen aan de bevoegdheid van 's lands schatkist of van onderge-C. W. 209. schikte administration om de aangerichte schade op den persoon

of op de boedels dergenen, die door de bedoelde misdrijven de schade hebben aangericht, te verhalen.

(*) Zie § 337.

D i e f s t a l .

Wie schuldig is aan diefstal. Essentieel e kenmerken van diefstal. Strafbepalingen tegen landloopers en bedelaars, die in het bezit zijn van zaken waarvan zij de herkomst niet kunnen verklaren. Vervoer van goederen des nachts zonder geleidebiljet. Wanneer de diefstal is voltooid.

Helen van gestolene goederen. Verzuim van aangifte van een aanslag tegen iemands eigendom. Eenvoudige diefstal;

gauwdieven j ; beurzensnijderij ; zakkenrollerij. Verzwa-rende omstandigheden bij diefstallen. Strafbepalingen tegen diefstallen onder verzwarende omstandigheden. Af-persing. Vervalsching van toevertrouwde goederen. Waar-op bij het qualificeeren van diefstallen gelet moet worden.

Vereischten tot militairen diefstal. Poging tot militairen diefstal. Militaire diefstallen. Toepassing der gewone strafwet ingeval van verzwarende omstandigheden. Dis-ciplinaire afdoening van kleine ontvreemdingen in de chambrée of in de kazerne. Diefstal in de chambrée gepleegd in vereeniging met burgers. Strooperijen. Disci-plinaire afdoening van lichte strooperijen. Bijzondere

strafbepalingen tegen officieren die zich aan strooperijen schuldig maken. Koopen of ontvangen van gestroopte goederen. Zich niet verzetten tegen strooperijen. Macht van den opperbevelhebber om de strafbepalingen te wijzigen als het leger buitenslands is.

§ 300. Schuldig aan diefstal is ieder die iets hem niet toe-behoorende arglistig, d. i. met het doel den eigenaar er van te berooven, wegneemt, voor zoover liet feit niet gepleegd is:

Ie. door den man ten nadeele zijner vrouw of omgekeerd;

S. E. 297.298.2e. door den weduwnaar of de weduwe van zaken toebehoord S. 1.297. 298. hebbende aan den overleden echtgenoot;

3e. door de kinderen en verdere afstammelingen ten nadeele hunner ouders of grootouders, enz. of door de ouders, grootouders, enz. ten nadeele hunner kinderen en verdere afstammelingen, ook door de aangehuwden in dezelfde graden.

— 97 —

§ 301. Hij, die eenig goed wegneemt dat aari niemand toebe-hoort, pleegt geen diefstal. In dit geval toch behooren de zaken aan hem die ze zieh het eerst toeeigent, tenzij het betreft eene B.W.585.587.verborgene of begravene zaak, op welke niemand eigendomsrecht kan bewijzen en die gevonden wordt op den grond van een ander, in welk geval de helft van den gevonden schat het eigendom is van den grondeigenaar.

Evenmin pleegt diefstal degene die eenig goed wegneemt dat hem zelve toebehoort, ßehoort het goed toch aan den wegnemer zonder dat hij dit wist, of had hij dat goed verhuurd, verpand of uitgeleend, dan blijft bij eigenaar en is er dus geen sprake van wegname van hem niet toebehoorend goed, van het doel den eige-naar er van te berooven.

Tot het bestaan van het misdrijf is echter niet noodig dat het weggenomen goed dengene, wien het ontvreemd werd, in eigendom toebehoort, daar slechts geëiseht wordt dat de dief wist, dat bet goed het eigendom van een ander is.

§ 302. De essentielle kenmerken van diefstal zijn derhalve:

Ie. wegneming;

2e. arglist;

3e. dat het weggenomen voorwerp het eigendom van een ander zij.

Het is niet noodig dat de wegname in het verborgene is geschied;

ook de openlijke wegname, mits met het doel van toeëigening, is diefstal.

Eveneens is diefstal het wegnemen van een gevonden goed, indien men kon weten dat het een ander toebehoort en als blijkt van den wil om het zich toe te eigenen.

§ 303. Welke overigens de drijfveeren tot de wegname zijn geweest is onverschillig. Niettegenstaande bijoogmerken blijft een feit diefstal, zoodra het wegnemen ten doel had den eigenaar er van te berooven.

Het wegnemen van een voorwerp met het doel het tijdelijk te gebruiken of te goeder trouw, in de meening dat men ei' eigenaar van is of om den eigenaar tot het een of ander te bewegen, kan niet als arglistige wegname in den zin van diefstal worden beschouwd.

Vooral dient met het voorgaande rekening gehouden te worden, waar vele personen eenzelfde kamer bewonen of in eenzelfde vertrek moeten verblijven tot bet verrichten van dienst als anderszins en ten opzichte van voorwerpen, waarvan het willekeurig gebruik onder elkaar gewoonte is. Arglistige wegname behoort in zoodanig geval slechts aangenomen te worden, indien daarvan uit bijkomende omstandigheden blijkt,

7

— 98 —

§ 304. Het op verdachte wijze in het bezit gekomen zijn van een gestolen voorwerp, zonder er van de herkomst te kunnen bewijzen, is nog geen bewijs voor arglistige wegname. Omstandig-heden kunnen tot leugenachtige opgaven leiden, bijv. vrees voor straf.

Hierbij dient éditer opgemerkt te worden, dat het in het bezit bevonden worden van een of meerdere zaken, welker waarde meer S. E. 206. dan vijftig gulden bedraagt, bij een landlooper of bedelaar, die de S. I. 207. herkomst daarvan niet rechtvaardigt, op zich zelf reeds een misdrijf is, strafbaar met gevangenis — dwangarbeid buiten den ketting — van zes maanden tot twee jaren.

§ 305. Degene die gedurende den nacht goederen van anderen P.S.E.4ad25.vervoert zonder geleidebiljet, pleegt eene politie-overtreding in P. S.l.2atf25. een militair disciplinair strafbaar.

§ 306. De diefstal is geschied zoodra het gestelene door een uiterlijke daad in bezit genomen is; heeft dit niet plaats gehad, dan kan slechts sprake zijn van poging.

Het is echter niet noodig dat het gestelene bereids is weg-gevoerd. Een zakkenroller bijv. die betrapt wordt onmiddellijk nadat bij een voorwerp uit iemands zak gehaald heeft, is schuldig aan diefstal, want de inbezituame heeft dan plaats gehad en dus is de diefstal volvoerd. Wordt Inj echter betrapt op het oogenblik dat hij, de hand in iemands zak gestoken hebbende, het voorwerp aangrijpt dan pleegt hij slechts poging tot diefstal.

§ 307. Degenen die, niet beboorende tot wegens familiebetrek-king (*) uitgezonderde personen, gestelene goederen geheel of S. E. 27. 298. ten deele helen of tot. eigen voordeel aanwenden, worden gestraft S. 1.30. 298. als schuldig aan diefstal, terwijl dit misdrijf gequalificeerd wordt:

„medeplichtigheid aan diefstal door het desbewust helen — tot eigen voordeel aanwenden — van het gestelene".

§ 308. Het enkele verzuim kennis te geven van een aanslag P. S. E. 5 ad 4. tegen iemands eigendom is eene politie-overtreding in een militair P.S. 1.3 ad 4. disciplina ii' strafbaar; echter geldt deze bepaling niet de

bloed-S. E. 65. verwanten en andere personen, die ook wegens verzwijgen van S. I. 68. zware misdrijven niet gestraft worden.

§ 309. Gewone of eenvoudige diefstal, gauwdieverij, beurzen-snijderij, zakkenrollerij, wordt gestraft met gevangenis — dwangarbeid buiten den ketting — van een tot vijf jaren met of zonder geldboete S. E. 316.384. van acht tot tweehonderd en vijftig gulden en ontzetting van S. 1.317.386. rechten en bevoegdheden, met inachtneming nochtans dat inlanders,

bijaldien de waarde van het ontvreemde niet meer bedraagt dan (*) Zie § 300.

— 99 —

vijf en twintig gulden en indien zij nimmer ter zake van diefstal, oplichting, stellionaat (*), misbruik van vertrouwen of bedrog bij verkoop, verruiling of verpanding van kostbaarheden zijn gestraft, deswege slechts worden gestraft met ten arbeid stelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van acht dagen tot S. E. I. drie maanden, terwijl in zoodanig geval de dader slechts schuldig

S. I. I. wordt verklaard aan „diefstal als overtreding gepleegd".

Poging tot deze misdrijven en overtredingen is in Europeanen strafbaar met gevangenis van acht maanden tot drie jaar en vier S.E 4.316 384.maanden met of zonder geldboete van acht tot tweehonderd en S. 1.4.317.386. vijftig gulden en ontzetting van rechten en bevoegdheden, en in inlanders met ten arbeid stelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van acht dagen tot drie maanden.

Aan den hier bedoelden diefstal maakt zich bijv. schuldig een geniewerkman, die éene hoeveelheid verf en olie wegneemt uit een huis, waarin hij eenig werk verricht; degene, die een som gelds wegneemt uit een ongesloten kast; degene, die arglistig geld uit iemands broekzak neemt; die arglistig geld wegneemt van een door iemand op den grond uitgetelde som; die een sarong wegneemt en verpandt, welke voor iemands woning hing te drogen, enz.

§ 310. Leveren de diefstallen meer gevaar op voor den besto-lene, getuigen zij van meer verdorvenheid bij de bedrijvers, leveren zij meer kans van slagen op, dan wordt de straf verzwaard.

In het algemeen regelt zich de verzwaring der straf naargelang van :

S 3E029930400' ' ° ' D e P l a a t S W a a' d e ( l i e f s t : l 1 i s g e b i e d . M. in een bewoond S. 1.299.300. h u i s' binnen eene beslotene plaats, op den openbaren weg, 302.304.305. m weiden.

S3022939O401 2<J- I ) e" tj-i(l waarop de diefstal is gepleegd, n.l. bij d a g of bij s. i. 299. 301. nacht

302. 305. ll<tWlt.

I:f. 299.ioi.'3ol. 'Je H e t a a n t a l Personen door welke de diefstal is geschied.

s.E.299.301.302.4e. Bij den diefstal al dan niet zichtbare of verborgene wapens s. 1.299.301.302. zijn gedragen.

s.E.299.30o.30i. 5"- De diefstal gepaard is gegaan met bedreiging of geweld al 8.1.299.300.301. dan niet met zichtbare sporen van k w e t s u u r of kneuzing.

S.E.302.303.6e- De hoedanigheid van den dief, n.l. of hij g a s t , herbergier, 304. logementhouder, voerman, schipper, sehuitenvoerder of een S. 1.302. 303. hunner bedienden of lastdragers, dan wel loontrekkende van

305. den bestolene was.

(*) Stellionaat is het verkoopen of met hypotheek bezwaren van een onroerend goed waarvan men g-een eigenaar is, en het ter kwader trouw brj verkoop of bij vestiging van hypotheek bezwaarde goederen als onbezwaard of in strijd met de waarheid minder bezwaard op te geven. S. E. 327. S. I. 329.

100

7e. Gebruik gemaakt is van den valschen titel van openbaar ambtenaar of officier of van diens kostuum of uniform, ofwel met valsch voorwenden van een last van het burgerlijk of militair gezag.

8e. Inbraak of inklimming heeft plaats gehad of valsehe sleutels zijn aangewend.

9e. Grensteekens tusschen de erven zijn weggenomen.

§ 311. Onder bewoond huis wordt verstaan elk gebouw, elke woning, elke hut, zelfs die niet grondvast is, elke verblijfplaats bestemd tot bewoning, ook zonder werkelijk bewoond te worden.

Als een bewoond huis is dus ook aan te merken een vaartuig waarin de opvarenden tevens gewoonlijk verblijf houden.

Met een bewoond huis wordt gelijk gesteld alles wat daartoe behoort, zooals opene plaatsen, werven, schuren, spijkers — pak-huizen — stallen, keukens, badkamers, gebouwen of getimmerten daarin besloten, wat er ook het gebruik van moge zijn en ook dan S. E. 306. zelfs, wanneer zij binnen de algemeene omsluiting of omgeving eene S. I. 307. bijzondere sluiting hebben, dus in het algemeen de aanhoorigheden van een bewoond huis gelegen binnen de gemeenschappelijke omsluiting.

§ 312. Als beslotene plaatsen — plaatsen die niet met bewoonde huizen worden gelijk gesteld — worden aangemerkt alle terreinen omgeven door grachten, slooten, puntige palen, staketsels, planken-, levende- of doode heggen of muren. Het komt er niet op aan waaruit die afsluitingen bestaan, welke de hoogte, de diepte, de S. E. 306. oudheid of de vervallen staat van die afsluitingen is, zelfs niet S. I. 307. of er een deur, voorzien van een sleutel of welke op eene andere wijze gesloten kan worden, is of dat de deur van geen dichte planken of gewoonlijk open mocht zijn.

Ook worden nog als beslotene plaatsen beschouwd de losse kooien of afgezette plaatsen, dienende om het vee in het land te omsluiten of bijeen te houden, waarvan ook gemaakt. Zijn S. E. 307. dezelve echter met losse hutten of andere schuilplaatsen voor de

S. I. 308. bewaarders verbonden, dan worden zij aangemerkt als behoorende tot een bewoond huis.

§ 313. De strengere straffen op diefstallen in bewoonde huizen, beslotene plaatsen en dergelijke gesteld hebben ten doel den eerbied voor iedere afsluiting te verhoogen en houden bovendien verband met de omstandigheid, dat dergelijke diefstallen licht aanleiding geven tot verwonding en doodslag.

§ 314. Het zónder daartoe gerechtigd te zijn op geslotene erven of bebouwden grond van een ander komen, het zonder wettige

— 101 —

P. S. E. 3 ad II. redenen dan wel vergunning- van den eigenaar een andenrran's 4ad22.5ad6. huis, vaartuig of bezitting binnentreden of zonder verlof van den P.S. I.ladII.2 eigenaar in iemands bezitting overnachten zijn politie-overtredingen ad 22. 3 ad 6. en derhalve in een militair disciplinair strafbaar.

§ 315. Door openbare wegen worden verstaan de publieke wegen of gedeelten daarvan, welke vanwege tien lande of op bevel zijner ambtenaren of op dat van inlandsche vorsten worden onderhouden.

De straten of wegen, die door steden en dorpen loopen, worden niet als openbare wegen beschouwd; evenmin passars — markt-plaatsen — spoorbanen of rivieren.

De verzwaring heeft blijkbaar ten doel den zich op een eenzamen doch voor elk toegankelijken weg bevindende» te beschermen.

In ile meer bebouwde gedeelten, daar waar de hulp der politie onmiddellijk is in te roepen, houdt de noodzakelijkheid tot meerdere beveiliging op.

§ 316. Weiden zijn grasvlakten waar het vee graast, dikwijls zonder direct toezicht.

De verzwaring van strafbaarheid vindt hier blijkbaar haar oorzaak in het betrekkelijke gemak waarmede tie diefstal kan ge-pleegd worden.

§ 317. Dag is in het strafrecht de tijd tusschen zonsopgang en zonsondergang, voor Indië van zes uur 's morgens tot zes uur 's avonds; nacht die tusschen zonsondergang en zonsopgang, dus tusschen zes uur 's avonds en zes uur 's morgens.

§ 318. De verzwarende omstandigheid dat de diefstal is ge-schied dooi' twee of meer personen is aanwezig, zoodra twee of meer personen in onderlinge vereeniging den diefstal bedrijven, dus mededaders daaraan zijn, ook al zijn zij niet allen als hoofd-daders aan te merken. In de qualificatie van den diefstal wordt vermeld of die heeft plaats gehad door twee of door meer clan twee personen.

§ 319. Door wapenen worden verstaan alle snijdende, puntig gescherpte en kneuzende werktuigen en gereedschappen, waaronder ook steenen worden begrepen.

Behooren deze werktuigen of gereedschappen tot de dagelijksche dracht van hen, die in het bezit er van gevonden worden, dan S. E. 62. worden ze evenals zakmessen, scharen en eenvoudige rottingen, S. I. 65. slechts voor wapenen in strafrechterlijken zin gehouden, wanneer daarvan gebruik gemaakt is om te dooden, te kwetsen of te slaan.

§ 320. Het door een landlooper of bedelaar bij zich dragen van wapenen, vijlen, haken of andere werktuigen, geschikt om

— 102 —

S. E. 205. diefstallen of andere misdrijven te begaan, hetzij om de middelen S. I. 206. te verschaffen om in huizen te dring-en, is reeds op zichzelf een

misdrijf, strafbaar met gevangenis — dwangarbeid buiten den ketting — van twee tot vijf jaren.

§ 321. Voor de verzwaring van geweld is noodig dat dit gepleegd zij, hetzij tegen den persoon, die eigenaar of houder van het gestelene voorwerp is, of tegen derden om den eigenaar of houder daardoor tot de overgave of afgifte te dwingen.

Geweld op eene zaak gepleegd is niet ouder het hier bedoelde geweld begrepen.

Ook de bedreiging moet geschied zijn om daardoor in het bezit van het gestelene te geraken.

Geweld en bedreiging in strafrechterlijken zin bestaan dus eerst, wanneer ze van dieu aard zijn dat ze indruk maken en vrees kunnen inboezemen, dat men door den wil van den dader niet te volgen zijn persoon of bezitting aan een aanmerkelijk nadeel zal blootstellen.

De kwetsing- en kneuzing moeten toegebracht zijn tijdens het plegen van den diefstal. Hebben geweldpleging, bedreiging, kwetsing of kneuzing plaats gehad, nadat de diefstal volvoerd was, dan vormen zij geen verzwarende omstandigheid van den diefstal doch een afzonderlijk misdrijf.

§ 322. Het zijn van gast, herbergier, logementhouder, voer-man, schipper, schuitenvoerder of bediende of lastdrager van een dezer, is eene verzwarende omstandigheid ingeval de diefstal gepleegd wordt ten aanzien van zaken, welke hem als zoodanig zijn toevertrouwd, en beeft dus ten doel den eerbied voor bet noodzakelijke vertrouwen, dat uit den aard der zaak in hem gesteld moet worden, hoog te houden.

Hetzelfde is het geval ten opzichte van loontrekkenden van den bestolene. Hieronder ressorteeren alle huis-of loonbeclienden, élèves-kleer- en schoenmaker, oppassers van officieren of onder-officiereu, enz.

Ten opzichte van het zijn van gast slaat echter de verzwaring slechts op het zijn van gast tegen betaling, dus in een hôtel, logement, herberg en dergelijke; niet wanneer de dief om niet gast was, bijv. bij een vriend, al is die ook herbergier of cliergelijke, omdat in dat geval het gedwongen vertrouwen niet bestaat.

§ 323. Het aannemen van een valschen titel, het zich kleeden in een valscb kostuum • of voorwenden van een valsche order om daardoor zich toegang te verschaffen tot de plaats van het misdrijf of om daardoor tot de afgifte van bet gestelene te dwingen, is

— 103 —

eene verzwarende omstandigheid, wegens het gevaar dat er bestaat om hierdoor verschalkt te worden, meer nog omdat hierdoor wan-trouwen in de gestelde macht kan geboren worden.

§ 324. Braak is elke verwringing, verbreking, schending, vernieling, wegneming van muren, daken, zolderingen, deuren, S. E. 303. vensters, sloten, hangsloten of andere gereedschappen of

werk-S. I. 309. tuigen, dienende om dm doorgang af te sluiten of te beletten, en

werk-S. I. 309. tuigen, dienende om dm doorgang af te sluiten of te beletten, en

In document * * MISDRIJVEN EN OVERTREDINGEN * * (pagina 110-132)