• No results found

Politieke geletterdheid

In document Kritisch denken over politieke problemen (pagina 99-103)

3 Meedoen alleen is niet genoeg

3.8 Politieke geletterdheid

Bij politieke geletterdheid gaat het om zaken als het nieuws kunnen volgen en duiden, hoe maatschappelijke problemen geduid kunnen worden, het kunnen plaatsen in een breder (politiek) debat en kunnen verbinden met achtergrond, ideologie en definitiemacht. Dit kunnen kaderen is een voorwaarde voor een actieve bijdrage aan de democratie. Het is ook voorwaardelijk voor actief en bewust gekozen burgerschap. Evelien Tonkens heeft het in het Trouw artikel over ‘glijbanen voor participatie’ zodat leerlingen langzaam en onbewust in een rol van participatie terechtkomen. Ik kan me dat idee vanuit burgerschapsvorming voorstellen. Goed voorbeeld doet tenslotte goed volgen en door mee te doen en te imiteren (bijvoorbeeld net als bij kunstonderwijs) breng je jongeren op ideeën waar ze uit zichzelf nooit op zouden komen. Met passief er alleen maar over praten creëer je nog geen activiteit. Maar: als er dan ook maar een vak als maatschappijleer bestaat, waardoor er ook een beetje benul is wáár ze in terecht zijn gekomen.

Woods (2006)25 noemt dit onderscheid het verschil tussen doing good en political good. In mijn ogen zouden allerlei activiteiten in het kader van een maatschappelijke stage als helpen in bejaardenhuis, of een estafette voor een goed horen bij de ‘doing good’. Pas als er ook over wordt nagedacht (gekaderd) over wat het voorstelt wat gedaan is in maatschappelijke en politieke zin, zou er sprake zijn van ‘political good’. Misschien kunnen ze dus wel niet zonder elkaar omdat eenzijdigheid leidt tot of blind activisme of tot verbalisme (prachtige debatten en betogen, zonder te ervaren hoe de maatschappij werkt). Maatschappijleer kan het kader bieden en de hele school zal via burgerschapsvorming een aanbod creëren in de zin van ‘en nu de maatschappij in’.

En gaat het om een bewuste, in de zin van weloverwogen, welingelichte, goed beargumenteerde keuze dan speelt maatschappijleer een rol bij burgerschapsvorming in de voorwaardelijke sfeer. Wat mij betreft mag hier een oud maatschappijleer begrip weer afgestoft worden. Naast actief burgerschap gaat het bij burgerschapsonderwijs ook om ‘bewust burgerschap’. Aan begrippen als kritisch en bewust kleven natuurlijk al die debatten uit het verleden, maar juist bij maatschappijleer moet niet alleen in termen van conformeren, maar ook in termen van dissidentie gedacht worden.26 Wat mij betreft mag maatschappijleer conformisme vragen als het gaat om hoe meningsverschillen worden beslecht, en dat in een democratie de (universele) rechten van de alle burgers gerespecteerd worden en dat de principes van een democratische rechtspraak net zo belangrijk zijn als het de denken voor principes als rechtvaardigheid. Maar tot tegendraadsheid uitdagen als het gaat om de inhoud van standpunten, als het gaat om bedenken van alternatieven en hoe het beter geregeld kan worden dan hoe we het nu doen in de samenleving. Leerlingen moeten zich conformeren aan de spelregels van de voetbalwedstrijd, maar worden aangemoedigd een eigen tactiek te ontwikkelen.

Bewust burgerschap helpt om te weten waar je in participeert, wat het betekent als je je als burger op een bepaalde manier gedraagt (stemt of niet stemt). Dat wordt van burgers gevraagd in onze samenleving. De burger wordt verantwoordelijk gesteld en moet dus ook het ‘ver- antwoorden’ beheersen. Met een ‘dat vind ik nu eenmaal’ kan hij als burger niet meer echt meedoen.

        

25

auteur van Engelse curriculum 26

Bij deze begrippen en de lijn van denken refereer ik aan publicaties van Hans van der Heijden in Maatschappij & Politiek.

Daarnaast heeft Maatschappijleer nog een belangrijke andere meerwaarde voor de democratie. Burgers die stemmen en iets vinden van wat er gebeurt in de maatschappij, zonder enig benul van wat er speelt of verstand van zaken ondermijnen de kwaliteit en daarmee de legitimatie van de democratie. Zonder bewust burgerschap geen volwaardige democratie.

We moeten meer investeren in de voorwaarden en dus de kwaliteit van het meedoen. Evelien Tonkens pleit om van burgerschapsvorming een schoolvak te maken, maar het zou beter te zijn het vak dat werkt aan de voorwaarden voor bewust burgerschap een grotere rol toe kennen in het hele onderwijs. Zoals geletterdheid een voorwaarde is voor bewust en actief meedoen in het onderwijs, is politieke geletterdheid een voorwaarde voor bewust en actief burgerschap.

Over de auteur

Broer van der Hoek is filosoof en neerlandicus en werkzaam als hoofddocent aan de opleiding Maatschappijleer van de Hogeschool van Amsterdam.

LITERATUUR

Bron J., Veugelers W. & Van Vliet E. (2009). Leerplanverkenning actief burgerschap. Handreiking voor schoolontwikkeling. Enschede: SLO.

Heater, D. (1990) Citizenschip. The Civic ideal in World History, Politics and Education. Harlow.

Hellemans, M. (1982), Pedagogische verantwoordelijkheid. In B. Spiecker e.a. Theoretische Pedagogiek (p. 134-150). Meppel: Boom. Inspectie van het onderwijs (2008). Onderwijsverslag 2006-2007, p. 219-

231.Den Haag.

Lamberts, H. (1981). Maatschappijleer en onderwijsvernieuwing. Sociale Vorming 10 (5), 128-130

Lamberts, H. (1988). Met maatschappijleer gaat het goed, met de politiek minder. Politieke en Sociale Vorming 19 (2), 4-8.

Langeveld, W. (1975). Vorming tot participatie. Groningen: H.D. Tjeenk Willink.

Olgers T., van Otterdijk R., Ruijs G., de Kievid J. en Meijs L. (2010).

Handboek Vakdidactiek Maatschappijleer. Amsterdam: Landelijk Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken – Instituut voor Publiek en Politiek.

Olgers T., (2009). Essenties van Maatschappijleer, In C. van Boxtel (Red.), Vakintegratie in de Mens- en Maatschappijvakken. Theorie en praktijk (p. 134-145). Amsterdam: Landelijk Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken.

Rengelink J.W., Mug I. (samenstelling) (z.j.1951). Burgerschap en burgerzin. Amsterdam: Mubro.

Schuitema J.A., Van Boxtel C.A.M., Veugelers W.M.M.H. & Ten Dam G.T.M. (2011). The quality of student dialogue in citizenship education.

European Journal of Psychology of Education, 26 (1), 85-107. Schuitema J.A. (2008). Talking about Values. A dialogic approach to

citizenship education as an integral part of history classes. Proefschrift Universiteit van Amsterdam. Volledige publicatie op www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOA_7CNBT9

Ten Dam G., Volman, M. (2003), A life jacket or an art of living Inequality

in social competence education. Curriculum Inquiry, 33 (2), 117-

137.

Tonkens E., (2012). ‘Burgerschap is belangrijk, maak er een schoolvak van’, Trouw 5 juli 2012.

Van der Hoek K.B. e.a (2012). Burgerschapsvorming en de maatschappijvakken. Amsterdam: Landelijk Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken.

Van der Hoek K.B. (2010). Burgerschapsleer en maatschappijkunde,

Amsterdam: Landelijk Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken.

www.expertisecentrum-maatschappijleer.nl/index.php?PgNr=3 Van Kemenade J. (1996). Compenseren. Vernieuwing van Opvoeding en

Onderwijs, (58), 7-8.

Vernieuwing van opvoeding en samenleving tijdschrift van de Werkgemeenschap voor Vernieuwing van Opvoeding en Onderwijs (WVO) In 1973 kreeg het een andere naam: Vernieuwing van opvoeding onderwijs en maatschappij. In 2007 stopte het tijdschrift.

Vis, J.C.P.M (2007). Maatschappijleer en haar integratie in het voortgezet onderwijs. De ontwikkeling van manusje-van-alles naar arrivé. Groningen: Van Gorcum.

Wood J. (2006). Defining active citizenship in English secondary schools. Reflecting Education.

Zonneveld L. (1972). Maatschappijleer als preventief politiewerk.

Vernieuwing van opvoeding en samenleving, (34), 166-175. Dit artikel verscheen ook in Jeugdwerk Nu, in De school in het kapitalisme (Amsterdam: Van Gennep, 1974) en in iets andere vorm in De Groene Amsterdammer.

4 Essenties maatschappijleer

In document Kritisch denken over politieke problemen (pagina 99-103)