• No results found

DE RUST EN VREDE DER STAD

"En gene vervloeking zal er meer tegen iemand zijn, en de troon Gods en des Lams zal daarin zijn, en Zijne dienstknechten zullen Hem dienen, " Openbaring 22:3. Deze woorden behoren tot het besluit van Johannes’ beschrijving en wijzen ons op de hartelijke uitwerking van het eindelijke, volkomene herstel der stad tot haren oorspronkelijken toestand. Deze woorden kunnen derhalve alleen op dit stadium der gemeente worden toegepast. Want de gemeente is nog nooit zo rein geweest, dat er gene plaats meer bleef voor enige vervloeking, de toestand echter, waarvan hier sprake is, kent gene vervloeking meer, het zal een toestand zijn zonder weerga.

"En gene vervloeking zal er meer tegen iemand zijn." Onder "vervloeking" hebben wij te dezer plaatse niet den eeuwigen vloek te verstaan, die God en de ziel voor immer scheidt-want die vloek is reeds weggenomen door het nieuwe verbond, en zulks voor alle heiligen in alle eeuwen, Galaten 3:13, maar wel die vervloekingen, welke de gemeente dikwijls om hare zonden en haren afval getroffen hebben en nog treffen, b.v. wanneer God Zijn volk enen tijd lang aan duisternis en onwetendheid ten prooi laat, of van Zijnen dienst en Zijne geboden laat afzwerven, wanneer Hij Zijne kinderen overgeeft in de hand dergenen, die hen haten, zodat zij een aanfluiting, een smaadheid en een spreekwoord worden, Zefanja 1:12-17, Jeremia 29:18, 44:8, 12. Zo ontneemt Hij hun ook wel eens Zijn woord, en laat hen van honger naar dat woord bijna omkomen, Amos 8:9-13. Deze en dergelijke zijn de vervloekingen, die, naar het woord van Johannes, in de heilige stad tegen niemand meer zijn zullen, want dan zal noch het Evangelie verduisterd of verontreinigd, noch hun licht verdonkerd, noch hun liefde tot Gods geboden verkoeld worden. "De sterkten der steenrotsen zullen hun hoog vertrek zijn, hun brood wordt hun gegeven, hun wateren zijn gewis, " Jesaja 33:16. Zo vinden wij het water des levens en den Boom des levens in het midden der heilige stad. Daarom zal alsdan de gemeente, gelijk ik u heb aangetoond, een volkomen licht, ja een licht als van zeven dagen genieten, zodat geen afval meer mogelijk is. En zij zal nimmer afgebroken worden. "Uwe ogen zullen Jeruzalem zien, een geruste woonplaats, een tent, die niet ter neer geworpen zal worden, en van welker zalen gene zullen verscheurd worden, " Jesaja 33:20.

"En gene vervloeking zal er meer tegen iemand zijn, en de troon Gods en des Lams zal daarin zijn." Inderdaad, daarin ligt het wezen van de zaligheid eens mensen: de tegenwoordigheid Gods. Hoewel nu God altijd met Zijn volk is, wordt Zijne tegenwoordigheid toch niet immer bespeurd. Maar in deze stad zal het niet alzo zijn: daar is Hij niet als een vreemdeling in het Land, noch als een reiziger, die slechts inkeert om te vernachten, maar daar zal Hij blijven, rusten en wonen tot in eeuwigheid, Zefanja 3:17, Jeremia 14 8, 9, Zacheria 2:10, 11. "Ik zal in het midden van Jeruzalem wonen, " Zacheria 8:3. Daarom zegt Johannes ook, dat er gene vervloeking meer tegen iemand zijn zal, en dat de troon Gods en des Lams daarin zal gevonden worden. Wanneer God tot Jeruzalem zal terugkeren, dan zal Hij Zijnen zetel daarin stellen en voor eeuwig in het midden Zijns volks blijven wonen.

Betekenis van het woord troon. "En de troon Gods en des Lams zal daarin zijn." Dit woord geeft ons het volgende te verstaan.

Ten eerste. Hoe heerlijk zal de toestand dezer stad te allen tijde zijn, de troon der genade, de troon der barmhartigheid, voor ieder inwoner der stad toegankelijk, ja het gerucht daarvan zal zo algemeen onder de volken verspreid wezen, dat iedereen het zal weten, hoe de God van hemel en genade zonder beperking of uitsluiting te Jeruzalem te vinden is, hoe eeuwige barmhartigheid elkeen geschonken wordt, die Hem zoekt. "Mijn huis, " zegt God zelf, "zal een bedehuis genoemd worden voor alle volken, " Jesaja 56:7. "Alzo zullen vele volken, en machtige Heidenen komen, om den Heere der heirscharen te Jeruzalem te zoeken, en om het aangezicht des Heeren te smeken." En te dien dage zullen de vasten des Heeren "den huize van

Juda tot vreugde, en tot blijdschap, en tot vrolijke hoogtijden wezen, hebt dan de waarheid en den vrede lief, " Zacheria 8:19-22.

Ten tweede. Wat een uitnemend bestuur, welke voortreffelijke wetten, welk een leven van heiligheid en Godzaligheid, welk een Koninklijke majesteit zal dan in de heilige stad gevonden worden! Hoe zeker zal God Zijn volk leiden en besturen, opdat het noch ter rechter- noch ter linkerhand uitwijke! Wat al wijsheid, heiligheid, genade en leven zal er dan in al hun woorden en werken doorstralen! Jesaja 48:11. De troon Gods is midden onder hen, en van daar stroomt voortdurend licht, genade en heerlijkheid in hun harten. "Hoort des Heeren Woord, gij Heidenen! en verkondigt in de eilanden, die verre zijn, en zegt: Hij, die Israël verstrooid heeft, zal hem weer vergaderen, en hem bewaren als een herder zijne kudde. Want de Heere heeft Jakob vrijgekocht, en Hij heeft hem verlost uit de hand desgenen, die sterker was dan hij. Dus zullen zij komen, en op de hoogte van Zion juichen, en toevloeien tot des Heeren goed, tot het koren, en tot den most, en tot de olie, en tot de jonge schapen en runderen, en hun ziel zal zijn als een gewaterde hof, en zij zullen voortaan niet meer treurig zijn, " Jeremia 31:10-12 .

Ten derde. Dat de troon Gods in de stad is, geeft ons bovendien te kennen, welk een macht en heerschappij zij in dien dag over de gehele aarde zal hebben, gelijk ik u reeds heb aangetoond, Jesaja 2:9, 10. "En de Heere zal uit Zion brullen, en uit Jeruzalem Zijne stem geven, dat hemel en aarde beven zullen, maar de Heere zal de toevlucht Zijns volks, en de sterkte der kinderen Israëls zijn, " Joël 3:16. Dit werd afgebeeld door den troon van Salomo, ten dage toen de stad haar toppunt van bloei bereikt had, om de majesteit en de heerschappij dier stad over omliggende landen aan te wijzen, had de koning aan beide zijden der trappen, waarlangs hij tot zijnen troon opklom, zes leeuwen laten maken, 1 Koningen 10:18-20van u gesproken, o stad Gods, " Psalm 87:3.

"En Zijne dienstknechten zullen Hem dienen, " dat is: hem alleen. Inderdaad dienen Zijne dienstknechten Hem te allen tijde, maar al te dikwijls dienen zij tevens hun eigene lusten en begeerten, zelfs terwijl zij God verheerlijken, dat is: zij dienen Hem met veel zwakheid, koelheid, zelfbehagen en zelfzucht, maar dàn zullen zij Hem dienen met een volkomen hart. Ja

"zij zullen gevangen houden degenen, die hen gevangen hielden, en zij zullen heersen over hun drijvers. En het zal geschieden ten dage, wanneer u de Heere rust geven zal van uwe smart, en van uwe beroering, en van de harde dienstbaarheid, waarin men u heeft doen dienen"... dan zult gij "Hem dienen zonder vreze, in heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen uws levens, " Jesaja 14:2, 3, Lukas 1:74, 75. "En zij zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofden zijn." "En zij zullen Zijn aangezicht zien." Ook daarin wordt een grote uitstorting van genade en barmhartigheid in het nieuwe Jeruzalem aangekondigd. Toen God Zijn volk overleverde in de hand des konings van Babel, deed Hij zulks "in Zijnen toorn en in Zijne grimmigheid, en omdat Hij Zijn aangezicht van deze stad verborgen had, om al hunlieder boosheid, " Deuteronomium 31:17, Jeremia 33:5. Daarom hebben wij onder deze woorden:

"En zij zullen Zijn aangezicht zien" die heerlijke zichtbare verschijning Gods te verstaan, die dan voor iedereen buiten deze stad duidelijk zal te zien zijn, 1 Petrus 3:12. Want Gods aangezicht is de openbaring Zijner heiligheid, Zijner voorzienigheid en wonderlijke leidingen met de kinderen der mensen, Job 6:8-13, en bovendien de heerlijke openbaring Zijner genade, barmhartigheid en vergeving in Christus Jezus, hetgeen Gods volk dan met bewondering en aanbidding zal aanschouwen, Hebreeën 1:1-8, 2 Corinthiërs 4:6.

Ten eerste. Zij zullen Zijne gestrengheid en oordelen over de hoer zien.

Ten tweede. Zij zullen aanschouwen, hoe God zulks, door Zijne ontzettende oordelen en wondervolle werken, heeft ten uitvoer gebracht. "Wie zou U niet vrezen, Heere! en Uwen Naam niet verheerlijken? Want Gij zijt alleen heilig: want alle volken zullen komen, en voor U aanbidden, want Uwe oordelen zijn openbaar geworden, " Openbaring 15:4. " Van het gedruis der schutters, tussen de plaatsen waar men water schept, spreekt aldaar te zamen van de

gerechtigheden des Heeren, van de gerechtigheden bewezen aan zijne dorpen in Israël, "

Richteren 5:11.

Ten derde. En wat Zijne barmhartigheid betreft, zij zullen zien, dat hun hoorn verhoogd is, en dat zij immer nabij den Heere zijn, Halleluja!

"En Zijn Naam zal op hun voorhoofden zijn." "Zijn Naam, " dat is: Zijne vreze en Zijn beeld zal uit al hun doen en laten spreken. Soms zegt Hij, dat Hij Zijne vreze en wetten in hun harten en verstanden zal inschrijven. Die vreze en wetten zijn niets anders, dan het geen hier heet: Zijn Naam, die op hun voorhoofden zijn zal. Iemands voorhoofd is onder al zijne lichaamsdelen datgene, wat iedereen, die hem beschouwt, het meest en het duidelijkst in het oog valt, wanneer dus Zijn vaders Naam op hun voorhoofden zal geschreven zijn, dan betekent zulks, dat hun handel en wandel in hunnen Heere nu open en bloot zal liggen voor alle mensen, en derzelver schoonheid elkeen in het oog zal vallen. "Zeker, Ik zal ulieden zetten tot een naam en tot enen lof, onder alle volken der aarde, als Ik uwe gevangenissen voor uwe ogen wenden zal, zegt de Heere!" Zefanja 3:20. Elk gelaat zal dan van olie blinken, en elk hart met wijn en melk vervuld worden. Dit wordt afgebeeld door de gedachtenis, die de Israëlieten tussen hun ogen moesten dragen, ter herinnering aan de uittocht uit Egypte, welke zij telken jare in hun Pascha vieren zouden, Exodus 13:6-9, 1 Corinthiërs 5:8. Onder den Naam des Heeren hebben wij hier dus te verstaan het geloof en de heiligheid des Evangelies, welke in dien dag met ere voor de ogen der mensen zullen wandelen, geacht en bemind door iedereen. Alsdan zal de wereld, gelijk ik reeds heb opgemerkt, zo ver van allen tegenstand en alle vervolging zijn, dat zij met verbazing, vrees en eerbied op dat heilige volk staren, ja het achten en lief hebben, en zijnen welstand zoeken zal. "De bergen en heuvelen zullen geschal maken met vrolijk gezang voor uw aangezicht, en alle bomen des velds zullen de handen samenklappen", Jesaja 55:12. "En alle Heidenen zullen u gelukzalig noemen: want gijlieden zult een lustig land zijn, zegt de Heere der heirscharen", Maleachi 3:12. De wateren van Noach zullen niet meer zijn, het rumoer der volken zal niet langer gehoord worden, en er zal geen zee meer zijn, Jesaja 54:9, Psalm 65:8, 89:9, Openbaring 21:1-2. De duif zal dan haar olijfblad overal vinden, en nergens zal rust voor het hol van haren voet haar ontbreken, wanneer de ark op de bergen Ararats rusten zal, Genesis 8:4-11.

"En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok neerliggen, en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jonkske zal ze drijven. De koe en de berin zullen te zamen weiden, hare jongen zullen te zamen neerliggen, en de leeuw zal stro eten gelijk de os. En een zoogkind zal zich vermaken over het hol van enen adder, en een gespeend kind zal zijne hand uitsteken in den kuil van den basilisk. Men zal nergens leed doen, noch verderven op den gansen berg Mijner heiligheid: want de aarde zal vol van kennis des Heeren zijn, gelijk de wateren den bodem der zee bedekken", Jesaja 11:6-9, 56:2-5 .

Welgelukzalig is de mens, die deze hemelse stad eenmaal in het heerlijkste licht zal zien nederdalen naar de plaats, tot hare rust en haren vrede bereid! Dan zal werkelijk de gouden eeuw aanbreken, de ongerechtigheid en de vervolgers der gemeente vooral zullen beschaamd worden. Heiligheid, goedheid en waarheid zullen dan, door ieder geacht en geëerd, met open vizier over de aarde wandelen. "Maar van den opgang der zon, tot haren ondergang, zal Mijn Naam groot zijn onder de Heidenen, en aan alle plaats zal Mijnen Naam reukwerk toegebracht worden, en een rein spijsoffer want Mijn Naam zal groot zijn onder de Heidenen, zegt de Heere der heirscharen", Maleachi 1:11. Het zal altijd zomer, immer zonneschijn, steeds groen, vruchtbaar, schoon en heerlijk zijn voor de kinderen Gods. "En het zal te dien dage geschieden, dat de bergen van zoeten wijn zullen druipen, en de heuvelen van melk vlieten, en alle stromen van Juda vol van water gaan, en er zal een fontein uit het huis des Heeren uitgaan, en zal het dal van Sittim bewateren.... Juda zal blijven in eeuwigheid, en Jeruzalem van geslacht tot geslacht", Joël 3:18, 20. "En de naam der stad zal van dien dag af zijn: DE HEERE IS

ALDAAR, Ezechiël 48:35. O, onuitsprekelijke zaligheid! "En hij zei tot mij: Deze woorden zijn getrouw en waarachtig, en de Heere, de God der heilige Profeten, heeft Zijnen engel gezonden, om Zijnen dienstknechten te tonen hetgeen haast moet geschieden", Openbaring 22:6.

Ik besluit daarom met deze bede van Mozes, den man Gods: "Verzadig ons in den morgenstond met Uwe goedertierenheid, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen. Verblijd ons naar de dagen, in dewelke Gij ons gedrukt hebt, naar de jaren, in dewelke wij het kwaad gezien hebben. Laat Uw werk aan Uwe knechten gezien worden, en Uwe heerlijkheid over hun kinderen. En de liefelijkheid des Heeren, onzes Gods, zij over ons, en bevestig Gij het werk onzer handen over ons, ja het werk onzer handen, bevestig dat", Psalm 90:14-17. Amen.

EEN VERHANDELING OVER DE BOUW, DE AARD, DE HEERLIJKHEID