• No results found

DE HEERLIJKHEID DER FUNDAMENTEN

"En de fundamenten van den muur der stad waren met allerlei kostelijk gesteente versierd. Het eerste fundament was Jaspis, het tweede Saffier, het derde Chalcedon, het vierde Smaragd, het vijfde Sardonyx, het zesde Sardius, het zevende Crysoliet, het achtste Beryl, het negende Topaas, het tiende Chrysopraas, het elfde Hyacint, het twaalfde Amethist, " Openbaring 21:19, 20.

Nadat de Ziener ons de heerlijkheid van den muur en de stad heeft aangetoond, laat hij ons de heerlijkheid der fundamenten zien. Ik zei u te voren, dat de twaalf fundamenten de twaalf Apostelen en hun leer zijn, de oorspronkelijke leer der Apostelen des Lams.

De grote moeilijkheid is nu, de versiering der fundamenten, en de orde, waarin zij voorkomen, te verklaren.

Wat de vernieuwing der fundamenten betreft, waarop het nieuwe Jeruzalem eenmaal rusten zal, deze is tweevoudig en bestaat allereerst in heerlijke gaven en genade. Zo werden de Apostelen zelven uitgerust, en zo zal ook hun leer eenmaal versierd worden. Ik weet, dat de leer der twaalven immer met schone gaven en uitnemende genade gezegend is geweest, van de eerste gemeente aan, namelijk naar de mate des lichts en der Goddelijke bedeling, waarmee zij ten tijde van den Antichrist werd uitgerust. Maar de heerlijkheid, die deze leer, vooral sedert de dagen van den afval vergezeld heeft, is onbeduidend in vergelijking met de heerlijkheid en den luister, die op haar rusten zal ten dage, als de herbouw der stad zal voltooid zijn. Gij vindt derhalve, dat het Evangelie der genade, gedurende de regering van den Antichrist, wel schijnt, en Gods kinderen in al hun omzwervingen en beproevingen verlicht, maar dat licht wordt grotelijks verduisterd door den rook uit den put des afgronds, gelijk Johannes zegt: "Er is rook opgegaan uit den put, als rook eens groten ovens, en de zon en de lucht is verduisterd geworden van den rook des puts, " Openbaring 9:2. In deze dagen, zeg ik, wordt overvloed van licht, warmte en openbaring des Evangelies verduisterd en onvruchtbaar gemaakt, zodat slechts weinig van deszelfs macht en heerlijkheid aanschouwd wordt. Dit is het, dat God door den Profeet Amos gesproken heeft: "En het zal te dien dage geschieden, spreekt de Heere Heere, dat Ik de zon op den middag zal doen ondergaan, en het land bij lichten dage verduisteren. En Ik zal uwe feesten in rouw, en al uwe liederen in weeklage veranderen, en op alle lenden enen zak, en op alle hoofd kaalheid opbrengen, en Ik zal het land stellen in rouw, als er is over enen enigen zoon, en deszelfs einde als enen bitteren dag." Dit alles wordt verklaard in de volgende woorden: "Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere Heere, dat Ik enen honger in het land zal zenden, niet enen honger naarbrood, noch dorst naar water, maar om te horen de woorden des Heeren. En zij zullen zwerven van zee tot zee, en van het noorden tot het oosten: zij zullen omlopen om het Woord des Heeren te zoeken, maar zullen het niet vinden, " Amos 8:9-12. In zulke dagen waren de kinderen Eli’s kinderen Belials, 1 Samuel 2:12-15. Wel was er hier en daar een kind gelijk Samuel in zijne jeugd, die nu en dan iets goeds zei, maar "het woord des Heeren was dierbaar in die dagen, er was geen openbaar gezicht, " 1 Samuel 3:1. Daarover beklaagt zich ook David, wanneer hij in den Geest der profetie zegt "Zij weten niet, en verstaan niet, zij wandelen steeds in duisternis: dies wankelen alle fundamenten der aarde, " Psalm 82:5. Zo is het in de dagen, wanneer de heerlijkheid dier fundamenten verduisterd zal wezen. Maar thans, zie, zij worden op nieuw met licht en heerlijkheid bekleed, als in vroegere dagen versierd. Thans zullen alle waarheden des Woords een kostelijk, hemels vuur doen voortkomen, want deze stenen zijn inderdaad de vurige stenen, Ezechiël 28:13. In dezelve ligt verborgen wat de ganse wereld ontvlammen zou in liefde en vermaak in de dingen Gods en des hemels, indien de mensen slechts den Geest der wijsheid en de autoriteit Gods in hun prediking bezaten, gelijk de Apostelen en eerste christenen die hadden. Deze leer der twaalven zal te dien dage wederom met gaven en genade versierd zijn, als in de dagen van

ouds, dan zal zij opnieuw hare gulden stralen uitzenden tot bekering der volken. "Zie, " zegt God, "Ik zal uwe stenen gans sierlijk leggen, " dat is: de Apostolische leer zal versierd zijn als in het begin, Jesaja 54:11. De waarheid zal dan in hare oorspronkelijke, natuurlijke kleuren verschijnen, de volken zullen ze aannemen, er in leven en zich verheugen, zowel Joden als Heidenen, gelijk ik u heb aangetoond.

Maar in de tweede plaats: de twaalf stenen waarvan wij hier lezen, zijn dezelfde, die lang te voren op den borstlap des gerichts gezet waren geworden, en in welke de namen der twaalf stammen Israëls gegraveerd stonden, hetgeen dus het ganse huis hunner vaderen omvatte, Ezechiël 28:16-21, Exodus .28:29, 39:14. Wijl de twaalf stenen in Johannes’ gezicht dezelfde zijn als die in den borstlap des Joodsen hogepriesters, en deze laatste stenen het geheel der twaalf stammen voorstelden, zo besluit ik daaruit, dat de versiering der fundamenten met twaalf edelstenen betekent, dat de leer der Apostelen versierd zal worden met menigten van bekeerden, menigten van alle taal en natie: Joden en Heidenen, Moren, Tartaren en Turken, zelfs zij, die aan de einde der aarde wonen, zullen getrokken worden door de heerlijkheid en de waarheid, door het licht en de zaligheid van de leer der twaalf Apostelen. En ik houd het daarvoor:

1. Omdat de fundamenten zelven edele stenen genoemd worden, en ook de heiligen dien naam wel eens dragen. Zo zegt Jeremia, dat de stenen des heiligdoms de kostelijke kinderen Zions zijn, Klaagliederen 4:1-3. Zo zegt ook Petrus, zinspelende op de stenen des tempels: "Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, " 1 Petrus 2:5. En de fundamenten des muurs waren met allerlei kostelijk gesteente versierd, 1 Kronieken 29:2. D.i.

de leer der twaalf Apostelen was versierd met allerlei kostelijke zielen, velen werden door hun prediking bekeerd en dienden om hun leer te versieren en te verheerlijken.

2. Ik houd het voor de bekering van Gods kinderen, omdat die uitlegging het meest overeenkomt met de woorden van den Apostel Paulus zelf, als hij zegt: "want welke is onze hoop, of blijdschap, of kroon des roems? zijt gij die ook niet voor onzen Heere Jezus Christus in Zijne toekomst? Want gij zijt onze heerlijkheid en onze blijdschap, " 1 Thessalonicenzen 2:19, 20. Zie, de tekst spreekt van allerlei edele stenen, waarmee de fundamenten der stad versierd waren, en hier noemt Paulus met dien naam hen, die door de prediking des Woords bekeerd zijn: want welke is onze hoop, of blijdschap, of kroon des roems? Zijt gij die ook niet, die door onze prediking zijt bekeerd geworden? Gij zijt onze hoop, gij zijt onze blijdschap, gij zijt onze kroon des roems, gij zijt het, waarmee wij in de toekomst onzes Heeren Jezus gekroond en versierd zullen worden. Johannes zegt: zij zijn versierd, Paulus zegt: zij worden gekroond, Johannes vervolgt: zij zijn versierd met edele stenen, Paulus gaat voort: zij worden bekroond met de bekering van zondaars. Gelijk God dus deze stenen gans sierlijk zal leggen, zo zal Hij ze op saffieren grondvesten, Jesaja 54:11. D.i. gelijk Hij de leer der Apostelen met hare vorige heerlijkheid, schoonheid en liefelijkheid zal versieren, zo zal Hij ze kronen met de bekering van menige zondaar. De uitverkorenen zijn Gods juwelen, en ten dage, wanneer de Antichrist vallen, en het Evangelie in al zijne oorspronkelijke heerlijkheid voort zal breken, dan zal God ze met heerlijken glans doen schitteren.

"En de fundamenten van den muur der stad waren met allerlei kostelijk gesteente versierd."

Nog twee zaken liggen daarin opgesloten, die onze overweging wel waard zijn.

Ten eerste. Allen, die tot de vernieuwing der fundamenten gebruikt worden, moeten kostelijke stenen zijn, geen gemene steen kan hier dienen. En inderdaad: wat zou een keisteen te midden der paarlen en diamanten van het nieuwe Jeruzalem, of gesteente der donkerheid en der schaduw des doods tussen de heiligen des lichts? Job 28:5. Ik zeg, dat zij, welke God gebruikt als versiersel, allen, zonder uitzondering, kostelijke stenen moeten zijn, levende, schitterende, bijzondere stenen, hoewel stenen van verschillende kleuren, 1 Petrus 2:5, 1 Kronieken 29:2. De Antichrist rekent alles goed genoeg om zijne apostelen te versieren, zelfs stenen der verwarring

en der ledigheid, of zondaars, die even weinig genade bezitten als er sappen door een ouden deurpost vloeien, Jesaja 34:11. Zo iets neemt God evenwel niet aan ter versiering van Zijn Woord, noch ter verheerlijking van de leer der twaalven, Hij versiert en verheerlijkt met kostelijk gesteente.

Ten tweede. Gelijk als versiering der fundamenten alleen kostelijk gesteente genoemd wordt, zo wordt daaraan meteen toegevoegd: allerlei kostelijk gesteente, daarin spreekt Johannes uit, dat niet alle heiligen dezelfde mate van kostelijke gaven en genade bezitten. Er zijn er die uitnemender zijn en zich van de overige onderscheiden, gelijk een ster in heerlijkheid verschilt van de andere ster, 1 Corinthiërs 15:41. Sommige heiligen, die meer genade en gaven ontvangen hebben dan andere zijn ook ijveriger en volhardender in het werk Gods dan hun broeders, en daarom staat er geschreven: allerlei kostelijk gesteente, Spreuken 31:29, 1 Corinthiërs 12:9, 28, 29, 15:10.

Wat de fundamenten zijn, en welke de orde hunner plaatsing is.

"Het eerste fundament was Jaspis, het tweede Saffier, het derde Chalcédon, het vierde Smaragd, enz." Openbaring 21:19, 20. Nadat Johannes eerst in het algemeen gezegd heeft dat de fundamenten van den muur der stad met allerlei kostelijk gesteente versierd waren, geeft hij aan, welke de versiering van elk fundament in het bijzonder was.

Het eerste fundament. Het eerste en voornaamste fundament is Jaspis.

Ik heb vroeger gezegd, dat de Jaspis, in de beide reeds vermelde plaatsen: als het licht der stad, en het gebouw van haren muur, Jezus Christus betekent: Christus als Licht, Christus als Beschermer. Maar hier is de Jaspis een der twaalf fundamenten, ja een der twaalf fundamenten, waarin de namen der twaalf Apostelen des Lams geschreven zijn. Men kan daaruit afleiden, dat de Jaspis nu in een anderen toestand verschijnt, daar dezelve eerst den Heere en Heiland Jezus Christus zelf, en nu enen Zijner Apostelen voorstelt. Daarop antwoord ik, dat de Jaspis, naar zijne orde onder de fundamenten, ook hier even goed als in de beide andere plaatsen, van Christus verstaan moet worden, hoewel dat fundament tegelijk den naam van een der Apostelen draagt. Daarin ligt een verborgenheid verscholen.

Ten eerste. Dat dit fundament den naam van enen Apostel draagt, en tegelijk Christus zelf voorstelt, zulks duidt de overeenstemming aan, die er tussen Christus en Zijne Apostelen bestaat, namelijk dat Hij en zij één zijn, en daarom zegt ook de Apostel: "Wij prediken Christus, den Gekruisigde", 1 Corinthiërs 1:23, 24. Christus en Zijne weldaden is de inhoud, de kern en de somma van hun gehele prediking. "Niemand kan een ander fundament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus", 1 Corinthiërs 3:11. Wijl alzo de leer der Apostelen Christus zelf is, kan het geen wonder baren, dat de naam eens Apostels op dezen Jaspis geschreven is, en evenmin, dat de Jaspis onder den naam eens Apostels genoemd wordt.

Ten tweede. Wanneer wij lezen, dat de twaalf Apostelen des Lams in de fundamenten geschreven staan, en dat evenwel het eerste Jaspis, dat is: Christus, is, dan ligt daarin ook deze waarheid, dat, wie de leer der Apostelen ontvangt, tegelijk Christus zelf ontvangt. Neem de leer des Evangelies aan, gelijk de twaalven ze verkondigd hebben, en gij kunt niet anders dan ook Christus aannemen, want Hij is de Grond hunner leer. "Zo zijt gij dan gebouwd op het fundament der Apostelen en Profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste hoeksteen", Efeziërs 2:19, 20.

Ten derde. Dan volgt uit die schijnbaar tegenstrijdige samenvoeging, dat waar ook de leer der twaalf Apostelen gepredikt wordt, Christus zelf tegenwoordig is, daar is Zijn Geest om de onwetende en blinde harten der onbekeerden te verlichten en te onderwijzen, daar is Zijne macht om allen tegenstand te overwinnen en voor de heerlijkheid en de waarheid Zijns Goddelijken Woords te doen buigen. "En ziet", zei Jezus, toen Hij van de aarde scheidde, "Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld", Mattheus 28:20. "En zij, uitgegaan

zijnde, predikten overal, en de Heere wrocht mede, en bevestigde het Woord door tekenen, die daarop volgden", Markus 16:20.

Ten vierde. Ook spreekt het de gemeenschap uit, die er tussen Christus en Zijn volk bestaat.

Zie, in de twaalf fundamenten zijn allerlei, alle soorten van kostelijk gesteente geplaatst. Dan is ook Christus zelf in die fundamenten, om aan te tonen, hoe nabij Hij Zijner ganse gemeente is.

"Ik in hen, en Gij in Mij", zegt Christus, "opdat zij volmaakt zijn in Één", Johannes 17:23.

Christus en zijne heiligen maken slechts één en tempel, één lichaam uit, wijl zij één vlees, en elkanders leden zijn, 1 Corinthiërs 12:12.

Ten vijfde. Dat de Jaspis een der fundamenten, en bovendien het eerste of hoofdfondament is, betekent verder, dat Christus voor God het Fundament der heiligen is, en zij Zijn fundament voor de mensen zijn. De twaalven brengen Christus in de wereld, gelijk de twaalf runderen de koperen zee droegen, 1 Koningen 7:25. En Christus draagt de twaalven voor Zijnen Vader, gelijk de hogepriester de twaalf stenen droeg op den borstlap des gerichts, wanneer hij in het heilige der heilige ging, om een verzoening te doen voor de zonden des volks, Exodus 28:29.

Ten zesde. Het toont ons verder aan, dat, hoewel de Apostelen versierd zullen worden met degenen, die zij voor den Heere Christus zullen gewonnen hebben, zij die heerlijkheid en ere nooit kunnen genieten, tenzij gedragen door Christus, als hun Fundament, gelijk Christus de kracht Zijns volks is in hunnen arbeid voor Hem in deze wereld, zo moet Hij ook hun kracht zijn, wanneer zij eenmaal aan het einde der wereld den loon voor dien arbeid ontvangen.

Daarom zegt de Profeet: "En men zal aan Hem hangen alle heerlijkheid van het huis Zijns Vaders, der uitspruitelingen en der afkomelingen, ook alle kleine vaten, van de vaten der bekers af, zelfs tot al de vaten der flessen" Jesaja 22:24. En wederom: "Hij zal den tempel des Heeren bouwen, en Hij zal het sieraad dragen", Zacheria 6:13. Hij zal dragen de heerlijkheid onzer verlossing van de zonde, onzer bewaring in alle verzoeking en beproeving, onzer komst in Zijne heerlijkheid, Hij zal dragen de heerlijkheid van onzen arbeid in het Evangelie, van onze gaven en bekwaamheden, van de heerlijke vruchten, die onze arbeid gedragen heeft tot zaligheid van zondaars, "opdat Hij in alles de Eerste zou zijn", Colosssenzen 1:18 .

Ten zevende. Dat de fundamenten twaalf in getal zijn, en Christus het eerste is, geeft ook te kennen, dat alle bekeringen de twaalf Apostelen zullen versieren, en dat zij, met alle bekeerlingen, Christus zullen verheerlijken. Wij zullen als paarlen aan de kroon der Apostelen gehecht worden, en zij met al hun heerlijkheid aan de kroon des Zaligmakers blinken. En daarom lezen wij van de vier en twintig ouderlingen, die, naar mijne mening, de twaalven voorstellen in het oude en in het nieuwe Jeruzalem. Ik zeg, daarom vermeldt ons Johannes, dat die vier en twintig ouderlingen "hun kronen neerwerpen voor den troon, zeggende: Gij, Heere!

zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, en de eer, en de kracht, want Gij hebt alle dingen geschapen, en door Uwen wil zijn zij, en zijn zij geschapen", Openbaring 4:9-11, 5:11-14.

Ten achtste. Nog een opmerking omtrent dezen kostelijken steen Jaspis: hier vinden wij hem het eerst vermeld onder de edelgesteenten, die de fundamenten versieren, en diezelfden steen is de laatste onder de stenen op den borstlap des gerichts, Exodus 28:20. Daaruit leid ik het volgende af:

a. Dat Christus niet alleen de Leidsman, de Eerste, maar ook de Voleinder of de Laatste onzes geloofs is, Hebreeën 12:2.

b. Dat Hij niet slechts de overste Leidsman, maar ook de Beloner der Zijnen is, die hen veilig thuis brengt, Hebreeën 3:10, Jesaja 52:13. Hij gaat hen voor om hun den weg te wijzen, Hij komt achter hen om hen allen naar boven te brengen, Jesaja 58:8, Exodus 14:19.

c. Als we Christus eerst achteraan, en dan vooraan, in Exodus de Laatste in de Openbaring de Eerste vinden, dan wordt ons daarmee aangetoond, hoe Christus eerst de minste, laagste en meest verachte is geworden, om daarna de Meeste, de Hoogste en Heerlijkste te zijn. Hij heeft zich eerst vernederd tot in den dood, ja tot den smadelijken dood des kruizes, en daarna heeft

Hem de Vader verhoogd, en heeft Hem enen Naam gegeven, die boven allen naam is, gelijk Hij zelf getuigd heeft in deze woorden: "Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijne heerlijkheid ingaan?" Lukas 24:16, Filippenzen 2:6-11.

De overige fundamenten. "Het eerste fundament was Jaspis, het tweede Saffier, het derde Chalcédon, het vierde Smaragd, enz." Aangaande den Jaspis heb ik reeds een en ander gezegd, wat de overige betreft, wil ik thans een drietal opmerkingen maken:

Ten eerste. Dat alle fundamenten kostelijk gesteente zijn, duidt aan, dat de ganse leer van het nieuwe Jeruzalem niets anders zijn zal dan de leer der twaalf Apostelen, gene samengeraapte leerstellingen, aan verschillende stelsels dezer wereld ontnomen, noch iets van hetgeen de Antichrist heeft verkondigd, maar een geestelijke, hemelse, heerlijke leer. Wie daar Zijn Woord heeft, zal het "waarachtig spreken: wat heeft het stro met het koren te doen? spreekt de Heere", Jeremia 23:28, 32.

Ten tweede. Wanneer alle fundamenten kostelijke stenen zijn, dan ligt daarin ook uitgesproken, dat te dien dage niemand tot de bediening zal worden toegelaten dan wie geestelijke, hemelse gaven van boven ontvangen heeft. Gene praatzieke lieden, gene predikers, die hun bekwaamheden in wereldse wijsheid zoeken, zullen dan enige waarde hebben. Het moet een kostelijke steen zijn, een steen, die door den Heere Jezus met de kostelijkste hemelse bekwaamheden toegerust is, iemand, wien de Heere Jezus zelf verschenen is om hem tot het leraarsambt te roepen. DIE zal alsdan leraar zijn, en niemand anders. Alle anderen zullen beschaamd worden, een iegelijk van wege zijn gezicht, ja zij zullen zo verachtelijk zijn, dat zelfs vader en moeder hen leugenaars zullen heten, ja, "zijn vader en zijne moeder, die hem gegenereerd hebben, zullen hem doorsteken, wanneer hij profeteert, " Zacheria 13:3-5.

Ten derde. Dat deze kostelijke stenen niet allen dezelfde, maar onderling verschillend zijn, bewijst, dat de gaven der Apostelen en zo ook van de bedienaars des Woords in het nieuwe Jeruzalem in heerlijkheid en werking verscheiden zullen zijn, toch, gelijk elk dezer stenen een

Ten derde. Dat deze kostelijke stenen niet allen dezelfde, maar onderling verschillend zijn, bewijst, dat de gaven der Apostelen en zo ook van de bedienaars des Woords in het nieuwe Jeruzalem in heerlijkheid en werking verscheiden zullen zijn, toch, gelijk elk dezer stenen een