• No results found

88 SOCIAAL WERK IN DE PRAKTIJK

8.3 Samenwerken voor kwetsbare mensen

Het project gaf ruimte aan nieuwe samenwerkingsvormen tussen professionals in het sociaal domein. Ik bemerkte tijdens de interviews en observaties dat de in het project de beoogde betrokkenheid tussen wijkagent, buurtwerkers, scholen en bijvoorbeeld huisarts niet altijd vanzelf ging.

Interactieve dimensies in de samenwerking tussen professionals is het onderwerp van deze paragraaf. Vanuit de gesprekken, aangevuld met eigen ervaringen en participatieve observaties, geef ik een beeld van elkaar tegenwerkende doelstellingen en onderlinge wrijvingen tussen professionals die deel uitmaakten van de dagelijkse praktijk.

8.3.1 Eigen doelstellingen

Respondenten signaleerden dat er in de afgelopen decennia steeds meer partijen waren bijgekomen waarover het uitvoerende werk werd verdeeld. Daarbij werd de zorg- en hulpverlening afgebakend tot kortdurende professionele interventies, zoals een beperkt aantal gesprekken waarna de dienstverlening stopte. Daarmee ontstond een hoge mate van discontinuïteit en onoverzichtelijkheid.

De diversiteit aan organisaties en professionals met eigen werkwijzen kwam niet ten goede van cliënten. Het beleid van de overheid en het management had geleid tot een verregaande versnippering van inhoudelijke werkprocessen. In de praktijk was het niet altijd goed mogelijk te onderkennen welke professionals bij de gezinsleden betrokken waren. Professionals zouden volgens het beleid meer moeten samenwerken, terwijl dat tegelijkertijd werd afgeremd door tegengestelde belangen.

Dat de onderlinge samenwerking tussen professionals in de verschillende werkdomeinen niet eenvoudig was kwam volgens een respondent doordat professionals en organisaties meer

onderling moesten gaan concurreren en - gezien de voorbereiding op de nog komende ingrijpende transformatie van het sociaal domein - nog steeds elkaars concurrenten waren.

Wat betekent het nou voor medewerkers om in een team te zitten waar andere partijen aan tafel zitten waarvan we de laatste tien jaar hebben gezegd: ‘Nou, het zijn wel concurrenten’. En dan moet je er ineens mee samenwerken. Wat betekent dat voor medewerkers?

Wat betekent dat in de aansturing, voor de leidinggevende?

Wat betekent dat voor ons als management in de contacten in je netwerken?

Respondent h leidinggevende

Deze mensen worden heel vaak geconfronteerd met weer een nieuwe hulpverlener en dan nog een. Respondent e sociaal werker

En dat is wat er altijd gebeurde … Die deed dat, en die deed zus, en die deed zo. Dat je hem [de cliënt] ook als het ware beschermt tegen al die hulpverlening.

Respondent a sociaal werker

Verschillende professionals in één gezin

Respondenten vertelden dat het altijd wel vanzelfsprekend was geweest om gespecialiseerde collega’s te raadplegen, zoals bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling en bij het organiseren van multidisciplinair overleg voor de onderlinge afstemming tussen professionals.

In het organiseren van deze formele ‘rondetafelgesprekken’ voor onderlinge afstemming over een gezin, beluisterde ik wel verschillen in werkwijzen als het ging over de deelname van het gezin aan dit overleg. Sommige sociaal werkers hadden hier nog geen ervaring in opgedaan terwijl anderen van mening waren dat het gezin vanzelfsprekend deelnam aan het overleg over hun plan van aanpak.

Samenwerken met kortere lijnen tussen professionals, zoals het project benadrukte, was volgens respondenten met jarenlange ervaring in het werkveld in essentie niet vernieuwend. In de praktijk bleken de korte lijnen tussen professionals echter maar deels te werken. Het kwam er niet altijd van om cliënten naar elkaar door te verwijzen, elkaar te informeren over gesignaleerde problematiek of onderling inzichten te delen hoe met een gezin om te gaan. Ook de regels over privacy zouden hierin een rol spelen.

Volgens respondenten gaf het project een impuls aan de verbetering van de onderlinge samenwerking. Het ging deels ook om een andere manier van werken. In de beoogde benadering was het niet meer vanzelfsprekend dat een gespecialiseerde collega altijd zelf contact legde met een gezin. Het vernieuwende van het project lag vooral in het ontwikkelen van een vorm van ‘werkdomeinen-overstijgende’ integrale hulpverlening met de sociaal werker als eerste aanspreekpunt.

8

Integrale hulpverlening

De doelstelling ‘één gezin, één plan, één hulpverlener’ betekent dat sociaal werkers in het projectteam als generalistische professionals beslissingen zouden nemen over de inzet van gespecialiseerde hulpverlening en over de mate waarin de specialist al dan niet zelf in gesprek zou gaan met het gezin.

Vanuit een helikopterview kon de generalist waarnemen wat er in een gezin speelde en hierop direct actie ondernemen. Maar zoals respondenten vertelden zagen specialisten dat anders. Een sociaal werker vertelde vanuit eigen ervaring over een specialist die van mening was dat hij zonder het opbouwen van een relatie met de gezinsleden niet goed kon onderkennen wat er speelde. De beoogde werkwijze bood (te) weinig ruimte voor het aanreiken van aanvullende specialistische inzichten.

En dan kan ik me voorstellen dat op een gegeven moment de generalist wel casushouder is, maar dat hij specialisten erbij haalt. Van ik blijf op de bank zitten, nu gaat de GGZ een gesprek voeren … omdat het zijn vakgebied is.

Respondent j leidinggevende

De generalist moet gewoon de regie voeren, zoveel mogelijk de dingen doen die die kan doen. Alles wat overstijgend is gaat hij delegeren of [er] kunnen mensen invliegen.

Respondent e sociaal werker

Ik denk dat je [als generalist] het aanspreekpunt bent voor die persoon. En dat je alles in eerste instantie ziet wat er speelt en dat je er een helikopterview op hebt en dat je ook dingen zelf ook regelt.

Respondent d sociaal werker

Taken en verantwoordelijkheden van de generalist en de specialist

De opdrachtgever ging er vooralsnog vanuit dat organisaties en professionals elkaar het werk zouden gaan toevertrouwen, zodat de generalist het specialistische werk met de daarbij horende kennis kon overnemen. In de praktijk bleek dit voor verschillende respondenten een brug te ver.

8.3.2 Wrijving en tegenwerking

Respondenten signaleerden dat collega’s in de praktijk vasthielden aan eigen methoden, inzichten en opdrachten. De sociaal werkers in het project hadden veel last van de verscheidenheid aan projecten, pilots, voorschriften van organisaties, wet- en regelgeving en/of beroepsprotocollen die de samenwerking met collega’s in specifieke gezinnen inperkten. Een sociaal werker vertelde over onderlinge afspraken in het professionele netwerk die ineens kwamen te vervallen doordat een van de partnerorganisaties het primaire proces had bijgesteld. Wat ook niet meewerkte was dat bestuurders en het management van de verschillende partnerorganisaties meer de nadruk legden op het behalen van de eigen werkdoelstellingen dan aanstuurden op het bestendigen van onderlinge samenwerking tussen professionals en het realiseren van gezamenlijke resultaten.

De meeste [cliënten] die ik begeleid hebben een DBC, dat is geen probleem …, de hoofdbehandelaar is eindverantwoordelijk. Ik heb ook een cliënt die bij het ‘het project’ zit. En ja - zegt hij - ‘daar kan ik niet verantwoordelijk voor zijn, want ik weet niet wat er speelt’.

Respondent e sociaal werker

Om goed te kunnen samenwerken, moet je kritisch zijn naar elkaar. En dat moet je ook kunnen zeggen … prima ga het maar doen want jij hebt die ingang ook. Jij kunt het. Ik vertrouw het jou wel toe, ook al hoort het bij wat wij eigenlijk doen. … En andersom ook. Daar hoort ook bij dat je zegt van dat loopt niet. Of wij hebben hier een verschil van mening, maar ik vind dat jij dat niet goed doet en waarom. Dat je daarover in dialoog komt in plaats van daar gaan we weer van hakken in het zand en dat weet ik niet. Die cultuuromslag zal wel een hele interessante worden hoe je dat kunt gaan doen.

Respondent f sociaal werker

Ik bel dan met een collega van een andere instantie, … zoals de woningbouw, en geef uitleg over de situatie en doe een voorstel om hiermee om te gaan. Het is dan een soort aftikken van wat ik heb ingebracht. … Met de woningbouw zijn afspraken over het melden van gezinnen met drie maanden huurachterstand. … Maar over een gezin heb ik geen melding ontvangen. Het is puur toeval dat ik de deurwaarder tegenkom die een huisuitzettings-bevel heeft. …daaraan heb ik het beeld overgehouden dat ze het zelfs jammer vonden dat ik ben ingesprongen.

Respondent f sociaal werker

Samenwerken in de praktijk

Strubbelingen in de samenwerking waren deels een gevolg van organisatorische obstakels. Professionals ondervonden ook problemen in de samenwerking als gevolg van persoon- lijke beroepsopvattingen. In de interviews kwam bijvoorbeeld naar voren dat een gespe- cialiseerde collega de eigen (beroeps)verantwoordelijkheid wilde waarborgen. Bovendien werden discussies in het werk over de professionele verantwoordelijkheid bij cliënten ook toegeschreven aan persoonlijke opvattingen, onzorgvuldig werken, een gebrek aan motiva- tie, of een gesignaleerde over-verantwoordelijkheid. Professionals werkten met een gedreven inzet aan eigen doelstellingen en deden hier aanspraak op.

Wrijving tussen professionals in het netwerk vormden een terugkerend gesprekspunt, zowel tijdens de interviews als in het projectteamoverleg. Tijdens mijn aanwezigheid bij overlegsessies met collega’s in het netwerk viel vooral de dwingende toon op. De inhoud en het verloop van deze gesprekken stond niet in verhouding tot wat er in de praktijk speelde. Ik had de indruk dat professionals vaak opkwamen voor eigen werkzaamheden die met name in opdracht van de gemeente werden uitgevoerd.

Gesprekken in het professionele netwerk kwamen moeizaam op gang, terwijl ik tegelijkertijd - in de praktijk en bij respondenten - de overtuiging van professionals beluisterde dat een kritische opstelling en het zoeken van de dialoog fundamenteel is voor een gestroomlijnde interdisciplinaire samenwerking.

8

Tot slot

Volgens alle respondenten lag een meerwaarde van het project in het continueren van hulpverleningsprocessen. Sociaal werkers kregen (weer) ruimte om langdurig bij een gezin betrokken te blijven, ook in perioden waarin het hulpverleningsproces stagneerde of als er (tijdelijk) geen problemen waren. Cliënten zouden hierdoor eerder zelf met vragen komen vóórdat ze weer vastliepen. Bovendien ging dan geen tijd verloren met het herstellen van vertrouwen.

Inspelen op de relationele dynamiek, in die bewoording raken we de kern van de inzet van sociaal werkers in de onderstroom. Relationele dynamiek is de kunst van aansluiten op wat er op leeft bij mensen in onvoorspelbare situaties en om kunnen gaan met de nauwelijks te benoemen en vast te leggen grenzen in het werk. Genuanceerd vertelden de sociaal werkers over de relatie die ze aangaan met hun cliënten. Ze gebruiken verschillende toonzettingen, kijken vanuit meerdere perspectieven, raken aan verschillende lagen en hebben oog voor het momentum. Ze verwoorden heel goed, onderbouwd met concrete voorbeelden, dat ze een vertrouwelijke band moeten zien te creëren maar dat dat iets anders is dan vriendschap of deel uitmaken van de leefwereld van de cliënt. Ze laten zien dat een bepaalde actie – bijvoorbeeld samen op een terras zitten – soms wel effectief is en soms contraproductief. Zowel de sociaal werkers als de leidinggevenden staan positief tegenover de noodzaak om de bovenstroom zo transparant mogelijk te maken. Het probleem is voor wie wat transparant er dan gemaakt wordt en hoe dat wordt gedaan. Dat kwam mooi naar voren in de waarneming dat een stap vooruit die kwetsbare mensen als een overwinning ervaren, omdat voor hun gevoel een enorme hindernis is genomen, in de ogen van anderen vaak onopgemerkt blijft. Het is maar de vraag vanuit wiens en welk perspectief we naar de resultaten van het werk kijken.

Het ontwikkelen van generalistische werkwijzen door de sociaal werkers in samenwerking met gespecialiseerde collega’s was geen gemakkelijke opdracht. De organisatorische context was vriendelijk gezegd nog niet uitgekristalliseerd en de matrix leidde toch aan stevige verticale trekkracht. Maar ook voor de professionals zelf was samenwerken geen sinecure. De sociaal werkers in het project kregen vaak op te dwingende toon kritische vragen over hun generieke en innovatieve doelstellingen. Onderlinge wrijving tussen professionals tijdens het werk waren zowel een gevolg van organisatievoorschriften, als van professionele en persoonlijke overtuigingen over de eigen beroepsinvulling en -verantwoordelijkheid. In het project ontbrak het aan tijd en erkenning voor reflectie op het complexe werk met cliënten, voor het ontwikkelen van werkvormen en deskundigheid, als voor het opbouwen en onderhouden van relaties met collega’s. Het organiseren van deze co-creërende ruimte zou ten goede komen aan de professionaliteit en de kwaliteit van het inhoudelijke werk naar cliënten.

Hoofdstuk 9