• No results found

Oorzaak gevolg, correlaties en waardendilemma’s

2 Denkgereedschap voor Maatschappij leer

SCHOOLEXAMENS STEEDS MAKKELIJKER

2.6 Denkstappen van maatschappijleer/maatschappij wetenschappen

2.6.6 Oorzaak gevolg, correlaties en waardendilemma’s

In elk domein van maatschappijleer komen theorieën aan de orde over het ontstaan van het betreffende probleem: over het ontstaan van criminaliteit bijvoorbeeld of over de invloed van media. De overeenkomst in al die theorieën en hypothesen en visies laten we weg en dat is jammer. Namelijk alle theorieën stellen een probleem en kiezen een of meer oorzaken voor dat probleem en wellicht denken ze in oplossingen voor dat probleem: er is altijd sprake van variabelen die causaal samenhangen of correleren. Beleidsvoorstellen zijn op eenzelfde manier te ontleden: men constateert een probleem, daarvoor ziet men bepaalde oorzaken, het probleem kan worden opgelost door oorzaken weg te nemen en als dat niet kan door ongewenste gevolgen te bestrijden. Politieke visies zitten op eenzelfde manier in elkaar. Ook frames of referentiekaders waarmee naar een probleem wordt gekeken zijn te ontleden in een probleemdefinitie, in een probleemdiagnose (oorzaken- gevolgen/samenhang) in een moreel oordeel, in gevoelens, in ideeën over oplossingen.5

Ik pleit hier (zie ook het Handboek Vakdidactiek Maatschappijleer) voor het expliciteren van deze redeneringen in de eindtermen en de leerstof.       

  5

 Ik verwijs hierbij naar twee lessenreeksen die door studenten zijn gemaakt. Aisha Fadel maakt in 2009 een mooi ontwerp waarin 5 verschillende frames over het Midden Oostenconflict werden ontleed. Judith Jacobs ontwierp een les om de verschillende theorieën over criminaliteit te leren ontleden in probleem: visie op de  oorzaken van het probleem; oplossingen en politieke stromingen die zich met bepaalde oplossingen verwant voelen. Zie www.expertisecentrum-

Door leerlingen deze redeneringen systematisch te tonen en met hen te oefenen ontstaat er een soort grammatica voor maatschappijleer: een manier van redeneren, en een manier om allerlei maatschappelijke vraagstukken, verschillende standpunten en theorieën te kunnen analyseren en te ontleden.

In het nieuwe Maatschappijwetenschappen programma leren de leerlingen dat het kostwinnersgezin plaats maakte voor een onderhandelings- huishouding. Er worden in de syllabus oorzaken genoemd. Dat is nog beschrijvend. De kern van de verandering (en dat is een hoofd/kernconcept) is dat afhankelijkheidsrelaties tussen mannen en vrouwen en kinderen zo verschuiven als gevolg van bepaalde maatschappelijke veranderingen, dat er meer ‘’gelijke’’ verhoudingen ontstaan waardoor er meer onderhandeld moet gaan worden. Zonder de schakel van verandering (van omgevingsfactoren) met als gevolg toenemende interdependentie (tussen ouders en kinderen)is het lastig te begrijpen waarom een onderhandelingshuishouding ontstaat. Bindingen veranderen (economische bindingen, cognitieve, en ideologische bindingen) als gevolg van verschillende ontwikkelingen (stijgend opleidingsniveau, toenemende bestaanszekerheid, technische ontwikkelingen waardoor de horizon wordt verlegd - auto, TV etc. -) en dat verandert de afhankelijkheidsrelaties in gezinnen. We moeten oppassen dat we leerlingen niet alleen een rijtje omstandigheden leren reproduceren die tot een onderhandelingshuishouding hebben geleid. Het gaat om een complex van denkstappen: het kunnen benoemen van overeenkomsten en verschillen (= vergelijken) van bevels- onderhandelingshuishoudens ten aanzien van relevante kenmerken (categoriseren= het kunnen vinden van relevante categorieën: en het kunnen indelen/onderbrengen/herkennen zelf) en daarbij inductie/deductie: het kunnen switchen van algemeen naar concreet en omgekeerd. Daarbij moeten oorzaken/factoren worden begrepen en kunnen worden benoemd die hebben geleid tot de verandering van de machtsbalans/ afhankelijkheidsrelaties in gezinnen. Als leerlingen deze conceptuele kennis en vaardigheden ook kunnen toepassen op andere terreinen in de samenleving waar de interdependentie is toegenomen (in het onderwijs of de gezondheidszorg bijvoorbeeld maar ook op macro niveau bijvoorbeeld tussen landen) dan ontstaat er leren op een hoog niveau. Conflictoplossing is op allerlei niveaus meer een kwestie van onderhandelen geworden, maar culturen verschillen daarin weer.

Wanneer we een waardendilemma bestuderen en proberen te ontrafelen, maken we vergelijkbare denkstappen. De kwestie van de studie financiering kan dat verduidelijken. Er bestond bijvoorbeeld op enig moment overeenstemming over het feit dat er te weinig kinderen uit de onderste lagen van de bevolking doorstudeerden (probleem). Er was ook

nog consensus over het idee om te streven naar meer gelijkheid/gelijke kansen in het onderwijs (gewenste situatie), dan gaat de voorkeur vaak uit naar een beurs/leenstelsel in de studiefinanciering. Daarbij is het inkomen van de ouders het criterium op basis waarvan een hoger of lager bedrag kan worden geleend. Dit is de oplossing in het oude stelsel uit de jaren 60 en 70, bedoeld voor intelligente kinderen van arme ouders. Kinderen van rijke ouders bleven misschien weer financieel te afhankelijk (onbedoeld effect/nieuw probleem). Dan maar een basisbeurs voor iedereen dacht men in de jaren 80 (oplossing). Als je de uitgaven dan een beetje gelijk wil houden dan blijft er voor iedereen minder over: armere ouders en studenten gingen erop achteruit. Maar een onbedoeld neveneffect was bijvoorbeeld dat sommige rijke ouders de basisbeurs opzij zetten (in beleggingen) omdat ze die beurs niet nodig hadden, zodat er gespaard kon worden voor de kinderen voor de periode na de studie. Kortom een dilemma: beide oplossingen hebben (onbedoelde) negatieve bijeffecten. Op dit moment is het probleem dat er ergens bezuinigd moet worden in het onderwijs en er wellicht een te grote toevloed is van studenten. De plannen voor een sociaal leenstelsel lijken nu weer meer steun te krijgen. Als de basisbeurs wordt afgeschaft en een langstudeerdersboete wordt ingevoerd zullen velen redeneren dat dat de financiële drempel opwerpt om te gaan studeren en dat daarmee de ongelijkheid (weer) groter wordt gemaakt. Anderen zullen zeggen dat het studenten prikkelt om efficiënt van de studietijd gebruik te maken etc. Kortom ook achter waarden dilemma’s (gelijkheid-vrijheid) schuilen oorzaak gevolg-oplossingsredeneringen. Door ze goed te leren ontleden, kunnen we leerlingen ook leren achterhalen of de redeneringen wel kloppen. Dat zouden we bij maatschappijleer veel meer met cijfers moeten doen: concrete voorbeelden uitwerken, met rekenvoorbeelden. De eerder genoemde les over de vergelijking van belastingstelsels was juist daardoor effectief: de leerlingen zagen in cijfers de relatieve belastingdruk en de absolute bedragen die mensen met diverse inkomens in de verschillende stelsels zouden moeten betalen. Juist die vergelijking haalde hen los van de preconcepties en daardoor vindt er iets plaats dat in de richting gaat van ‘’constructieve frictie en conceptual change….’

2.6.7 Als dan ... opdrachten: oefenen met causaal redeneren