• No results found

Op basis van externe krachten als de maatschappelijke druk en de beleidsdruk (doelstellingen, normen, handhaving) wordt berekend, in hoeverre het verschil tussen de in de stappen 4 en

Maatschappelijke ontwikkeling en gedrag consument.

Stap 5: Op basis van externe krachten als de maatschappelijke druk en de beleidsdruk (doelstellingen, normen, handhaving) wordt berekend, in hoeverre het verschil tussen de in de stappen 4 en

berekende fractie wordt overbrugd. Bij grote krachten wordt het technisch haalbare potentieel in grote mate ook benut.

Met het Besluit Glastuinbouw 2002 is de beleidsdruk nadrukkelijk iets verder opgevoerd. Algemene doelen zijn vertaald naar individuele bedrijfsnormen. Daarin zit overigens nog enige flexibiliteit, hetgeen ook van invloed is op de handhaafbaarheid.

In figuur B7-3 zijn de stappen nogmaals geïllustreerd. Het betreft een fictieve techniek, maar geeft daarbij wel een indruk van de grootteorde van de huidige krachten in de stappen 4 en 5.

Figuur B7-3: Berekening van de bereidheid tot het treffen van een maatregel volgens het model MEI-Energie

Het resultaat van stap 5 is als het ware omgekeerd evenredig aan de weerstand tegen de beschouwde verandering en hiermee ook een maat voor de systeemverandering. In de praktijk is, naast de fractie die bereid is tot het nemen van de maatregel, ook de snelheid waarmee dit in de praktijk gebeurt van belang. Dit kan bijvoorbeeld verband houden met afschrijvingstermijnen en bekendheid met een technische optie. MAP-gelden van de overheid zijn besteed aan energiedoorlichting van

Energiebesparing bij bedrijven: modelmatige benadering volgens MEI-energie

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90

Stap 5: Met extra druk om ook duurdere maatregelen te treffen

Stap 4: Met druk om aantrekkelijke maatregelen alsnog te treffen

Stap 3: Passend in het investeringsplaatje van bedrijven

Stap 2: Volgens financieel-economische criteria Stap 1: Technische toepasbaarheid

% van de bedrijven, dat investeert in de maatregel

glastuinbouwbedrijven, waardoor de bekendheid over besparingsopties is toegenomen. MJA heeft ook bijgedragen aan kennisuitwisseling.

Voor de glastuinbouw zijn er diverse maatregelen beschikbaar en naar verwachting zal het onderzoek van nu hieraan in de toekomst nog diverse opties toevoegen. In de praktijk is het echter niet zo, dat al die opties kunnen worden toegevoegd. Vele zijn geheel of gedeeltelijk overlappend. Dat betekent, dat toepassing van een optie op korte termijn de toepassing van een andere, betere optie in de toekomst kan vertragen. Deze analyse is nog niet uitgevoerd, maar in principe wel mogelijk en voor een transitie evaluatie gericht op de lange termijn wel van belang.

Referenties

LEI (2001). Energie in de glastuinbouw van Nederland. Ontwikkelingen in de sector en op de

bedrijven t/m 2000. R. Bakker, A. van der Knijff en N.J.A. van der Velden. LEI (rapport nr. 3.01.07), Den Haag.

Van Wijk, J.J., R.F.J.M. Engelen, J.P.M. Ros (2001). Model Effectiviteit Instrumenten- Energiebesparing Industrie (MEI-Energie). RIVM (rapport nr. 778011004), Bilthoven.

7.3

De weerstand in een netwerk: analyse met behulp van een

besluitvormingsmodel

In bijlage 5 is het krachtenveld rond de casus Agrarisch Vestigingsgebied Nederweert (AVN) beschreven en gepresenteerd. Ook is ingegaan op één issue in het besluitvormingsproces over het AVN. Hierbij is gebruikgemaakt van een eenvoudige vorm van een besluitvormingsmodel. Met dit model wordt een onderhandelingsproces gesimuleerd waarin de actoren hun standpunten ‘uitruilen’. Het model laat dit onderhandelingsproces doorgaan tot er een behoorlijke mate van consensus tussen de actoren ontstaat. Van het pakket van besluiten waar de actoren elkaar – modelmatig – door middel van wederzijdse compromissen ontmoeten, wordt verondersteld dat dit een redelijk grote kans heeft voldoende draagvlak onder de actoren te hebben.

De snelheid of het aantal stappen waarbinnen een compromis wordt gesloten in het netwerk, kan een indicator vormen voor de weerstand die moet worden overwonnen in een netwerk van actoren om tot overeenstemming te komen. Wanneer de standpunten snel tot elkaar komen, is de weerstand in het netwerk klein. Dit kan komen doordat actoren veel met elkaar overleggen (er is een hecht netwerk), waardoor beïnvloedingsprocessen optimaal kunnen plaatsvinden. De weerstand in een netwerk kan ook snel worden overwonnen, wanneer er enkele partijen zijn die veel macht in het netwerk hebben. De inzet van besluitvormingsmodellen in de berekening van de weerstand in een netwerk wordt hieronder geïllustreerd met een voorbeeld uit de casus AVN.

Voorbeeld uitwerking

We gaan uit van het huidige netwerk van actoren die betrokken zijn bij de besluitvorming over het AVN. Op basis van dit netwerk is in bijlage 5 berekend dat de actoren na 3 iteraties een compromis hebben bereikt over de financiering van de sloop van de stallen en de vergoeding van hun

vervangingswaarde. In ronde drie kan worden besloten dat 57% van deze kosten door de overheid moet worden betaald.

Tabel B7-2 Convergerende beleidsposities van de actoren

Actor t=0 t=1 t=2 t=3 t=4 t=5 t=6 LNV- Directie Zuid 0,2 0,67 0,54 0,58 0,57 0,58 0,57 Provincie Limburg 0,6 0,53 0,59 0,57 0,58 0,57 0,57 Gemeente Nederweert 0,65 0,55 0,58 0,57 0,57 0,57 0,57 Agriveer 0,85 0,51 0,59 0,57 0,58 0,57 0,57 LLTB 0,8 0,56 0,57 0,57 0,57 0,57 0,57 Milieufederatie Limburg 0,2 0,58 0,57 0,57 0,57 0,57 0,57 Rabobank 0,7 0,57 0,58 0,57 0,57 0,57 0,57

Ter illustratie van deze toepassing van besluitvormingsmodellen, hebben we de invoergegevens over het netwerk rond het AVN gewijzigd:

- Er is minder interactie tussen de actoren.

- Toename van de macht van de overheid en afname van de macht van de belangengroeperingen, Agriveer en Rabobank.

- Toename van het belang dat de overheden aan het financieringsissue hechten en afname van het belang bij de LLTB, Milieufederatie en Rabobank.

- Verscherping van de standpunten van de actoren (LNV, provincie en milieufederatie vinden dat de overheid minder hoeft bij te dragen aan de financiering, terwijl de gemeente, Agriveer, de LLTB en Rabobank juist menen dat de overheid meer geld moet uittrekken voor het AVN).

Ook in deze nieuwe fictieve situatie wordt overeenstemming bereikt, maar het aantal stappen is groter (zie tabel B7-3). Na 7 rondes is overeenstemming bereikt over de financiering van de sloop van de stallen en de afkoop van hun vervangingswaarde. Het eindresultaat is ook gewijzigd. Aan de stappen is weliswaar geen meetbare tijdsdimensie verbonden, maar het biedt wel de mogelijkheid tot

vergelijkingen.

Tabel B7-3 Convergerende beleidsposities van de actoren in nieuwe situatie

Actor t=0 t=2 t=3 t=4 t=5 t=6 t=7 t=8 t=9 LNV- Directie Zuid 0,1 0,59 0,43 0,51 0,47 0,49 0,48 0,48 0,48 Provincie Limburg 0,4 0,49 0,47 0,48 0,48 0,48 0,48 0,48 0,48 Gemeente Nederweert 0,8 0,35 0,54 0,45 0,49 0,47 0,48 0,48 0,48 Agriveer 1,0 0,54 0,44 0,50 0,47 0,48 0,48 0,48 0,48 LLTB 0,9 0,54 0,46 0,49 0,48 0,48 0,48 0,48 0,48 Milieufederatie Limburg 0,0 0,55 0,45 0,49 0,47 0,48 0,48 0,48 0,48 Rabobank 0,9 0,81 0,36 0,54 0,45 0,49 0,47 0,48 0,48 Discussie

Het aantal stappen tot aan convergentie in deze berekening is mogelijk een maat voor de weerstand in een netwerk. Het onderscheidend vermogen van de berekeningen moet hiervan nog blijken uit meer experimenten. De uitdaging bestaat erin om het invullen van de gegevens over het netwerk meer te standaardiseren, uitgaande van zoveel mogelijk reproduceerbare feiten uit de praktijk van een netwerk (bijvoorbeeld een score van 5 in de relatiematrix betekent dat actoren 2 keer per maand formeel en 4 keer per maand informeel contact hebben). Dit verhoogt de reproduceerbaarheid van de analyses.