• No results found

Ruimdenkendheid als factor bij de acceptabiliteitsscores

6. Bespreking

6.3 Ruimdenkendheid als factor bij de acceptabiliteitsscores

De data-analyse toont een aantal significante correlaties tussen de persoonlijkheidsscores en de acceptabiliteitsscores. Een belangrijk deel van die correlaties bevinden zich bij het persoonlijkheidsdomein Ruimdenkendheid en de 3 onderliggende facetten. Bij de 4 overige domeinen is er geen significante correlatie met de acceptabiliteitsscores, maar wel bij een aantal van de 12 onderliggende domeinen (cf. 5.2). Hoe moeten we deze resultaten interpreteren?

Ten eerste moet het belang van de significante correlaties enigszins genuanceerd worden. Wanneer er een α van 0,05 gehanteerd wordt – zoals in dit onderzoek – wil dat dus zeggen dat in gemiddeld 5% van de gevallen een zogenaamde type I fout zal plaatsvinden, i.e. het onterecht verwerpen van een juiste nulhypothese. Er zijn 5 domeinen en 15 facetten, waarbij telkens de correlatie werd getest met 11 acceptabiliteitsscores (nl. 1 gemiddelde score, 4 scores voor de overkoepelende categorieën en 6 voor de intermediaire subtypes). In totaal werden er dus 220 correlaties bekeken, wat een relatief hoge kans meebrengt dat er type I- fouten aanwezig zijn. We moeten dus voorzichtig zijn om geen voorbarige conclusies te trekken over verbanden tussen persoonlijkheid en acceptabiliteit.

Vooral bij de facetten die niet onder Ruimdenkendheid vallen, is het goed mogelijk dat er type I-fouten aanwezig zijn. Bij die facetten zijn de p-waarden namelijk vrij hoog: ze vallen tussen de 0,023 en de 0,047 (cf. Tabel 28). Bovendien zijn de verbanden tussen de facetten en de acceptabiliteitsscores vaak moeilijk om conceptueel te verklaren: er is bijvoorbeeld geen voor de hand liggende verklaring waarom iemand die hoger scoort op Angst, ook specifiek niet- prominente belgicismen vaker zou goedkeuren. De significante verbanden zijn dus mogelijk toevallig, en bovendien moeilijk interpreteerbaar. Aanvullend onderzoek zou dus moeten uitwijzen of deze facetten werkelijk een factor zijn bij taalattitudes (tegenover belgicismen).

Correlatie Spearmans ρ p-waarde

Sociabiliteit/ALG -0,158 0,027 Sociabiliteit/PROM_ALG -0,156 0,029 Eerbiedigheid/CTRL+ 0,144 0,044 Eerbiedigheid/NPROM_ALG 0,142 0,047 Georganiseerdheid/CTRL- -0,147 0,040 Georganiseerdheid/ST_BEL 0,144 0,044

Verantwoordelijkheidsgevoel/PROM_ALG 0,147 0,039

Verantwoordelijkheidsgevoel/PROM_BEL 0,158 0,026

Angst/ST_ALG 0,143 0,045

Angst/NPROM_BEL 0,162 0,023

Depressie/ST_ALG 0,147 0,039

Tabel 26 - Significante correlaties tussen de acceptabiliteitsscores en de facetten die niet onder Ruimdenkendheid vallen

Ruimdenkendheid en de onderliggende facetten Intellectuele nieuwsgierigheid, Esthetische gevoeligheid en Creatieve verbeeldingskracht spelen in tegenstelling tot de andere facetten

een duidelijkere rol als factoren bij de acceptabiliteitsscores. Om te beginnen zijn de p- waarden (<0,001-0,039) van de significante correlaties opvallend lager dan bij de andere facetten (cf. Tabel 29). Met andere woorden, de kans op een type I-fout is bij deze correlaties statistisch gezien al kleiner. Bovendien zijn er zowel significante correlaties bij het domein als bij alle onderliggende facetten, en zijn het ook steeds dezelfde vier acceptabiliteitsscores die terugkeren: persoonlijkheidsscores correleren enkel negatief met ALLES, BEL, PROM_BEL en NPROM_BEL. Het feit dat de facetten én het overkoepelend domein significant correleren met ongeveer dezelfde acceptabiliteitsscores, toont een duidelijker verband dan bij de andere facetten.

Correlatie Spearmans ρ p-waarde

Ruimdenkendheid/ALLES -0,147 0,039 Ruimdenkendheid/BEL -0,231 0,001 Ruimdenkendheid/PROM_BEL -0,291 <0,001 Ruimdenkendheid/NPROM_BEL -0,150 0,036 Intellectuele nieuwsgierigheid/NPROM_BEL -0,199 0,005 Esthetische gevoeligheid/ALLES -0,153 0,032 Esthetische gevoeligheid/BEL -0,199 0,005 Esthetische gevoeligheid/PROM_BEL -0,260 <0,001 Esthetische gevoeligheid/NPROM_BEL -0,151 0,035 Creatieve verbeeldingskracht/BEL -0,194 0,006 Creatieve verbeeldingskracht/NPROM_BEL -0,239 0,001

Tabel 27 - Significante correlaties tussen de acceptabiliteitsscores en (de facetten van) Ruimdenkendheid

De deelnemers die hoog scoren op Ruimdenkendheid en de 3 onderliggende facetten, staan dus minder positief tegenover de Belgische varianten van testzinnen, en meer bepaald aan de twee niet-standaardtalige categorieën van belgicismen (prominent en niet-prominent). Dat resultaat is enigszins opvallend, aangezien het overeenkomt met het beeld van de belgicismen in 6.1 en 6.2. De prominente belgicismen, die het meest afgekeurd worden door de deelnemers, vertonen namelijk ook de grootste (negatieve) correlatie met de persoonlijkheidsscores. De niet-prominente belgicismen, waarmee de deelnemers iets minder problemen hebben, vertonen dan weer een kleinere (negatieve) correlatie met

deelnemers nota bene niet echt ongepast vinden, is er geen significante correlatie. De scores op (de onderliggende facetten van) Ruimdenkendheid komen dus overeen met een soort neiging om precies die belgicismen af te keuren die de deelnemers in het algemeen beschouwen als minder gepast.

Ruimdenkendheid lijkt dus overeen te komen met een soort normgevoeligheid. Op het eerste

zicht is dat verband nogal verbazend. Wie ‘ruimdenkender’ is, zou toch net een coulantere, meer accepterende houding moeten vertonen tegenover niet-standaardtalige of niet- normatieve taalkenmerken? We mogen ons echter niet laten leiden door de naam van het domein Ruimdenkendheid: er is namelijk discussie over de naamgeving van dat persoonlijkheidsdomein, omdat het moeilijk is gebleken om de persoonlijkheidskenmerken die overeenkomen met Ruimdenkendheid samen te vatten in één term (cf. 3.2). Die persoonlijkheidskenmerken zijn ietwat uiteenlopend, waardoor er vaak andere benamingen gebruikt worden voor het domein, zoals Openheid, Openheid voor ervaringen of Intellect. Het zou dus fout zijn om de persoonlijkheidsscores voor Ruimdenkendheid enkel en alleen op te vatten als ‘ruimdenkendheid’ zoals het gebruikt wordt door sprekers van het Nederlands.

Bovendien zijn de Big Five-persoonlijkheidsdomeinen abstracte, brede en

ondergespecifieerde persoonlijkheidskenmerken. De namen van de onderliggende facetten (Esthetische gevoeligheid, Intellectuele nieuwsgierigheid en Creatieve verbeeldingskracht) tonen bijvoorbeeld dat Ruimdenkendheid meer aspecten heeft dan de naam op zich suggereert.

Als we dan een uitleg willen geven voor het verband tussen Ruimdenkendheid en normgevoeligheid (ten opzichte van belgicismen), moeten we kijken naar de wetenschappelijke literatuur. Uit metastudies blijkt namelijk dat Ruimdenkendheid een predictor is voor intelligentie en academische prestaties (O’Connor & Paunonen 2006 976- 977). De naam Intellect toont wellicht duidelijker dat verband dan Ruimdenkendheid. Hoe dan ook is het een plausibele uitleg dat Ruimdenkendheid dus ook overeenkomt met kennis van de geschreven norm, en bijgevolg met de neiging om belgicismen af te keuren wanneer ze niet normatief wenselijk zijn in geschreven taal. Er zijn natuurlijk nog andere ‘causatieve paden’ mogelijk, en voorlopig is het giswerk om te bepalen welke verklaring juiste is. Opvallend is wel dat Ruimdenkendheid de duidelijkste factor in dit onderzoek is, en niet

Extraversie, dat tot nu toe het vaakst in verband is gebracht met talig gedrag. In die gevallen

gaat het echter om een verband tussen Extraversie en een aantal aspecten van taalproductie (cf. 3.4). Taalattitudes zijn daarentegen naar mijn weten nog nooit onderzocht in het licht van de Big Five, dus het feit dat Ruimdenkendheid naar voren komt als een belangrijke factor in plaats van Extraversie is leerrijk voor toekomstig taalattitude- en persoonlijkheidsonderzoek.