• No results found

Samenhang, tekstkwaliteit enschrijfprocessen

In document Praagse perspectieven 4 · dbnl (pagina 121-130)

Onderwijsinstituut Nederlandse taal en cultuur Utrechts instituut voor Linguïstiek OTS Universiteit Utrecht

3. Samenhang, tekstkwaliteit enschrijfprocessen

Het onderzoek dat ik het laatst besprak, is een goed voorbeeld van interactie tussen tekstontwerp- en taalgebruiksonderzoek. Daarbij is nadrukkelijk sprake van

tweerichtingsverkeer. Dat kan ook niet anders, want alleen al voor een fundamentele notie in tekstontwerp en -evaluatie, die van tekstkwaliteit, zijn criteria nodig, die idealiter gebaseerd zijn op inzichten uit onderzoek naar cognitieve processen en

tekstlinguïstiek. De kern van mijn idee over tekstkwaliteit is dat een informerende

tekst optimaal is als hij de lezer of luisteraar ertoe in staat stelt er op efficiënte wijze een adequate representatie van te maken. Op deze manier wordt in het onderzoek een hechte relatie gelegd tussen communicatieproblemen en inzicht in taalgebruik enerzijds en criteria voor tekstkwaliteit anderzijds.

oordeel eerder baseren op uiterlijke kenmerken als handschrift en spelling dan op wezenlijke kenmerken als structuur. Dat is ook heel begrijpelijk, want een handschrift is in één oogopslag te beoordelen en de regels voor goede spelling zijn op te zoeken en relatief eenvoudig te hanteren. Ook op deze universiteit hebben we bij werkstukken de regel: ‘Meer dan drie spelfouten’? Niet verder corrigeren.’ En toch zijn problemen met tekstorganisatie nóg erger dan spelfouten. Een tekst die slecht wordt gevonden vanwege de spelfouten, is geen slechte tekst omdat hij lastig te begrijpen is en daardoor communicatieproblemen veroorzaakt.

Weliswaar kan de uitstraling van een spelfout op de geloofwaardigheid van de schrijver groot zijn; zo worden sollicitatiebrieven met een spelfout veelal onmiddellijk terzijde gelegd. Anderzijds wordt de invloed van spelfouten op tekstwaardering nogal gerelativeerd in recent Tilburgs onderzoek (Kloet, Renkema & Van Wijk 2003). Vanuit cognitief oogpunt zijn spelfouten juist interessant als ze worden beschouwd in het licht van de cognitieve energie tijdens het schrijfproces. Zo blijken onervaren schrijvers juist fouten te maken op punten waarop ze structuurproblemen hebben (Van Wijk & Sanders 1999). Dat suggereert dat leerlingen door die

structuurproblemen tijdens het schrijfproces te weinig aandacht konden besteden aan spelling.

Ik pleit er hier graag voor om oordelen over tekstkwaliteit niet alleen te baseren op bekende normen voor taalverzorging, zoals correcte spelling, maar ook op criteria als samenhangende structuur en adequaat gebruik van coherentiesignalen. Daarvoor heb ik een aantal redenen. Naarmate kinderen ouder worden, ontwikkelen ze zich als schrijver vooral op conceptueel niveau: ze leren tekst doordenken en brengen meer structuur aan in hun teksten (Van der Pool 1995). Bovendien suggereert schrijfprocesonderzoek dat jonge schrijvers die hun tekststructuur plannen aan het begin van het schrijfproces, betere teksten schrijven dan klasgenoten die dat niet doen (Van den Bergh & Rijlaarsdam 2001).7

Ten slotte blijkt ook bij zeer ervaren taalgebruikers structuur een belangrijke factor bij de planning tijdens het schrijfproces (Schilperoord 1996; Sanders & Schilperoord 2005).

Vervolgens is de vraag of docenten daadwerkelijk iets hebben aan dit soort inzichten bij hun schrijfonderwijs. Dat lijkt inderdaad het geval te zijn. Het is bijvoorbeeld mogelijk om een schrijfopdracht te ontwikkelen die kan worden nagekeken met een correctiemodel dat vooral coherentie-en structuurcriteria bevat. Daarmee blijken docenten Nederlands in het Voortgezet Onderwijs goed uit de voeten te kunnen (Donatz, Sanders & Van den Bergh 2004). Schrijfprocesonderzoek naar

planningsprocessen bij het schrijven levert belangrijke inzichten op voor een beter begrip van de relatie tussen schrijfprocessen, tekststructuur en tekstkwaliteit. Met dit type onderzoek wordt

de relatie tussen de academische taalbeheersing en het onderwijsveld verder versterkt.

Bibliografie

Van den Bergh & Rijlaarsdam 2001 - H, van den Bergh & G. Rijlaarsdam: ‘Changes in cognitive activities during the writing process and relationships with text quality’. In: Educational Psychologe 21, 4 (2001), p. 373-385. Bol 1996 - G.W. Bol: ‘Optional subjects in Dutch child language’. In: C. Koster & F. Wijnen (eds.), Proceedings of the Groningen assembly on language

acquisition held at the University of Groningen, 7-9 September 1995, Groningen:

Center tor Language and Cognition Groningen (1996), p. 125-135. Cozijn, Noordman & Vonk 2003 - R.L. Cozijn, L. Noordman, W. Vonk: ‘Afleidingen uit oogbewegingen: de invloed van het connectief omdat op het maken van causale inferenties’. In: Gramma/TTT, 9, p. 141-156.

L. Degand, N. Lefèvre & Y. Bestgen: ‘The impact of connectives and anaphoric expressions en expository discourse comprehension.’ In: Document Design 1

(1999), p. 39-51.

Degand & Sanders 2002 - L. Degand en T. Sanders: ‘The impact of relational markers on expository text comprehension in L1 and L2’. In: Reading and

Writing 15, 7-8 (2002), p. 739-757.

Donatz, Sanders & Van den Bergh 2004 - P. Donatz, T. Sanders en H. van den Bergh: Tekststructuur en beoordelingsankers. Naar een valide en betrouwbaar

instrument voor opstelbeoordeling. Ter publicatie aangeboden.

Evers-Vermeul 2000 - J. Evers-Vermeul: ‘De complexiteit van

connectief-verwerving’. In: Nederlandse Taalkunde, 5, 3 (2000), p. 250-271. Evers-Vermeul & Stukker 2003 - J. Evers-Vermeul en N. Stukker:

‘Subjectificatie in de ontwikkeling van causale connectieven? De diachronie van daarom, dus, want en omdat’. In: Gramma/TTT, 9 (2003), p. 111-140. Evers-Vermeul, J.: Connections between form and function of Dutch connectives. Change and acquisition as windows on form-function relations. Dissertatie UiL OTS. Universiteit Utrecht (2005).

Huiskes, M. (in voorbereiding): The role of the clause for turn-taking in Dutch

conversations. Dissertatie UiL OTS, Universiteit Utrecht.

Kamalski, Lentz & Sanders 2004 - J. Kamalski, L. Lentz & T. Sanders: ‘Coherentiemarkering in informerende en Persuasieve teksten. Een empirisch onderzoek naar cognitieve en affectieve effecten’. In: Tijdschrift voor

Taalbeheersing 26, 2 (2004). p. 87-104.

Kampen 1997 - J. Van Kampen: First steps in wh-movement. Dissertatie UiL OTS, Universiteit Utrecht. 1997.

Kloet, Renkerna & van Wijk 2003 - L. Kloet. J. Renkema & C. van Wijk: ‘Waarom foutloos schrijven? Het effect van taalfouten op tekstwaardering, imago en overtuigingskracht’. In: L. van Waes, P. Cuvelier, G. Jacobs & I. de Ridder (red.). Studies in Taalbeheersing. Assen (2003). p. 270-279. Land, Sanders, Lentz & van den Bergh 2002 - J. Land, T. Sanders, L Lentz & H. van den Bergh: ‘Coherentie en identificatie in studieboeken. Een empirisch onderzoek naar tekstbegrip en tekstwaardering op het vmbo’. In: Tijdschrift

voor Taalbeheersing 24 (2002), p. 281-302.

Mulder. G. (in voorbereiding): Causal Coherente: Ihe role of surface code and

meaning representation in the processing of causal relations. Dissertatie UiL

OTS, Universiteit Utrecht.

Mulder & Sanders 2004 - G. Mulder & T. Sanders: Taking causal relations to

the next level - but which one? Annual Meeting of the Society for Text and

Discourse, Chicago, USA, juli 2004.

Noordman & Vonk 1997 - L.G.M. Noordman & W. Vonk: ‘The different functions of a conjunction in constructing a representation of the discourne’. In: M. Fayol & J. Costermans (eds.). Processing interclausal relationships in

production and comprehension of text. Hillsdale (1997), p. 75-93.

Pander Maat 2003 - H. Pander Maat: ‘Graadadjectieven, subjectificatie en argumentatie’. In: Gramma/TTT, 10 (2003), p. 60-92.

Pander Maat & Degand 2001 - H. Pander Maat & L. Degand: ‘Scaling causal relations and connectives in terms f speaker involvement’. In: Cognitive

Linguistics 12, 3 (2001), p. 211-245.

Pit 2003 - M.T. Pit: How to express yourself with a causal connective. Dissertatie Universiteit Utrecht. Amsterdam/Atlanta, 2003.

Reijt 2001 - V. Van de Reijt: De Nederlandstalige Cover top-100 van Vic van

de Reijt. Nikkelen Nelis Entertainment.

Sanders 2001 - T. Sanders: ‘Structuursignalen in informerende teksten. Over leesonderzoek en tekstadviezen’. In: Tijdschrift voor Taalbeheersing 23 (2001), 1, p. 1-22.

T. Sanders: Tekst doordenken. Taalbeheersing als de studie van taalgebruik en

tekstkwaliteit. Oratie bij de aanvaarding van het ambt van gewoon hoogleraar

Taalbeheersing van het Nederlands, Faculteit der Letteren, Universiteit Utrecht, 19 November, 2004.

Sanders & Schilperoord 2005 - T. Sanders & J. Schilperoord: ‘Text structure as a window on the cognition of writing; How text analysis provides insights in writing products and writing processes’. In: C. MacArthur, S. Graham & J. Fitzgerald (red.) Handbook of Writing Research, Guilford Press, 2005. Sanders & Spooren 2001 - T. Sanders en W. Spooren: ‘Text representation as an interface between language and its users’. In: T. Sanders, J. Schilperoord & W. Spooren (eds.). Text representation: Linguistic and Psycholinguisticaspects, Amsterdam (2001), p. 1-25.

Sanders & Spooren 2006 - T. Sanders & W. Spooren: ‘Discourse and text structure’. In: D. Geeraerts & H. Cuykens (eds.) Handbook of Cognitive

Linguistics, Oxford, 2006.

Sanders, Spooren & Noordman 1992 - T. Sanders, W. Spooren & L. Noordman: ‘Toward a taxonomy of coherenee relations’. In: Discourse Processes, 15, 1 (1992), p. 1-35.

Sanders, T., W. Spooren & L. Noordman: ‘Coherence relations in a cognitive theory of discourse representation’. In: Cognitive Linguistics 4, 2 (1993), p. 93-133.

Schilperoord 1996 - J. Schilperoord: It's about time. Temporal aspects of

cognitive processes in text production. Dissertatie Universiteit Utrecht.

Amsterdam, 1996.

Language, Edmonton, Canada, oktober 2004.

Stukker 2005 - N. Stukker: Causality marking at different levels of language

structure: a cognitive Linguistic approach. Dissertatie UiL OTS, Universiteit

Utrecht, 2005.

Stukker & Sanders 2002 - N. Stukker & T. Sanders: Conceptual models in

causality markers: evidence Erom language use(r). 6thConference on Conceptual structure, Discourse and Language. Rice University, Houston, USA, oktober 2002.

Tomasello. M.: ‘First steps toward a usage-based theory of language acquisition’. In: Cognitive Linguistics 11 (2000), 1/2, p. 61-82.

Verhagen 2005 - A. Verhagen: Constructions of Intersubjectivity. Oxford, 2005. Versteeg, Sanders & Wijnen 2004 - N. Versteeg, T. Sanders & F. Wijnen: ‘De rol van linguïstische kennis en wereldkennis tijdens de verwerking van zinnen en tekst: interactie of autonomie?’ In: Nederlandse Taalkunde 9 (2004), p. 311-334.

Wijk & Sanders 1999 - C. van Wijk & T. Sanders (1999): ‘Identifying writing strategies through text analysis’. In: Written Communication, 1 (1999), 52-76. Wijnen, F. & M. Verrips: ‘The acquisition of Dutch syntax’. In: S. Gillis & A. de Houwer (eds.), The acquisition of Dutch. Amsterdam/Baltimore, 1998.

Eindnoten:

1 Delen uit deze tekst verschenen eerder in Sanders (2004).

2 ‘Zelden hoorde men een proeve van economischer taalgebruik. In één couplet van amper twintig woorden wordt hier een drama ontvouwd waar een pulpschrijver toch algauw 200 pagina's voor nodig heeft’ (Van de Reijt 2001).

3 Eén enkele uiting vormt in die definitie geen tekst, maar kan toch communicatief zeer effectief zijn, zoals in: ‘Hap!’ (Jan, 1 jaar en 2 maanden; geeft aan dat hij een stukje brood wil eten). 4 De voorbeelden zijn afkomstig uit corpora; (5) uit het Corpus-Groningen (Bol 1996; Wijnen

& Verrips 1998) en (6) uit het Corpus-Van Kampen (1997). (7) en (8) zijn zelf verzameld. 5 Het is een belangrijke onderzoeksuitdaging (Evers-Vermeul & Sanders 2001; Evers-Vermeul

2005) na te gaan hoe deze bevindingen zich verhouden tot de zogenaamde usage-based aanbodtheorieën, zoals die van Tomasello (2000).

6 Dit integratie-effect kon in Utrechts onderzoek van Gerben Mulder niet worden gerepliceerd. Discussie daarover volgt in Mulder (in voorbereiding).

7 In dit onderzoek wordt tekstkwaliteit geoperationaliseerd als ‘een globaal panel-oordeel’; het zou mij niet verbazen als dat positievere oordeel vooral wordt veroorzaakt door de betere structuur in de teksten die schrijvers uiteindelijk produceren.

Het onbekende voegwoord mits: karakteristiek van zijn gebruik in

In document Praagse perspectieven 4 · dbnl (pagina 121-130)