• No results found

Zie bijlage 7

3.7 Samenhang tussen de arena’s: een ex-post analyse

Het transitieproces in de praktijk doorloopt niet stap voor stap de arena’s. Er is uitwisseling,

terugkoppeling, versterking of afzwakking. Door de arena’s in samenhang te bezien krijgt een ex-post analyse of transitie-evaluatie weer iets meer vorm. Een eerste stap hierin is zo’n analyse over de arena’s heen uit te voeren voor bepaalde issues binnen de transitie. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van het voorbeeld biologische landbouw (zie Tekstbox 7). Om de wisselwerking tussen de arena’s te illustreren is deze expliciet aangegeven. De kwantificering van de maten voor de arena’s, zoals die in de voorgaande paragrafen is geschetst, maakt het mogelijk elke vorm van wisselwerking ook een intensiteit mee te geven. Hierdoor wordt een totaal-evaluatie krachtiger.

Uiteraard kan de uitwerking voor één issue geen volledig beeld geven, omdat er vele relaties zijn tussen biologische landbouw en allerlei andere ontwikkelingen. Het is wel een voorbeeld van een volgende stap in de richting van een totaal-evaluatie van de transitie naar een duurzame landbouw en voedingsketen.

Met deze twee doorsneden wordt de basis neergelegd voor een totaal-evaluatie. Elementen, die daarbij aan bod komen zijn:

• Onderscheid in arena’s, die relatief sterk bijdragen aan de ontwikkeling, en arena’s, die als belemmmerend kunnen worden gezien voor de totale voortgang.

• De onderlinge vergelijking van de analyses voor verschillende issues en de betekenis daarvan op de totale voortgang op basis van onderlinge relaties.

• Algemeen terugkomende sterk stimulerende krachten of juist factoren die de weerstand verklaren.

• De kracht of zwakte van netwerken en de overlap van netwerken over de arena’s, waardoor uitwisseling wordt versterkt.

Institutionele innovaties

Systeemverandering is niet alleen een kwestie van het introduceren en op grote schaal toepassen van nieuwe technieken. De institutionele setting moet er vaak op worden aangepast. Dit komt ook terug in de beschreven krachtenveld- en netwerkanalyses. Beleid kan tal van instrumenten benutten of

anderszins acties nemen die hierop inwerken. Soms vormt de aanpassing van instituties echter een transitie op zich en omvat het veel meer dan de rol van de (Nederlandse) overheid.

Institutionele innovaties omvatten het opzetten van en experimenteren met nieuwe instituties, omdat binnen de reguliere structuren problemen niet of minder efficiënt blijken te kunnen worden aangepakt. Dat kost tijd. Voorbeelden daarvan zijn de omvorming van de internationale handelsregels, de

toenemende multifunctionaliteit in de landbouw en het in NMP4 genoemde idee van emissierechten voor consumenten. Die ontwikkelingen kunnen in beeld worden gebracht (zie bijlage 8). Nadere analyses zijn in het kader van dit onderzoek niet uitgevoerd.

Tekstbox 7: Evaluatie van de ontwikkelingen rond de biologische landbouw (met expliciet aangegeven de beschreven arena’s of de wisselwerking tussen arena’s)

Probleemperceptie rond milieuproblemen en dierenwelzijn in de reguliere landbouw groeide in de 70-er en 80-er jaren bij koplopers onder de boeren en ‘groene’ consumenten. A1

Dit leidde tot eerste experimenten met biologisch landbouw. Producten in de natuurwinkels. A1=>A4Verdere toename van probleemperceptie rond gangbare landbouw bij de alle actoren. A1

Nationale overheid gaf signalen ter ondersteuning; er kwam in de 2e helft van de 90-er jaren een 10% doelstelling voor 2010 A1+A4=>A2 en er werden ondersteunende financiële regelingen gecreëerd. Platform Biologica werd ondersteund. A4

Belangrijk was de (Europese) controle (SKAL) op het kwaliteitskenmerk ‘biologisch’ en daarmee garantie op doorberekening van meerkosten. Het leidde ook tot gescheiden ketens. A4

Calamiteiten in de voedselketen eind 90-er jaren droegen bij aan sterk maatschappelijk bewustzijn over de problematiek A1. Dit alles leidde tot een zodanig krachtenspel, dat vele koplopers de overstap waagden. A1=>A4

Integratie in de grote keten van de voedings- en genotmiddelenindustrie en de supermarkten (ook deze partijen voelden grotere krachten om biologische producten te brengen) kreeg duidelijke vorm; hun aandeel in de verkoop werd groter dan via speciale natuurvoedingswinkels; groei naar circa 1% van de markt A1=>A4

Bio-producten in de schappen zijn in de orde van 10-100% duurder dan niet-biologische producten (overigens voor een groot deel de meerkosten van de kleinschaligheid en complexere infrastructuur van een niche) A4=>A5

Kenmerk van biologische landbouw is de grote behoefte aan arbeidskrachten (met als probleem de beperkte beschikbaarheid) A4=>A5; R&D op het gebied van mechanische en zelfs gerobotiseerde onkruidbestrijding lopen met goede synergie tussen ontwikkelaars en gebruikers A2+A4=>A3, maar vragen nog tijd. A3

Overheid blijft biologische producten stimuleren met voorlichtingsacties, maar volgt het uitgangspunt, dat de consument of de markt het uiteindelijk bepaalt (vooralsnog: de milieubewuste consument betaalt) A5

Overheid geeft geen duidelijkheid over de betekenis van de biologische landbouw in het toekomstbeeld en ook andere actoren hebben geen eensluidend beeld. A2 Dit beïnvloedt de ontwikkeling, waarbij maatwerk in de afstemming productie-consumptie belangrijk is. De impuls voor daadwerkelijke systeemverandering blijft uit. Nederland loopt met biologische landbouw achter op de meeste Europese landen. A2=>A5

Het krachtenspel achter systeemverandering voor actoren uit het peloton is laag. Ze aarzelen, zijn risicomijdend of maken zelfs terugtrekkende bewegingen. A5

Het doorrekenen van biologische landbouw als systeemoptie laat grote winst zien op gebieden als N- en P-belasting, bestrijdingsmiddelen, dierenwelzijn en (ingeschat) ook voor landschap en agrarische natuurkwaliteit. Het vraagt echter meer ruimte, waardoor het totale effect op de mondiale

biodiversiteit (footprint-plus) onzeker is. A3+A4(=>A2)

Er komen meer signalen, dat de meest succesvolle technische ontwikkelingen uit de biologische landbouw t.z.t. in de gangbare landbouw zullen worden toegepast A5 en A5=>A3, waardoor het onderscheid kleiner zal kunnen worden (of verdwijnen?) (in wielertermen: koplopers blijken dan de knechten van de kopmannen in het peloton).

4.

Conclusies en discussie