• No results found

Toepasselijkheid der strafbepalingen op desertie in tijd van vrede op desertie in tijd van oorlog uit garnizoenen binnenslands. Desertie uit het leger of uit eene vesting in de nabijheid des vijands. Afivezig blijven uit het leger-of uit eene vesting in de nabijheid des vijands. Over-schrijding der grenslinie aan de van den vijand afgekeerde zijde. Achterblijven van verlof. Desertie onder verzwarende omstandigheden. Verleiding tot desertie, begunstigen van desertie en verbergen van deserteurs. Afspraak tot desertie.

... \ -:-:. Niet kennisgeven van eene voorgenomen of volbrachte - v ; desertie, Engageering bij een ander korps zonder

be-hoorlijk paspoort of ontslag bekomen te hebben.

§ 93. De strafbepalingen hiervoren vermeld voor desertie in tijd van vrede zijn ook toepasselijk bij desertie in tijd van oorlog C. w. 132. uit een garnizoen of legerplaats binnenslands en van het tooneel des oorlogs verwijderd gelegen, met uitzondering echter van de bepalingen betrekkelijk vermindering van strafbaarheid ingeval van vrijwillige terugkeer of vrijwillige aangifte.

Waar twijfel bestaat moet, c. q. met behulp van art. 17 C. W., met deze bepaling rekening worden gehouden, omdat in het algemeen bij onzekerheid of onduidelijkheid de voor beklaagden gunstigste omstandigheden in rekening gebracht belmoren te worden.

§ 94. De eenvoudige desertie uit het leger of uit eene vesting C. W. 116. fn de nabijheid van den vijand wordt in een officier gestraft met den dood door middel van den kogel en in een minder militair met militaire gevangenis van een tot tien jaren.

§ 95. Met dezelfde straf wordt gestraft elk militair die in tijd van oorlog uit het leger of uit eene vesting in de nabijheid van den vijand gelegen zonder behoorlijk verlof vier en twintig W. 120.121. m-en of. langer afwezig is gebleven zoomede elk militair, die in een

kampement of kantonnement zonder toestemming of verlof van zijn superieur de grensscheiding, aan de tegenovergestelde zijde des vijands door den commandant bepaald, overschrijdt.

— 39 —

Met behulp van art. 17 C. W. zal laatstbedoelde bepaling ook toepasselijk zijn op het op overeenkomstige wijze verlaten van een bivak.

§ 96. In de voorgaande gevallen is de desertie niet bewezen, doch de misdrijven zijn van dien aard dat ze met desertie worden gelijk gesteld.

Hetzelfde is ook nog het geval met de daad van een militair, die in tijd van oorlog, met verlof afwezig zijnde uit het leger of C. W. 122. uit. e e n e vesting in de nabijheid des vijancls, binnen tweemaal

viel-en twintig urviel-en na het verstrijkviel-en van het verlof daarin niet is teruggekeerd. Voor zoodanig achterblijven van verlof wordt dan ook eveneens de voor desertie aangegevene straf opgelegd.

§ 97. Een onderofficier of mindere, die in tijd van oorlog uit het leger of uit eene vesting in de nabijheid des vijands deserteert C. W. 117. terwijl hij dienstdoende is, wordt gestraft met militaire gevangenis van een tot twaalf jaren; de militair echter, die dit misdrijf pleegt terwijl hij op schildwacht staat, wordt gestraft met militaire ge-vangenis van een tot vijftien jaren.

Indien echter een dusdanig deserteur zijn zijdgeweer of bajonet medeneemt, wordt de straf ook voor eerstvermelden verzwaard tot militaire gevangenis van een tot vijftien jaren en, mocht dat zijd-C. W. 118. geweer of die bajonet aan een ander militair toebehooren of heeft

de deserteur zijn schietgeweer, of. als hij behoort tot hen die te paard dienst doen, het hem van gouvernements w ege ten gebruike gegeven paard medegenomen, dan is de straf de doodstraf met den kogel.

Op medename van een revolver of van een schietwapen of dienst-paard van een ander zal c. q. art. 17 C. W. moeten worden toegepast.

§ 98. Voor een officier is reeds op de eenvoudige desertie de doodstraf met den kogel gesteld (*) en geven verzwarende om-standigheden als bovenbedoeld dus geen aanleiding tot verzwaring-van straf.

§ 99. De poging tot desertie in tijd van oorlog uit eene in de nabijheid des vijands gelegene vesting of uit het leger, mits door uiterlijke, daden of bedrijven aan den dag gelegd (**), wordt, hetzij dezelve al of niet met verzwarende omstandigheden als C. w 119. hierboven zijn aangegeven gepaard gaat, in een officier gestraft met den dood met den kogel, met militaire gevangenis van een tot vijftien jaren of met' cassatie met of zonder ontzetting, in een onderofficier of mindere met militaire gevangenis van vier tot vijftien jaren, een en ander naarmate de omstandigheden.

(*) Zie § 94.

(**) Zie § 62.

— 40 —

§ 100. Het verleiden tot desertie door een militair, het willens en wetens verbergen van een deserteur, het begunstigen van de desertie of onttrekken van den deserteur aan de nasporingen en vervolgingen tegen hem ingericht, gepleegd dooi- een mititair of ander tot liet leger of deszelfs gevolg behoorend persoon wordt, .124.215. in tijd van oorlog en wanneer de desertie geschiedt, moet

ge-schieden of geschied is uit het veldleger of uit eene vesting in de nabijheid des vijands zonder dat die gepaard gaat met overgang naar den vijand, gestraft met dezelfde stoffen welke tegen dus-danige deserteurs zijn bedreigd, c. q. met inachtneming der ver-zwarende omstandigheden.

Op niet aan den militairen rechtsdwang onderworpenen, die zich schuldig maken aan verleiding van militairen tot desertie, desbewust hun behulpzaam zijn in het plegen van desertie, desertie begunstigen of desbewust de middelen daartoe verschaffen, deserteurs willens E. 42. en wetens verbergen of huisvesten, het overgaan van militairen I. 45. van het eene in het andere korps onder vreemde of verdichte namen of op andere bedriegelijke wijze bevorderen, zijn in oorlogs-tijd, mits de desertie niet geschiedt met het bepaalde doel om de deserteurs in dienst eener vreemde natie te doen overgaan, dezelfde, bepalingen toepasselijk als in tijd van vrede (*).

§ 101. Indien af spiaak of complot gemaakt is tot desertie uit het leger of uit eene vesting in de nabijheid des vijands, zonder dat dit gepaard gaat met afspraak of complot tot desertie naar 129.130.den vijand, wordt, indien de afspraak is gemaakt tusschen twee militairen, tegen lien bedreigd, indien de desertie gevolgd is, mili-taire gevangenis van een tot vier jaren en, als de desertie niet gevolgd is, militaire gevangenis van een tot twee jaren.

Is de desertie niet gevolgd, dan bestaat tegen de bedreigde straf geen bezwaar, doch op de enkele volbrachte desertie is eene straf gesteld van militaire gevangenis van een tot tien jaren, (**) terwijl door bovenstaande strafbepaling de desertie, gepleegd onder verzwarende omstandigheden, lichter gestraft zou worden; de toe-passing dezer bepaling zal dus zelden plaats hebben doch in den regel cle straf voor enkele desertie worden opgelegd.

Heeft de afspraak of het complot tot de hierbedoelde desertie plaats tusschen meer dan twee personen, dan wordt het hoofd van 126.(27. het complot of van de afspraak met den dood met den kogel en

de overigen met militaire gevangenis van een tot tien jaren gestraft, (*) Zie § 89.

(**) Zie § 94.

— 41 —

indien de desertie gevolgd is, en, is deze niet gevolgd, dan hel hoofd van het complot of van de afspraak eveneens met den dood met den kogel, doch de overigen slechts met militaire gevangenis van een tot zes jaren.

Een officier echter, die deel heeft genomen aan een complot C. W. 128. of afspraak tot deze desertie, wordt steeds met den dood met den kogel gestraft, onverschillig of de desertie al dan niet is gevolgd en of hij hoofd dan wel eenvoudig deelhebber is geweest.

Indien het hoofd van het complot niet bekend is, wordt voor zoodanig gehouden en als hoofd daarvan gestraft de hoogste in C. W. 115.131. rang of graad, die aan het complot of de afspraak heeft deelge-nomen, en, bij gelijkheid van rang of graad, de oudste in dienst-jaren in dien rang of graad.

In de betrekkelijke wetsartikelen wordt ook gesproken van niet-militaire personen tot het leger of deszelfs gevolg behoorende.

C. W. 115.126. die zich aan deze misdrijven zouden schuldig maken; door derge-129.131. lijke personen kan echter geene desertie worden gepleegd en dus evenmin strafbaar complot of afspraak daartoe worden gemaakt.

zoodat te hunnen opzichte de bepalingen een doode letter zijn.

§ 102. De medeplichtige aan een complot of afspraak tot de hier behandelde desertie, die daarvan aan de bevoegde autoriteit kennis geeft voor en aleer die op eenigerlei wijze is ontdekt, zal, evenals ten opzichte van de desertie in tijd van vrede is C. W. 171. gemeld, naarmate van de omstandigheden met eene zoodanige

mindere dan de bedreigde straffen gestraft mogen worden als de rechter zal oorbaar achten en zelfs van straf worden vrijgesteld, inzonderheid zoo een of meer der andere medeplichtigen in handen der justitie geraken en van het misdrijf overtuigd worden.

§ 103. Met behulp van art. 17 C. W. zullen ook op hen die in tijd van oorlog van eene voorgenomene of volbrachte desertie uit het leger of uit eene vesting in de nabijheid des vijands geen kennis geven of de plaats waar een dergelijk deserteur zich op-houdt niet aangeven, de straffen worden toegepast welke ingeval C W. 164.165. van desertie in tijd van vrede daartegen zijn bedreigd en alzoo

een officier, die zich daaraan schuldig maakt, worden gestraft met militaire gevangenis van een tot tien jaren of met cassatie met of zonder ontzetting, een onderofficier of korporaal met militaire detentie van twee maanden tot een jaar en een soldaat of daar-mede gelijk gestelde met militaire detentie van een dag tot acht maanden.

§ 104. Een onderofficier of minder militair, die in tijd van oorlog zonder behoorlijk paspoort of ontslag bekomen te hebben

42

zich bij een ander korps of bij de zeemacht engageert, wordt 106. voor deserteur gehouden en gestraft met militaire gevangenis van een tot drie jaren en, ten tweede of meerdere malen dit misdrijf plegende, met militaire gevangenis van een tot zes jaren.

Hetgeen over het plegen van dit misdrijf in tijd van vrede is gezegd, is overigens ook hier van toepassing. (*)

(*) Zie § 90.

Verzet. O n g e h o o r z a a m h e i d .

Wederspannigheid of rebellie. Wanneer eene vereeni-ging van personen gewapend wordt genoemd. Misdrijven begaan ter gelegenheid van rebellie. Opruiing tot weder-spannigheid. Muiterij of verzet van passagiers op een koopvaardij'schip. Wederspannigheid door gevangenen.

Feitelijken wederstand tegen spoorwegpersoneel. Verleenen van geivapenden militairen bijstand. Gemeen overleg tot handelingen in strijd met algemeene verordeningen. Wei-gering om recht te spreken. Feitelijk verzet tegen het maken van publieke werken. Politie-over treding en verband houdende met verzet en ongehoorzaamheid. Verzet of ongehoorzaamheid door militairen tegen hunne superieuren of aan de door deze gegevene bevelen. Ondergeschiktheid.

Dienshveigering. Onderscheiding in individueele en col-lectieve vergrijpen tegen de subordinatie. Samenrotting.

Oproer, muiterij, algemeene opstand. Niet-mededeeling betreffende te voren beraamde samenscholing of oproer.

Openbaring van eene muiterij, samenzwering of samen-spanning. Onderscheid tusschen oproer en samenrotting.

Pardon of genaderoepen bij executie van doodvonnissen.

§ 105. Wederspannigheid of rebellie is elke gewelddadige en feitelijke wederstand tegen de bedienende beambten van de open-bare macht, degenen die over de invordering der schattingen en S. E. 143. opbrengsten gesteld zijn, hunne deurwaarders, degenen die over S. I. 145. de inkomende en uitgaande rechten gesteld zijn, de gerechtelijke bewaarders, de ambtenaren en ondergeschikte beambten en bedien-den van de administratieve of rechterlijke politie handelende ter uitvoering van algemeene verordeningen, van bevelen of bevel-schriften van het openbaar gezag, van rechterlijke bevelen of vonnissen.

§ 106. Als daden van wederspannigheid worden bv. aange-merkt: het bij arrestatie trekken van een kapmes en daarmede slaan naar een agent dei' openbare macht zonder dezen te treffen;

het bij arrestatie uit den zak halen van een schaar en daarmede

__ 44 —

steken naar een agent der openbare macht, waardoor diens jas werd gescheurd; het zich losrukken uit de handen der agenten van de openbare macht door welke men gearresteerd is; het maken van eene beweging met een geweer, waarmede men gewapend is.

als wilde men dengene, die hem wil arresteeren, met de kolf daar-van stooten; het bevrijden daar-van zijn banden daar-van een dooi-de politie gearresteerde; het zich verzetten tegen de arrestatie van een ander door de politie door een politieagent bij den arm te trekken tot diens jas scheurde en dezen een slag op den arm te geven, enz.

Verdere daden van geweld, welke onder rebellie worden gere-kend zijn het aanleggen van een geweer, het werpen met steenen, duwen, stooten, stompen, trappen en dergelijke, wanneer die han-delingen strekken om zich tegen de openbare ambtenaren in de uitoefening hunner functie te verzetten.

§ 107. Wordt de wederspannigheid gepleegd door meer dan S. E. 144. twintig gewapende personen dan wordende schuldigen gestraft met S. I. 146. tuchthuisstraf — dwangarbeid in den ketting — van vijf tot twintig

jaren en, zoo dezelve gepleegd wordt door meer dan twintig ongewapenden, met tuchthuisstraf — dwangarbeid in den ketting — van vijf tot tien jaren.

§ 108. Wederspannigheid gepleegd door eene gewapende bende S. E. 145. v a n (jrie tot en met twintig personen wordt gestraft met

tucht-S. I. 147. luüsstraf — dwangarbeid in den ketting —van vijf tot tien jaren en, is de vereeniging ongewapend, met gevangenisstraf— dwangarbeid buiten den ketting — van zes maanden tot twee jaren.

§ 109. Wordt, eindelijk de wederspannigheid gepleegd door een S. E. 146. 0f twee gewapende personen dan is de straf gevangenisstraf' — S. I. 148. dwangarbeid buiten den ketting — van zes maanden tot twee jaren en, gepleegd door een of twee ongewapende personen, gevangenis-straf — dwangarbeid buiten den ketting — van zes dagen tot zes maanden.

§ 110. Waai' in de voorgaande gevallen geen zwaardere straf is bedreigd dan gevangenis — dwangarbeid buiten den ketting — kun-S. E. 152. n e n cie schuldigen bovendien gestraft worden met geldboete van

s '• '54- acht tot honderd gulden.

§ 111. Tegen wederspannigen, die aan eene bende hebben deelgenomen zonder daarin eenige betrekking uit te oefenen of eenig bevel daarin te voeren, welke zich op de eerste aanmaning

• • van het openbaar gezag daaraan onttrekken of zelfs later, wanneer S. I. 64.149. zij })n[fm (|e pia ats w a a r de wederspannigheid gepleegd is worden

gevat zonder nieuwen wederstand en ongewapend, wordt geen straf uitgesproken ter zake van het deelnemen aan de bende.

— 45 —

§ 112. Eerie vereeniging van personen tot liet plegen van misdrijf wordt gerekend gewapend te zijn, wanneer meer dan twee S. E. 148.149. der vereenigde personen zichtbare wapenen (*) dragen.

S. I. 150.151. Degenen die, voorzien van verborgene wapenen, deelnemen aan eene bende of vereeniging die voor ongewapend wordt gehouden, worden persoonlijk gestraft alsof zij hadden deelgenomen aan eene gewapende bende.

§ 113. De daders van misdrijven, begaan gedurende of ter ge-S. E. 150. legenheid van de wederspannigheid, worden met de tegen die

S. I. 152. misdrijven bedreigde straffen gestraft, indien die zwaarder zijn dan die tegen rebellie bedreigd.

§ 114. Zij die door aanspraken, in het openbaar ten aanhoore 8. E. 25 ad4. van eene verzameling van personen gehouden, of door ongedrukte 151.209. geschriften, in het openbaar aangeplakt, verkocht of verspreid, tot S. I. 28 ad 4. wederspannigheid opruien worden, wanneer dezelve niet is

ge-153.210. volgd, gestraft met gevangenistraf — dwangarbeid buiten den ketting — van zes dagen tot een jaar en, als dezelve wel gevolgd is, als medeplichtigen daaraan gestraft.

§ 115. Muiteij of verzet van passagiers tegen den gezagvoerder S E 153 v a n e e u koopvaardijschep wordt als wederspannigheid aangemerkt;

S I 155 ( l e gezagvoerder wordt te hunnen opzichte beschouwd als een ambtenaar werkzaam ter uitvoering van algemeene verordeningen.

§ 116. Als vereenigingen van wederspannigen worden o. a.

gestraft gewapende of ongewapende vereenigingen van verdachte, S. E. 154. beklaagde of veroordeelde gevangenen, wanneer zij vergezeld gaan S. I. 156. van gewelddadigheden of bedreigingen tegen het administratief

gezag, de ambtenaren en ondergeschikte beambten en bedienden der politie of de openbare macht.

stbi. 1893 NO. § 117. Feitelijke wederstand tegen eenig personeel der spoor-stm. 11)95 NÓ. wegen in de uitoefening hunner bediening gepleegd wordt gestraft

stt>i.l902 NO. alsof dezelve gepleegd was tegen ambteraren.

§ 118. Een bevelhebber, officier of onderofficier der openbare macht, die weigert, in voldoening aan eene wettige opvordering S. E. 167. van het burgerlijk gezag, de onder zijn bevel staande macht te S. I. 168. doen handelen, kan gestraft worden met gevangenisstraf — ten

arbeid stelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon

— van een tot drie maanden.

G D 11.71108. Omtrent het verleeneu van gewapenden militairen bijstand zij A 0. 1832 aangeteekend dat geen geweld gebruikt wordt dan op verzoek van No 5 § 2 de hoogste aanwezige burgerlijke autoriteit, en verder dat de

commandant eener wacht gehouden is in dringende gevallen zonder (*; Zie § 13.

— 4ß —

last van zijn superieuren bijstand te verleeneri aan ambtenaren van de politie, indien dit geschieden kan zonder te kort te doen aan zijne verplichtingen ten opzichte van zijn post, en dat ook de commandant eener patrouille in dringende gevallen verplicht is op aanvrage hulp te verleenen aan ambtenaren van de politie, zonder daartoe order zijner superieuren te moeten afwachten.

§ 119. De schuldigen aan gemeen overleg tot handelingen in strijd met algemeene verordeningen beraamd, hetzij door veree-nigingen van personen of lichamen aan wie eenig gedeelte van S. E. 72. het openbaar gezag is toevertrouwd, hetzij door afgevaardigden of S. I. 80. onderlinge verstandhouding, worden gestraft met gevangenisstraf

— dwangarbeid buiten den ketting — van twee tot zes maanden en c. q. ontzetting van de waarneming van alle openbare bedieningen of ambten voor den tijd van ten hoogste tien jaren.

§ 120. Zijn door een der middelen vorengenoemd maatregelen beraamd tegen de uitvoering van algemeene verordeningen of bevelen der regeering dan worden de schuldigen gestraft met verbanning -dwangarbeid buiten den ketting van twee tot vijf jaren - ook indien S. E. 73. dit gemeen overleg heeft plaats gehad tusschen de burgerlijke

auto-S. I. 81. riteit en de militaire macht of hare aanvoerders, doch alsdan worden de hoofdleiders of zij die ertoe aangezet hebben gestraft met tucht-huisstraf — dwangarbeid in den ketting —van vijf tot vijftien jaren.

§ 121. De openbare ambtenaren die in gemeen overleg beslui-ten hun ontslag te vragen worden, wanneer schorsing of stremming der rechtsbedeeling of van eenigen anderen openbaren dienst S. E. 20.75. daarvan het doel of gevolg is geweest, gestraft met

gevangenis-S. I. 22.83. straf — dwangarbeid buiten den ketting — van een tot drie jaren, met of zonder geldboete en ontzetting der in het gemeene straf-wetboek vermelde rechten en bevoegdheden.

§ 122. Elk rechter of rechterlijk college dat, onder welk voorwendsel ook, zelfs van dat van onvolledigheid, duisterheid of stilzwijgen der wettelijke verordeningen, weigert recht te spreken A. B. W. 22. na daartoe gedane vordering en waarschuwing of aanmaning van S. E. 125. zijn hoogere in rang, kan deswege worden vervolgd en gestraft

S. I. 132. met geldboete van honderd tot tweehonderd en vijftig gulden en ontzetting van de waarneming van alle openbare bedieningen of ambten voor ten minste vijf en ten hoogste twintig jaren.

§ 123. Feitelijk verzet tegen het maken van werken, die op S. E. 359. gezag der regeering worden aangelegd, wordt gestraft met

gevan-S. I. 361. genistraf — dwangarbeid buiten den ketting — van drie maanden tot twee jaren en geldboete van ten minste acht gulden en van ten hoogste een vierde der toegebrachte schade.

— 47 —

S. E. 25 ad I Zij die door gaven, beloften, bedreigingen, misbruik van macht, en 4.359. listen, schuldige kunstenarijen of dooi' aanspraken m liet open-S. I. 28 ad I baai- of door openbaar gemaakte ongedrukte geschriften tot het

en 4.361. plegen van het liierbedoelde misdrijf aanleiding geven, ondergaan het maximum der bedreigde straf.

§ 124. Bij de politiestrafreglementen zijn nog eenige feiten A. 0. 1862 van verzet of ongehoorzaamheid strafbaar gesteld, welke dus in

No. 70. den militair disciplinair strafbaar zijn.

Hiertoe behooren o. a. :

P. S. E. 4adl. Het weigeren van hulp bij rampen, rooverijen, moord, plun-P. S. I 2 ad 1. dering, betrapping op heeterdaad van een misdadiger, enz. door

degenen die door het bevoegde gezag daartoe zijn uitgenoodigd.

P.S. E 4 ad 2. Het niet opvolgen van de bevelen der politie bij feesten, P.S. 1.2 ad 2. optochten, enz.

P. S E. 3 ad jjet belemmeren van de vrije passage op openbare wegen, in P.S.|4|ad4.5.liviere" o f maarten.

Het zonder schriftelijke vergunning van het bestuur bijeenroe-pen van personen tot het houden eener vergadering' of het

Het zonder schriftelijke vergunning van het bestuur bijeenroe-pen van personen tot het houden eener vergadering' of het

In document * * MISDRIJVEN EN OVERTREDINGEN * * (pagina 54-78)