• No results found

Scenario denken: causaal redeneren, vergelijken, afwegen, beslissen

voorbeeld de bankencrisis

2.6.10 Scenario denken: causaal redeneren, vergelijken, afwegen, beslissen

In elk leerboek wordt de links rechtsdimensie besproken; soms in een tweedimensionaal model, zodat loodrecht in het midden op de links rechts dimensie de vraag van vrijheid versus dwang wordt gezet. Er ontstaat dan een assenkruis. Op de X-as komt dan de vraag naar de (on)gelijkheid in de verdeling van welvaart te staan: het klassieke strijdpunt tussen Links en rechts: op de Y-as staat boven aan vrijheid; onderaan dwang. Zo ontstaan er vier kwadranten. Die vier kwadranten kunnen niet alleen gebruikt worden om leerlingen politieke partijen te leren plaatsen binnen de verschillende waarden dilemma’s. Je kan die assenstelsels ook gebruiken om leerlingen te laten doordenken of voorspellen hoe de Nederlandse samenleving zich zou ontwikkelen als er een coalitie aan de macht zou zijn (bijvoorbeeld voor een periode van 8 jaar) die binnen 1 van de vier kwadranten past. Dat kan vergeleken worden met de effecten van beleid van een andere coalitie. Door leerlingen zo zelf te laten werken en zelf laten construeren met de kennis van de stromingen en partijen ontstaat waarschijnlijk een diepgaander manier van leren.

Door politieke partijprogramma’s goed te bestuderen, zouden consequenties van bepaalde beleidskeuzen op langere termijn moeten worden ‘‘voorspeld’’. Neem een onderdeeltje uit zo’n scenario. Stel: er komt een regering van VVD met PVV. En stel dat die minimumstraffen in willen voeren en stel dat die gevangenissen willen privatiseren dan kunnen leerlingen bijvoorbeeld aan de hand van een hoofdstuk uit het boek van Max Westerman over het gevangeniswezen in de VS proberen te doordenken wat de gevolgen zouden kunnen zijn van het uitvoeren van dergelijke wetgeving in Nederland. Leerlingen zouden een scenario kunnen uitwerken en aangeven hoe Nederland verandert op het gebied

van ongelijkheid, cohesie, identiteit. Zo kunnen ook de langere termijn effecten van maatregelen op het gebied van sociale zekerheid worden doordacht en voorspeld, of van maatregelen op het gebied van gezondheidszorg, of onderwijs. Steeds zouden voor en nadelen; bedoelde en onbedoelde effecten moeten worden beschreven, zodat de dilemma’s bij het invoeren van bepaalde wetgeving goed tot hun recht komen. Docenten zouden voldoende bronnen op diverse beleidsterreinen voor leerlingen ter beschikking moeten hebben om leerlingen niet alleen uit de duim te laten voorspellen: het gaat erom om op grond van kennis/informatie leerlingen zinvolle voorspellingen te laten doen.

Wat is nu de meerwaarde van zo’n opdracht:

Leerlingen leren grondiger causaal redeneren met de visies van politieke partijen. Door middel van een scenario worden de consequenties van visies en van voorgestelde beleidsmaatregelen onderzocht, doordacht, voorspeld en vergeleken!

Leerlingen leren met bepaalde relevante categorieën of

classificaties te werken: op welke relevante terreinen gaan we de

effecten van beleidsmaatregelen onderzoeken? (causaal

redeneren).

 Dat kunnen de kernconcepten van het nieuwe maatschappij- wetenschappen programma zijn. Die zijn immers ontleend aan de grondvragen uit de sociologie.

 De problemen die elke samenleving op de een of andere manier oplost: het vraagstuk van de gelijkheid6, het vraagstuk van de cohesie/orde in de samenleving, het vraagstuk van identiteit (bijvoorbeeld effecten van maatregelen m.b.t. het integratievraagstuk) en het vraagstuk van verandering (welke coalitie pakt hervormingen aan).

 Maar omdat het vraagstuk van gelijkheid het vraagstuk van identiteit en vrijheid overlapt kan wellicht worden volstaan met drie hoofdvragen (ontleend aan begrip ideologie): 1) de mate van (on)gelijkheid in de welvaartsverdeling; 2) de vrijheid in privéleven 3) de verdeling van macht/de mate van regulering door de overheid op de eerste twee terreinen. Kortom, de mate van regulering door de overheid ten aanzien       

 

6 Dit vraagstuk kan weer worden onderverdeeld in bijvoorbeeld in de mate van (on)gelijkheid op het gebied van de welvaartsverdeling, maar ook op het gebied van gelijke rechten en tolerantie voor diverse groepen in de samenleving, Grondwetsartikel 1.

van welvaartsverdeling en economische ordening enerzijds, en anderzijds de rol van de overheid met betrekking tot waardendilemma's als abortus, euthanasie, etc en de

regulering van gedrag van burgers gedrag in het publieke en het privé domein anderzijds.

 Op elk van de afzonderlijke punten kan de vraag worden gesteld naar de mate waarin partijen/stromingen in staat zijn verandering te incorporeren (pakken ze de nodige hervormingen aan.... of schuiven ze het vooruit).

De scenario’s worden vergeleken. Wat zijn de gewenste en ongewenste gevolgen van de voorgestelde beleidsmaatregelen? Om dat systematisch te doen moeten we goed kijken welke categorieën het meest relevant en geschikt zijn (classificeren: zie hierboven).

Daardoor zijn leerlingen in staat een betere afweging (evalueren) te maken voor een bepaalde politieke partij of politieke richting. Kortom in een scenario-opdracht moeten leerlingen met bestaande kennis een nieuw perspectief creëren; een voorspelling doen (het hoogste niveau van leren in de nieuwe taxonomie van Anderson e.a.); daarvoor moeten leerlingen causale verbanden kunnen leggen, op grond van adequaat gekozen categorieën (leren classificeren), ze moeten overeenkomsten en verschillen kunnen bepalen (vergelijken), ze moeten een adequate afweging kunnen maken: kunnen analyseren welk scenario het meeste van de eigen gekozen waarden realiseert.

Als we de opdracht zo kunnen construeren dat we leerlingen duidelijk kunnen maken en kunnen laten ervaren (door onderhandelen bijvoorbeeld) dat de standpunten van 1 partij (de verkiezingsbeloften) nooit geheel gerealiseerd kunnen worden (omdat partijen moeten samenwerken), maar ook doordat omgevingsfactoren dwingen bepaalde maatregelen te nemen (verdragen zoals binnen de EU, maar ook economische omstandigheden/globalisering, etc.). Dan bestaat er kans dat het inzicht in politieke besluitvormingsprocessen wordt verdiept, dat kennis over de voorstellen van politieke partijen veel meer is doorgrond en op effecten is doordacht. Leerlingen zullen in staat zijn met meer kennis van zaken zelf een afweging te (leren) maken; de lessen dragen zo bij aan het ontwikkelen van meer realistische verwachtingen van politiek. Andere voorbeelden van opdrachten waarbij leerlingen op het niveau van creëren aan de slag moeten: een probleem leren oplossen (bijvoorbeeld theorieën over het ontstaan van criminaliteit toepassen), een hypothese leren opstellen, een advies uitbrengen of een beleidsplan schrijven.

2.7 Redeneren met data: lezen van tabellen, leren interpreteren en