• No results found

DIENAREN VAN LAGERE RANG

In document DE HEILIGE STAD of HET NIEUWE JERUZALEM. (pagina 104-107)

MET RAADGEVINGEN EN BESTURINGEN VOOR DE BEWONERS DAARVAN

8. DIENAREN VAN LAGERE RANG

Een andere soort van dienaren zijn hier, maar zodanige, dat zij niet met deze eersten kunnen vergeleken worden. Zij zijn onder hen gesteld, maar bewijzen hun diensten niet alleen door hier te regeren, maar ook door de tafel te bedienen. Deze zijn bekleed met linnen, fijn en wit, zij glinsteren als de sterren van de duistere nacht. Openbaring 1:20. Zij hebben de sleutels van de heilige Petrus, Mattheus 16:19, en Aärons staf, zij openen en sluiten, zij binden en ontbinden voor God. De voornaamste van deze zijn wachters, zij hebben macht omhoog te klimmen en de toren van dit sterke gebouw te bestijgen, om vandaar te zien wie pal staan en wie de achterblijvers zijn. Deze hebben hun bazuinen, wanneer zij die doen klinken, weergalmen de bergen, ja, het doet de grond daveren. Hiermee slaan zij ook alarm, Ezechiël 33:3-6, wanneer zij bemerken, dat het minste onheil of gevaar komende is, zo beveiligen zij dit huis daarvoor, of bereiden het anders voor om het kruis manmoedig te doorstaan, en alzo de kroon te bereiken, die er voor de overwinnaar overblijft.

Deze dienaar wordt ook rentmeester genoemd, 1 Corinthiërs 4:1, omdat hij met Zijn Meesters kas belast is, en macht heeft uit te geven aan hen, die behoefte hebben of naar die schat dorsten. De uitdeler van het woord der genade is hij, 1 Petrus 4:10, en uit zijn mond, wanneer hij in de plaats is, zoeken zij de wet, hij beveelt haar ook die te volbrengen, hij toont hun de zonde, en leert hun die te vlieden. Lukas 12:42. Door dit voorbeeld toont hij hun ook, hoe hun kleren rein te houden, hun knieën te buigen voor de Koning, wanneer Hij in de plaats komt en wanneer zij Hem om genade aanroepen. Titus 1:7.

Een ander merkteken, dat deze dienaar draagt, is dat van opziener, omdat de zorg van het gehele huis bij hem berust: hij moet zorgen, dat zij aan niets gebrek hebben, noch ook misleid worden door valse indringers, valse leer, of (bijgeval) door de misplaatsing van een ordinantie.

Deze hebben ook toe te zien, dat zij niet afwijken van plaats of plicht, opdat zij niet een smet werpen op hun belijdenis, of een kwaad brengen over het gehele huis, of een daad begaan, waardoor zij zich losmaken van of liegen tegen hun God, Handelingen 20:28, door te doen wat Hij niet beval bij geheiligde verordeningen. Noem ze uw koks: zij zijn bekwaam in het bereiden van spijze om zwakken en sterken te voeden, en het bloed te reinigen. Zij hebben melk voor zuigelingen, vaste spijzen voor mensen op leeftijd, voedsel, geschikt voor wie eenvoudig en voor wie wijs zijn. Lukas 12:42. Wanneer de grote pot op gaat, gelijk menigmaal gebeurt, doen zij geen wilde kolokwinten in vleesnat, 2 Koningen 4:38-40, gelijk die jongelingen doen, beginnelingen in hun kunst, die niet maken wat zo geschikt is om te genezen als om te doden.

Zij zijn uw onder-geneesheren, en weten aan welke ziekte gij onderhevig zijt, Mattheus 10:8, laten ze slechts uw pols voelen, en zij zullen u spoedig zeggen, of gij ziek of gezond zijt. Zijt gij duizelig? zij kunnen u daarvoor helpen, of hebt gij de vallende ziekte, of vreest gij voor een verdoving, een koorts, of de jicht: God prijzende over hun bekwaamheid behoeft gij aan geen genezing te twijfelen, want langdurige ondervinding heeft deze dienaren meesters van hun kunst gemaakt. Hun geneesmiddelen werken door reiniging, Hebreeën 9:14, en ook als braakmiddel, 2 Petrus 2:22, vrees niet, noch innemen, noch vasten of het zal helpen, draag slechts zorg, dat gij geen kou vat, en gij kunt uw volle vertrouwen schenken aan hun geneesmiddelen.

Gij moogt ze profeten noemen, want zij kunnen spreken van toekomende dingen, ja, hierin munten zij uit. Handelingen 15:32. Zij profeteren van ‘s mensen toekomstig lot, of zijn geest naar het wel of naar het wee is heen gewend, ja, zo bedreven zijn zij in hun voorzeggingen, hun bewijsgronden zijn zo vol van overtuiging, dat er niemand is, die hen hoort, of hij is gedwongen om te zeggen: Wee over hen, die, afwijken van de weg. 1 Corinthiërs 14:31. Zijt gij gebonden voor de hel tegen alle wind en weer? of zijt gij een, die ruggelings daarheen gaat?

of sluit gij uw ogen, omdat gij niet wilt zien? of gaat gij zijdelings en wilt gij niet openbaar zijn?

Toch kunnen deze profeten u zeggen, langs welke weg gij ter helle neder vaart. Handelingen 8:20-22. Wat hem aangaat, die het eeuwige leven wil verwerven, doch niet wil scheiden van alles, om dat leven te gewinnen, maar zich aan enig ding vasthecht, dat hij zou laten varen, of de tijd laat voorbijgaan, in welke hij zou ontwaken, of zegt, dat hij alles laat gaan, doch iets aanhoudt van hetgeen hem de toekomende wereld zal doen verliezen, 2 Timotheus 3:6, deze profeten kunnen zulk een man zijn staat bekend maken, en wat ten laatste zeker zijn lot zal zijn.

Als gij iemand zijt, die beide wegen betreedt, nu die van God, dan die van de duivel, of als gij uitstel maakt van het komen tot uw God om leven, of als uw licht en de lusten er om strijden, wie meester zal zijn van uw ziel, en gij het een bemint, het andere bedwingt, Titus 1:16, deze profeten kunnen u zeggen, welke kant gij heen neigt, waarop gij in ongunst neerziet, waaraan gij een hand leent. Zijt gij een van diegenen, wier vrees boven hun geloof gaan? wanhoopt gij, wanneer gij zoudt hopen? houdt gij uw ogen op wat gij hebt gedaan, terwijl gij vrijheid hebt om te zien op de zon? Lukas 22:32, zijt gij zo begerig naar meer, dat gij niet wordt aangedaan door de genade, die u verleend is? Zijt gij gelijk aan hem, die volstrekt een mijl verder moet gaan bij elke schrede, Hooglied 1:4, of het de moeite niet waard achten Christus te volgen?

Deze profeten kunnen zeggen, hoe dit uw ongemak moet genezen worden, en u gezond maken.

Deze dienaar wordt ook een gids genoemd, ook moet het volk zich slechts aan zijn zijde houden, of zijn voetstappen drukken in al de paden die zij bewandelen, volgens zijn voorbeeld moeten zij handelen en spreken. Hij moet voor hen de plaats der ogen vervullen, hij moet hen voorgaan op alle manieren, en hij moet hen geleiden aan de waterzijde, dit is het werk van deze onze Getrouwe Gids. Aangezien strikken van allerlei aard voor ons gezet zijn, aangezien hier een hol is, en daar een net is gespreid, o! laat niemand met mijn gepeins spotten: geen mens kan hier reizen zonder een gids. Lukas 1:79. Hier zijn verleidelijke appels, hier zijn hoeken met lokaas voorzien, benevens draaiende, verwarrende, klemmende, verstrikkende haken vlak bij de weg, wee zal dus hen overvallen, die zich hier durven wagen zonder een gids. Psalm 78:72.

Hier huizen de feeën met haar bekorende stemmen, boze geesten, aan engelen gelijk, om onze keus te betoveren, verlokkingen voor het vlees liggen hier aan iedere zijde: wie durft hier één voetstap zetten, zonder een gids? Meester verleiding, die al door elkaar heen zingt, en bidt, en praat, vergezelt ons op onze wandelingen, hij zegt, het nauwe pad is het zijne, en het onze het brede, Mattheus 23:16, 24:wat kunnen wij hier dan doen zonder een gids? Laat God onze leiders dan altijd ogen geven, ja, laat Hij ze heilig, dapper en wijs maken, en ons helpen om dicht bij hen te blijven, en niet toelaten, dat de blinden onze gids zijn.

4. Hier zijn nog een andere soort van regeerders, diegenen, die onze handelwijzen besturen, opdat ze in overeenstemming zijn met het geloof, dat wij belijden, opdat het voor het oog der toeschouwers duidelijk moge zijn, dat wij nieuw zijn. Romeinen 12:8. Deze zijn om toezicht te houden op onze wandel, en ons in onze bezigheden te besturen, dat wij in geloof en liefde elk ding verrichten, dat reikt van de dagloner tot de koning, 1 Corinthiërs 12:28, dat er geen schandvlek zij in onze wegen, noch ook in onze belijdenis, al onze dagen. 1 Thessalonicenzen 5:12-14. Deze moeten toezien op onze bemoeiallen, achterklappers hebben zij ook ondernomen in orde te houden, ook moeten zij zorgen, dat niemand onder ons, die werken kan, werkeloos zij, krakelen, onenigheden, bedriegerijen, alsmede grieven en verongelijkingen, deze moeten zij regelen, aan hen behoort het oordeel over alle zaken van deze aard, 1 Corinthiërs 6:4, gelukkig is het huis, dat aldus geregeerd wordt. 1 Timotheus 5:17.

5. Een andere soort van dienaren hebben wij, diakenen noemen wij ze, omdat hun werk is, die kruimels der liefdadigheid op te sparen en uit te delen aan de armen tot hun onderhoud, welke bijeen verzameld zijn tot hun verlichting, hetwelk van hun bezigheid inderdaad het voornaamste is. Handelingen 6:1-6. Deze moeten ernstig zijn, niet van een dubbele tong, niet overgegeven aan de wijn, niet genegen om de armen onrecht aan te doen, uit liefde tot gewin,

(rechtvaardig in deze hun bediening, getrouw in het geen hun toevertrouwd is.) 1 Timotheus 3:8 . De vrouw moet hier beantwoorden, gelijk het gelaat aan het gelaat, aan de geschiktheid van de man voor zijn werk en plaats, opdat grond voor ergernis of voor naijver het bewijs niet verhindere, dat hij met de meeste ijver zijn ambt wel volbrengt, want dan zal hij moedig zijn in het geloof, en een goede mate van vertrouwen verwerven bij de gemeente, ja, wat meer is, hij zal de zegeningen van de armen bezitten.

Zijn wijsheid zal Hem leren uit te vinden wie arm is uit luiheid, en wie tot een lage staat komt door ziekte, ouderdom, of omdat het het ontbreken van ledematen, of van het gezicht, of van werk was, dat hem er toe bracht, of zulk een lotsbeschikking, die soms laag maakt wie eens hoog waren. Zij moeten ook bedenken, dat er sommigen zijn, die hinken voor zij kreupel zijn, terwijl anderen zorg dragen hun noden niet bekend te maken: zij willen liever sterven dan de gemeenten belasten met hun armoede. Hierna moeten zij uitgeven naar dat zij reden zien, van het Woord de regel en van de behoefte de wetten makende, volgens welke zij handelen, en dan behoeven zij niet te verzuimen. Handelingen 6:1. De tafel des Heeren moet hij ook bedienen, het is zijn plicht en het is hem toevertrouwd. Handelingen 6:2. De leraar moet ook zijn tafel gedekt hebben door hem, aldus moet zijn huis gevoed en gekleed worden. Aldus dient hij de tafels met het fonds der gemeente, en wordt alzo een zegen voor de kudde.

Ik lees ook van weduwen, die hier haar bezigheden moeten hebben tot meerdere welvoeglijkheid. Ik durf niet zeggen, dat zij in de bediening zijn, ofschoon zij hier tot een dienst zijn aangewezen. Zij moeten zeer bejaard zijn, 1 Timotheus 5:9, vertrouwd, zachtmoedig, diegenen, die veel goeds hebben gedaan, die niet zichzelf zoeken, zij moeten nederig zijn, vol medelijden, of zij zullen haar dienst van nul en gener waarde maken. Deze moeten aan de jongere vrouwen leren, wat eigen is aan haar geslacht en staat, en wat niet: om bescheiden, huiselijk en eerbaar te zijn, haar mannen lief te hebben, goed te zijn, Titus 2:3-5, kinderen te baren, ze lief te hebben, en te vlieden van wat het evangelie schande zou aandoen. Ik denk, dat deze ook op de zieken moeten toezien, een werk, dat ongeschikt is voor de jongere, waarom hij zegt: De jongere weigeren, misschien omdat haar zwakheid haar zou misleiden, en onderwerpen aan groot ongenoegen, 1 Timotheus 5:11, wanneer zo iemand als Ammon in de plaats is. 2 Samuel 13:6-14. En daar de goede oude vrouw dit moet doen, is het passend, dat zij ook gevoed en gekleed wordt uit de beurs van de diaken, laat het zo zijn, en laat dit voortdurend haar dienst zijn. 1 Timotheus 5:16.

In document DE HEILIGE STAD of HET NIEUWE JERUZALEM. (pagina 104-107)