• No results found

Samenvatting resultaten inhoudsanalyse

4.2 Resultaten Inhoudsanalyse

4.2.6 Samenvatting resultaten inhoudsanalyse

De inhoud is geanalyseerd op tekst-beeldcorrespondentie, op instructieve informatie in de vorm van tekstuele en visuele toevoegingen en op structuurinformatie op lokaal niveau in de vorm van verbale en visuele structureringen.

Tekst-beeldcorrespondentie blijkt, zoals verwacht, een grote rol te spelen in het toegankelijk maken van de instructies via tekst en beeld in instructiefilms. De tekst-beeldcorrespondentie speelt zich vooral af in co-referenties, via Overeenkomst, Parafrase en Specificatie en daarnaast een enkele keer door Symbool. Problemen kunnen zich voordoen in vier verschillende factoren: de snelheid van de handelingen, de camera-afstand/kadrering, timing van de afstemming van tekst op beeld en een gebrek aan informatie. Dynamiek van de co-referenties blijkt daarmee één van de mogelijke probleemfactoren binnen de co-referenties. De dynamiek van co-referenties is voornamelijk gelijktijdig. Als dit niet het geval is, is de co-referentie overwegend natijdig. Als men afwijkt van gelijktijdigheid kan een probleem ontstaan in de co-referentie, maar dit hoeft niet. Dit bewijst dat het afstemmen van tekst en beeld op elkaar erg nauw komt en niet samenhangt met (één van de twee) afwijkingen van gelijktijdigheid. Overige correspondenties komen weinig voor. Als ze voorkomen lijken ze dezelfde probleemfactoren te kennen als co-referenties.

Tekstuele toevoegingen blijken ook een belangrijke rol te spelen in instructiefilms. Zij geven louter in tekst een bijdrage aan het toegankelijk maken van de instructies voor de kijker. De drie belangrijkste tekstuele toevoegingen zijn: Verduidelijking, Uitleg en Instructie. De tekstuele toevoegingen worden vooral ingezet omdat niet alle instructie visueel kan worden ondersteund. Toch blijkt het ook een keuzekwestie van de maker. Er worden geen problemen geconstateerd in het gebruik van tekstuele toevoegingen, maar de gemaakte keuzes hierin geven soms vraagtekens. Visuele toevoegingen op instructie-inhoud blijken amper gebruikt te worden om kijkers in staat te stellen de instructies op te volgen. Kennelijk is beeld bijna altijd te ondersteunen met tekst. Ook hier liggen mogelijke probleemgevallen hoofdzakelijk in de gemaakte keuzes in het ontwerp.

Structuurinformatie op lokaal niveau vindt gelijkmatig plaats in verbale vorm en in visuele vorm, maar welk kanaal wordt benut hangt af van de functie van de structurering. De functies die het beste via cameratechnieken tot uiting kunnen worden gebracht, worden daarom vooral door visuele structureringen gevormd, functies die het beste door tekst gecommuniceerd kunnen worden vinden overwegend als verbale structureringen plaats. Problemen lijken zich alleen in visuele

structureringen voor te doen: de problemen vloeien voort uit de keuzes in en uitvoering van de visuele structureringen.

58

5. Conclusie en discussie

5.1 Conclusie

Doel van dit onderzoek was een antwoord te vinden op de onderzoeksvraag:

Hoe worden kijkers van instructiefilms over geneesmiddelen geïnstrueerd zodanig dat ze via teksten en beelden in staat worden gesteld de instructies ook op te volgen?

De instructie van geneesmiddelen in de betreffende instructiefilms geschiedt via teksten, beelden en tekst-beeldcorrespondenties in twee domeinen: inhoud die gecommuniceerd wordt en de structuur die deze inhoud vormgeeft. Het domein structuur maakt voornamelijk gebruik van het visuele kanaal, het domein inhoud van het verbale kanaal.

Uit de analyse komt naar voren dat een heldere structuur wordt aangebracht om de instructies toegankelijk te maken. De nadruk in de structuur ligt op een goede start van de film, via zowel tekst als beeld, en het hoofdzakelijk visueel duidelijk maken van sequentieovergangen. In het domein inhoud wordt, wanneer nodig, extra structuur op lokaal niveau gecreëerd. In dit geval via beide kanalen, afhankelijk van de functie die het structuursignaal heeft. De makers gaan dus uit van een goede visuele geletterdheid onder de kijkers. Deze aanname is begrijpelijk. Film en televisie maken een belangrijk deel uit van de hedendaagse maatschappij. Film interpreteren doen we bijna dagelijks. Bij de structuur valt de maker dus alleen terug op gesproken tekst als deze niet gecreëerd kan worden met cameratechnieken of als het opvolgen van de instructies in het geding komt. De structuur bleek geen problemen te vormen voor het toegankelijk maken van de instructie.

Binnen de structuur vinden we het domein inhoud. Voor het overbrengen van de instructie bleken gelijktijdig afgestemde tekst-beeldcorrespondenties en gesproken tekst belangrijk. De aanzienlijke rol van gesproken tekst versus een minimale rol van beeld in het domein inhoud is een grote tegenstelling tot het domein structuur. Het valt te verklaren vanuit het onderwerp van de films: het corpus betreft instructiefilms over geneesmiddelen. Zowel het genre instructie als het onderwerp geneesmiddelen zijn van nature vrij complex. Om zeker te zijn dat de kijker in staat wordt gesteld de instructies goed op te volgen, mag er geen verwarring optreden. Tekst laat weinig tot geen ruimte voor eigen interpretatie dus voorkomt verwarring. De tekst wordt waar mogelijk en waar gewenst vervolgens aangevuld met beeldmateriaal, wat tot tekst-beeldcorrespondentie leidt. De beelden zijn hier dus eerder ondersteunend in plaats van de hoofdcomponent.

Tekst-beeldcorrespondenties bleken potentieel problematisch voor het overbrengen van de inhoud. De daadwerkelijke afstemming van teksten en beelden in de montage kende ruimte voor verbetering. Daarnaast waren de teksten of beelden zelf soms niet optimaal waardoor ze ook niet optimaal aan elkaar konden refereren. Opvallend is dat ze potentieel problematisch bleken, maar er amper grote problemen werden geconstateerd. Het design van de instructiefilms en

tekst-beeldcorrespondenties bleek over het algemeen voldoende om kijkers in staat te stellen de instructies op te volgen. Een overvloed aan tekst-beeldcorrespondenties blijkt dus geen vereiste te zijn om de instructie toegankelijk te maken. Van Leeuwen merkt ook op dat correspondentie niet leidend hoeft te zijn voor het duidelijk maken van een boodschap. Volgens Van Leeuwen is er vaak een concentratie op het visuele of het verbale kanaal en worden er vooral relaties gelegd binnen de kanalen. Zo nu en dan worden de twee dan aan elkaar verbonden door tekst-beeldrelaties (Van Leeuwen 2005: 234, 237). Maar hij besluit de uiteenzetting met de woorden: “The message,

59 meanwhile, is clear”, oftewel het toegankelijk maken van de boodschap lijdt hier niet onder (Van Leeuwen 2005: 237).

Het feit dat tekst-beeldcorrespondentie niet de grote meerderheid van instructie-inhoud hoeft te beslaan om instructies toegankelijk te maken voor de kijker, is te begrijpen vanuit de modi tekst en beeld. Verbale communicatie is wezenlijk anders dan visuele communicatie. Het zijn niet voor niets twee verschillende kanalen die via verschillende zintuigen ontcijferd worden. Tekst is daarbij ontworpen om over complexe zaken te kunnen spreken, bijvoorbeeld het woord ‘gezondheid’ of ‘probleem’. Woorden zijn zelf symbolen voor objecten uit de werkelijkheid om ons heen. Juist omdat woorden lang niet altijd een één-op–één-relatie hebben met dingen in de wereld, maar vaak concepten definiëren, is het ook niet altijd mogelijk een directe representatie van gesproken tekst te creëren met beelden van de wereld om ons heen. Het zit dus in de natuur van de modi dat ze niet hetzelfde kunnen overbrengen. Wat wel belangrijk is, is dat beide kanalen optimaal worden benut en dat de combinatie verstandig wordt benut: co-referentie kan van toegevoegde waarde zijn voor het toegankelijk maken van instructiefilms. Het kan elkaar aanvullen op die gebieden waar het eigen kanaal niet in kan voorzien. We zien dat dat in de instructiefilms ook meerdere keren op inventieve wijze gebeurt.

In de uiterste risicogevallen was sprake van ‘slordig’ ontwerp: te weinig tijd besteden aan een complexe instructie bij een animatiefilm, onhandige co-referentie, summiere instructie-informatie, inconsequenties, veel gesproken tekst zonder enig bijbehorend beeldmateriaal en dergelijke. De gevonden slordigheden kunnen niet verklaard worden vanuit audience design: het onderzoek wijst juist uit dat de onvolkomenheden niet in het belang van de kijker zijn. Het lijkt erop dat er bij die films grotendeels is uitgegaan van ‘maker design’: wat het beste is vanuit het perspectief van de maker. De mate waarin verschilt per film. De redenen hiervoor kunnen technische zijn, maar ook financiële of tijdgebrek. Hoe dan ook zou kijkerontwerp voorop moeten staan bij instructiefilms, met name bij instructiefilms voor geneesmiddelen waar verkeerd gebruik nare gevolgen kan hebben. Wanneer men de keus heeft, zou het verstandig zijn om uitgebreider aandacht te besteden aan de afzonderlijke onderdelen (teksten en beelden) met het afstemmen ervan in gedachte.

5.2 Discussie

Dit onderzoek heeft een eerste overzicht gegeven van het ontwerp van

geneesmiddeleninstructiefilms en biedt uitgangspunten voor verder onderzoek. De conclusies geven een kader voor het onderzoek van instructie en instructiefilms en zijn daarom van waarde voor het onderzoeksveld. Het onderzoek betrof echter maar een klein corpus van instructiefilms. Het zou baten het onderzoek grootschaliger te herhalen en ook onder andere soorten instructiefilms uit te voeren. Er kan dan onderzocht worden of de resultaten genre-specifiek zijn. Pas dan kunnen gevonden resultaten breder gegeneraliseerd worden naar instructiefilms in het algemeen; dat is nu nog te voorbarig.

Verder geeft bovenstaand onderzoek een duidelijk signaal af betreft

tekst-beeldcorrespondenties. Tekst-beeldcorrespondentie is veelvuldig onderwerp van onderzoek

geweest. Film als multimodaal medium spreekt erg tot de verbeelding. Toch blijkt dat instructiefilms minder tekst-beeldcorrespondentie laten zien dan verwacht en, nog belangrijker, dat

correspondentie niet dusdanig vereist is om instructie toegankelijk te maken. Het kan dus gezegd worden dat de functie van tekst-beeldcorrespondentie enigszins overschat wordt. Het zou nuttig zijn,

60 meer aandacht te besteden aan het visuele kanaal in vervolgonderzoeken. Analyse van film zou minder tekstgestuurd en meer beeldgestuurd moeten plaatsvinden om een beter begrip te krijgen van film en de mogelijkheden ervan. In meer beeldgestuurde onderzoeken kan co-referentie worden meegenomen als een technisch middel.

Overigens is het concept co-referentie van Montgomery slechts één van de theoriën over tekst-beeldcorrespondentie. Er zijn tevens andere modellen, waaronder de eerder benoemde modellen van Meinhof en Van Leeuwen. Ondanks dat zij verschillende benaderingen van het concept tekst-beeldrelaties laten zien en hun modellen niet congruent zijn, is er veel overlap te signaleren. Waar Meinhof ‘overlap’ en ‘dichotomy’ als relaties benoemt, onderscheidt Van Leeuwen soortgelijke relaties onder de noemer ‘overeenkomst’ en ‘contrast’ als onderdeel van ‘extensie’. Montgomery ziet de genoemde relaties meer als een uiting van correspondentie in het algemeen en zoekt de verschillende soorten relaties in de dynamiek. Als iets tegelijk in tekst en beeld voorkomt vormt zich ‘overlap’ of ‘overeenkomst’, vindt voor- of natijdigheid plaats dan vormt zich een correspondentie die in de modellen van Meinhof en Van Leeuwen onder een andere noemer valt, zoals ‘dichotomy’ of ‘contrast’. Hoewel de benadering van een continuüm van correspondentie afhankelijk van dynamiek beter bij een dynamisch medium als film past dan de andere benaderingen, is ook deze theorie niet perfect. Zowel Montgomery’s benadering, als de andere twee gaan uit van een

één-op-één-verwachting van tekst op beeld. Deze wordt als norm genomen en afwijkingen daarop worden op verschillende manieren opgenomen en uitgelegd in de modellen. Uit het gedane onderzoek blijkt dat per tekstuiting naar beeld kijken of andersom tekort schiet in het duiden van tekst en beeld in film. Het dynamische karakter van film vraagt om onderzoek van beeldmateriaal en relaties tussen tekst en beeld dat verder kijkt dan de één-op-één-duiding van bovenstaande modellen. Daarnaast, zoals in de vorige alinea vermeld, zal toekomstig onderzoek meer beeldgestuurd moeten plaatsvinden. In nader onderzoek naar (instructie)films zullen er nieuwe manieren gezocht moeten worden om

inhoudelijke en functionele relaties binnen beeldmateriaal en tussen tekst en beeld te onderscheiden en te duiden. Het kan eventueel nuttig zijn te kijken naar hoe inhoudelijke en functionele relaties verband houden met de technische één-op-één-relaties die bovenstaande modellen onderscheiden. Tenslotte laat de conclusie van dit onderzoek zien dat instructiefilms soms meer gemaakt zijn vanuit ‘maker design’ dan vanuit ‘audience design’. Dit onderzoek kan de aandacht van makers van instructiefilms verleggen. Omdat de conclusies een theoretische basis geven naar aanleiding van kwalitatief corpusonderzoek, zou een experiment met proefpersonen toegevoegde waarde hebben. Het kan dan gaan om een kleinschalig kwalitatief panelonderzoek, maar ook om een groter

kwantitatief onderzoek. Een dergelijk onderzoek kan nagaan of de gevonden resultaten omtrent probleemgevallen stand houden vanuit het kijkerperspectief. Daarnaast kan het verdere praktische inzichten geven op hoe het ontwerp van instructiefilms de kijker in staat stelt de instructies op te volgen. Dergelijk vervolgonderzoek zou ook een evaluatieve invalshoek kunt aannemen; een analyse kan zich dan gerichter toeleggen op het constateren van verbeterpunten en mogelijke hervormingen en oplossingen. Uitvoering van bovenstaande suggesties kan bijdragen aan het optimaliseren van de vormgeving en kwaliteit van toekomstige instructiefilms.

61

Bibliografie

Baxter, L.A., Babbie, E. (2004). The basics of communication research. Belmont: Thomson/Wadsworth.

Begeman, J. (1988). Een onderzoek naar een functionele gebruiksaanwijzing. Groningen: Nederlands Instituut.

Bell, A. (1984). Language Style as Audience Design. Language in Society 13 (2): 145-204. Bordwell, D., Thompson, K. (1994). Film art: an introduction. New York: McGraw-Hill. Bruzzi, S. (2006). New Documentary. (second edition). London: Routledge.

Bubel, C.M. (2008). Film audiences as overhearers. Journal of Pragmatics 40: 55–71.

Burger, P., De Jong, J. (1997). Handboek stijl: adviezen voor aantrekkelijk schrijven. Groningen: Martinus Nijhoff uitgevers.

Chandler, D. (1994). The ‘grammar’ of television and film.

http://www.aber.ac.uk/media/Documents/short/gramtv.html [bezocht op 15-08-2012]. Clark, H.H. (1996). Using language. Cambridge: Cambridge University Press.

Heijkants, M. (2011). Onderzoek naar het effect van tekstuele kenmerken in handleidingen en gebruiksaanwijzingen op begrijpelijkheid: een overzichtsartikel. Scripties van de Nederlandse

Universiteiten. http://igitur-archive.library.uu.nl/student-theses/2011-0801 200827/Eindwerkstuk%20definitief.pdf [bezocht op 03-11-2012].

Heuvelman, A. (1992). De massamedia. In: A. Heuvelman, J.L.C. van der Staak (red.) Communicatie over wetenschap en techniek. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 68-95.

Lentz, L.R., Pander Maat, H. (2010). Een leesbare bijsluiter. Tijdschrift voor Taalbeheersing 32: 128- 151.

Meinhof, U.H. (1994). Double talk in news broadcasts: a cross-cultural comparison of pictures and texts in television news. In: D. Graddol, O. Boyd-Barrett (red.) Media Texts: Authors and Readers. Clevedon: The Open University, 212-223.

Monaco, J. (2000). How to read a film: The world of movies, media, and multimedia. Oxford: Oxford University Press.

Montgomery, M. ( 2007). The discourse of Broadcast News: a linguistic approach. London: Routledge. Nelmes, J. (1999). An Introduction to Film Studies. London: Routledge.

Nichols, B. (2001). Introduction to Documentaries. Bloomington: Indiana University Press.

Nijdam, M. (2010). Onzichtbare voice-over in beeld. Een explorerend onderzoek naar de vormgeving van de documentaire in afstemming op het publiek met betrekking tot de onzichtbare voice over in tekst en beeld. Scripties Faculteit der Letteren - Rijksuniversiteit Groningen.

http://irs.ub.rug.nl/dbi/4c77c9d641c31 [bezocht op 10-10-2011].

Pander Maat, H. (1994). Van tekstfuncties naar teksteisen. Tijdschrift voor Taalbeheersing 16 (3): 212-226.

Pauwels, L., Peters, J.M. (2005). Denken over beelden: theorie en analyse van het beeld en de beeldcultuur. Leuven/Voorburg: Acco.

62 Pramaggiore, M., Wallis, T. (2008). Film. A critical introduction. London: Laurence King Publishing Ltd. Radbout Universiteit Nijmegen & Nederlandse Taalunie (2012). Welkom bij de E-ANS. Algemene Nederlandse Spraakkunst. http://ans.ruhosting.nl/ [bezocht in augustus 2012 en op 03-12- 2012].

Sauer, C.L.A. (2006). Mediatheorie. Basisoverwegingen. Unpublished Paper. Groningen: RuG. Sauer, C.L.A. (2011a). Nestor: Powerpointpresentatie. [gedownload op 19-04-2011].

Sauer, C.L.A. (2011b). Studiehandleiding Media en Discourse B. Unpublished Paper. RuG, CIW 2011. Sauer, C.L.A. (2012) Over beginsignalen (cues), co-referentie en beelduitleg bij verbale en visuele

combinaties in documentaires, en over dynamiek in tekst-beeldcorrespondenties. Unpublished Paper. RuG, CIW 2012.

Sklar, R. (1993). Film: an international history of the medium. New York: Harry N. Abrams.

Snelson, C., Perkins, R.A. (2009). From silent film to YouTube™: Tracing the historical roots of motion picture technologies in education. Journal of Visual Literacy 28: 1-27.

Van Leeuwen, T. (2005). Introducing Social Semiotics. London: Routledge. Wetten.nl (2012). Geneesmiddelenwet. Wet- en regelgeving.

http://wetten.overheid.nl/BWBR0021505/geldigheidsdatum_09-11-2012 [bezocht op 12-12- 2012].

YouTube (2012). Over YouTube. YouTube. http://www.youtube.com/t/about_youtube [bezocht op 15-10-2012].

Filmografie

Apotheken Purmerend Monnickendam (2012). www.apotheekdering.nl.

http://www.apotheekdering.nl/uploads/usersftp/99036/SWF/oogdruppels01.swf [bezocht in juli en augustus 2012].

Astmaproject (2010). ASTMA - behandeling bij kinderen tussen 3 en 5 jaar. www.youtube.nl. http://www.youtube.com/watch?v=isCk4chonUc [bezocht in juli en augustus 2012]. Astmaproject (2011). ASTMA behandeling 6-12 jaar. www.youtube.nl.

http://www.youtube.com/watch?v=dpllPV-uP4c&feature=plcp [bezocht in juli en augustus 2012].

Beeldsluiter (2012). Conceptwebsite, alleen toegankelijk voor beperkt publiek.

http://preview.dpi.nl/beeldsluiter_preview123/Page%203.htm [bezocht in juli en augustus 2012].

KNMP (2012). Instructiefilmpjes. Apotheek.nl.

http://www.apotheek.nl/Instructiefilmpjes/Instructiefilmpje/default.aspx?mId=10703&rId= [bezocht in juli en augustus 2012].

Lloyds Apotheken (2012).Bloedsuikermeter bij diabetes. www.lloydsapotheken.nl.

http://www.lloydsapotheken.nl/Page/sp14802/ml1/Index.html#instructiefilm [bezocht in juli en augustus 2012].

63 Medisch Spectrum Twente (2012). Instructie (animatie) filmpjes. Mst.nl/longgenssekunde.

http://www.mst.nl/longgeneeskunde/inhalatie_instructie_en_medicatie/instructiefilmpjes. doc/ [bezocht in juli en augustus 2012].

Teva Pharma NL (2012). Instructiefilm. Tevapharma.nl.