• No results found

: RSW notitie gespreksleidraad verdeling bovengemeentelijke warmtebronnen

In document Regio U16 (pagina 141-144)

Eerste uitwerking regionale warmtethema’s

Bijlage 7 : RSW notitie gespreksleidraad verdeling bovengemeentelijke warmtebronnen

Samenvatting gespreksleidraad

1. Samenwerking 2. Betaalbaarheid 3. Duurzaamheid 4. Beschikbaarheid 5. Uitvoerbaarheid

• Transparantie

• Verdeling in overleg

• Begrip voor

Transparant overleg: transparantie en het vroegtijdig informeren vormen de basis voor onze samenwerking. Vanuit deze basis gaan we met elkaar in overleg over een eventuele verdeling van bovengemeentelijke warmtebronnen. Ook gaan we vroegtijdig met elkaar in gesprek over het vormgeven van warmtekavels in de gemeenten die in aanmerking kunnen komen voor bovengemeentelijke warmte. Zo streven we naar een optimale balans tussen de warmtevraag en het bovengemeentelijke warmteaanbod We zorgen voor begrip tussen gemeenten over elkaars mogelijkheden en onmogelijkheden. Er zijn grote verschillen tussen grotere, stede-lijke gemeenten en kleinere, landestede-lijke gemeenten. Zo hebben stedestede-lijke gemeenten soms een grotere warmtevraag dan dat zij binnen de gemeentegrenzen kunnen realiseren. Daarnaast zijn er landelijke gemeenten die wel opwekmogelijkheden hebben, maar waar geen mogelijkheden zijn voor warmtenetten waardoor er minder (betaalbare) aardgasvrije alternatieven beschik-baar zijn. We streven ernaar om deze ongelijkheid op regionaal niveau te ondervangen door dit in een vroeg stadium te erkennen en hier met elkaar over in gesprek te gaan.

Samenwerking tussen direct betrokkenen: de afstemming vindt plaats tussen een kleine groep partijen die betrokken zijn bij de inzet van de betreffende bovengemeentelijke warmtebron.

Hierbij is een integrale samenwerking tussen de betrokken partijen van belang (niet limitatief:

gemeenten, provincie, waterbeheerders, netbeheerder, inwoners, warmtebedrijven, lokale energie coöperaties, natuurorganisaties).

2. Betaalbaarheid

Laagste maatschappelijke kosten: bij de keuze voor warmtebronnen streven we naar een koste-neffectieve inzet van warmtebronnen met de laagste maatschappelijke kosten. De kosten van de inzet van warmtebronnen moeten voor alle partijen betaalbaar zijn en moeten tevens transparant en overzichtelijk zijn. Daarbij streven we naar de laagste kosten voor de eindgebruiker. De draag-kracht van de warmtegebruiker speelt hierbij een belangrijke rol. We houden hier zoveel mogelijk rekening mee in het aanbod van aardgasvrije warmteopties. Een ander aandachtspunt is dat de businesscase voor veel warmtebronnen en ook andere aardgasvrije warmteoplossingen nog niet sluitend is waardoor een financiële bijdrage vanuit de overheid nodig is.

Bij de ontwikkeling van nieuwe bovengemeentelijke warmtebronnen zetten we in op aanslui-ting vanuit lokale initiatieven om lokaal eigendom mogelijk te maken. Op die manier streven we naar lokaal zeggenschap, waarbij de winsten zoveel mogelijk terugstromen naar de (inwoners van) de regio. Ook willen we bevorderen dat werkzaamheden die nodig zijn voor de overstap naar

RES 1.0 | Regio U16 | RSW notitie gespreksleidraad verdeling bovengemeentelijke warmtebronnen

aardgasvrij (ready) zoveel mogelijk worden uitgevoerd door lokale partners, bijvoorbeeld in de installatie- en isolatiebranche.

3. Duurzaamheid

CO2-reductie en ecologie: bij de inzet van bovengemeentelijke warmtebronnen geven we de voor-keur aan warmtebronnen met een (toekomstige) hogere CO2-reductie, indien mogelijk CO2 -neu-traal. Een ander belangrijk aandachtspunt is de ecologische impact van bovengemeentelijke warmtebronnen. Daarbij kijken we onder andere naar de milieueffecten van de toepassing van thermische energie uit oppervlaktewater (TEO).

Minimum isolatiegraad: bij de inzet van bovengemeentelijke warmtebronnen willen we geen warmte verspillen en is het van belang dat zoveel mogelijk woningen kunnen worden aange-sloten op een warmtebron. Goede isolatie van de gebouwde omgeving speelt daarbij een grote rol. Beter geïsoleerd vastgoed zal daarbij eerder in aanmerking kunnen komen voor lagere temperatuurbronnen dan matig geïsoleerd vastgoed. Bij het toepassen van isolatie streven we naar een goede balans tussen het energetisch optimum en de kosten voor isolatiemaatregelen.

Match tussen temperatuurniveau van warmtebron en afnemer: vastgoed wordt veelal tot een temperatuur van 20°C verwarmd, maar om hetzelfde comfortniveau te bereiken, vraagt niet elk type vastgoed om dezelfde aanvoertemperatuur van de warmte. Recentere of goed geïsoleerde gebouwen houden warmte beter vast dan oudere en minder goed geïsoleerde gebouwen. Om dit verschil te overbruggen helpt goede isolatie, maar bij een deel van het vastgoed zullen de kosten te hoog blijken. Op die plekken blijft een hogere aanvoertemperatuur nodig om het comfortniveau te behouden en is het temperatuurniveau van de warmtevraag van de afnemer leidend.

4. Beschikbaarheid

Schaarste van alternatieven: we zetten zoveel mogelijk in op lokaal gebruik van warmtebronnen.

Hierbij wordt gezocht naar de beste match tussen warmtevraag en -aanbod op basis van de overige vier leidende principes (samenwerking, betaalbaarheid, duurzaamheid en uitvoerbaar-heid).

Volume en schaalgrootte: we maken zo optimaal mogelijk gebruik van de aanwezige boven-gemeentelijke warmtebronnen. De capaciteit van de warmtebron wordt daarom zo optimaal mogelijk benut om daarmee zoveel mogelijk gebouwen te voorzien van duurzame warmte. Om een bovengemeentelijke bron zo efficiënt mogelijk in te zetten, kijken we bij de inzet van boven-gemeentelijke bronnen naar de grootte van de warmtevraag en de woningaantallen van gebieden die aangesloten zouden kunnen worden op een bovengemeentelijke bron.

Lange termijn leveringszekerheid: warmtebronnen die we bovengemeentelijk willen inzetten, moeten voor een langere periode warmte kunnen leveren. Ook is hierbij aandacht voor zoge-noemde transitiebronnen die mogelijk ingezet kunnen worden tot de overstap gemaakt wordt naar een toekomstige duurzame warmtebron. We realiseren ons daarbij dat het bij voorbaat uitsluiten van bronnen van invloed kan zijn op het tempo van de warmtetransitie. Flexibiliteit in bronnen wordt als positief beoordeeld om een lock-in op fossiele energie of een tijdelijke warmte-bron te voorkomen.

5. Uitvoerbaarheid

Afstand tussen warmtebron en afnemer: we zetten warmtebronnen zo lokaal mogelijk in en als we warmte over hebben, stellen we die beschikbaar voor de buurtgemeenten. Het project met vastgoed in de gemeente met de kortste afstand tot een (bovengemeentelijke) warmtebron heeft daarbij goede kaarten in handen om als eerste in aanmerking te komen om de bron als bovenge-meentelijke warmtebron te gebruiken.

RES 1.0 | Regio U16 | RSW notitie gespreksleidraad verdeling bovengemeentelijke warmtebronnen

Netimpact: we streven naar een efficiënte inzet van de hoge temperatuur warmtebronnen in de regio. We zijn ons ervan bewust dat lage temperatuurbronnen een groter effect hebben op ons elektriciteitsgebruik om de warmte op het juiste temperatuurniveau te krijgen om woningen en gebouwen te kunnen verwarmen. Tevens streven we naar een goede balans tussen het gebruik van collectieve warmtebronnen, gekoppeld aan een warmtenet, en de inzet van individuele (veelal elektrische) warmteoplossingen en de aanvullende opwek van duurzame elektriciteit die daarvoor nodig is.

Aanwezigheid van een warmtenetwerk versus aanleg van een nieuw netwerk: we maken efficiënt gebruik van de warmtenetwerken die al aanwezig zijn in de U16 regio. Daar waar mogelijk breiden we bestaande netwerken uit naar buurgemeenten waar een collectieve warmtevraag aanwezig is. Hierbij geven we de voorkeur aan open warmtenetten, waarop meerdere duurzame warmte-bronnen kunnen worden aangesloten.

Draagvlak onder inwoners: bij het ontwikkelen van nieuwe warmtenetten en nieuwe bovenge-meentelijke warmtebronnen hechten we belang aan draagvlak onder inwoners en nemen we inwoners mee bij het maken van keuzes die rond een ontwikkellocatie kunnen ontstaan. We maken zoveel mogelijk ruimte voor keuzevrijheid binnen de kaders van de wet.

Governance: het juridisch kader en de mogelijke rolneming van publieke partijen is aan veran-dering onderhevig. Hierin leren we met elkaar en ontdekken we wat wel en wat niet mogelijk is om projecten te laten slagen (kennisdeling6). We maken heldere afspraken met elkaar om een toekomstbestendige samenwerking te borgen (regionale samenwerking7). Het bieden van trans-parantie en openheid over (lokale) kansen en knelpunten maakt hier onderdeel van uit.

Tempo: het komen tot concrete warmteprojecten en het snel opdoen van ervaring is belangrijk om ons goed voor te bereiden op de overstap naar duurzame vormen van warmte. We zullen hiervoor alle duurzame warmteopties moeten onderzoeken om de bijbehorende kansen en knelpunten te verkennen. Hierbij is het van belang dat we voor ogen houden dat we nog niet alles weten, maar dat we wel voortgang moeten boeken. We moeten daarom niet wachten met het nemen van de stappen die we vandaag al kunnen zetten om ons voor te bereiden op de transitie naar het duurzaam verwarmen van de U16 regio.

6 Zie ook bijlage 2 over ‘Samenwerking regionale warmtethema’s.

7 Idem.

RES 1.0 | Regio U16 | Thematische agenda Elektriciteit en Warmte

Bijlage 8 : Thematische agenda Elektriciteit

In document Regio U16 (pagina 141-144)