• No results found

2.3.1 Mediahype

´Voor iedereen die het nieuws volgt, is het een bekend fenomeen: de plotselinge exploderende media-aandacht voor een bepaald nieuwsonderwerp. Dit begrip heet mediahype.’, (Vastman, 2002). Volgens mediasocioloog Peter Vastman zijn de media dagen- soms weken- in de ban van de jacht op meer nieuws over dat onderwerp.

‘De gangbare betekenis van een mediahype is de buitenproportionele aandacht voor een onderwerp dat bij nader inzien niet veel om het lijf heeft. Er volgt een eindeloze stroom van nieuwsartikelen, reportages, nieuwsanalyses, etc. Ook op sociale media wordt het onderwerp dagenlang een trending topic : het gesprek van de dag. Zo kan een mediahype ook leiden tot een maatschappelijk probleem.’, aldus de

mediasocioloog.

Dit begrip is te koppelen aan het onderwerp van mijn onderzoek. Als voorbeeld neem ik het 11-jarige kindmodel Summer de Snoo. Sinds Summer in de smaak viel bij

verschillende succesvolle modellenbureaus en haar eigen documentaire ‘Picture Perfect’ lanceerde, kwam er veel ophef in Nederland over het begrip ‘kindsterren’. De media klopte de zaak goed op en zo werden de ouders van het meisje gezien als

kinderexploitanten. Weken lang werden Summer én haar ouders een trending topic op

7

sociale media, talkshows en nieuwsberichten. Nu, een aantal maanden later, is er nog weinig op sociale media, nieuwssites of talkshows te zien over dit onderwerp.

Volgens Stefan Geiß (2010) , een Duitse mediaonderzoeker die keek naar de kenmerken van alle nieuwsgolven die in de Duitse media boven een bepaalde drempel uitkwamen, kan je de mediahype onderverdelen in vier luiken. Op zoek naar resultaten, kwam hij erachter dat deze criteria van belang waren: de tijdsduur van de nieuwsgebeurtenis (hoe lang was dit onderwerp in het nieuws), de dynamiek van het nieuws (ontwikkelt het nieuws zich geleidelijk of explosief) en de vorm van de nieuwsgolf (piekend of normale verdeling). Het resultaat zijn vier verschillende categorieën van een mediahype:

1. De vuurzee: hierbij gaat het om grote nieuwsonderwerpen die lang in het nieuws zijn en af en toe escaleren rond bepaalde gebeurtenissen. Een voorbeeld hiervan is de Mexicaanse griep. Dit was een nieuw virus en zorgde voor veel ophef. Bij nader in zien was de ophef erg overdreven en was het virus milder dan men in de media liet overkomen.

2. De heidebrand: dit zijn onderwerpen die blijven doorsudderen maar wel met een duidelijke golfbeweging. Hierbij neem ik het voorbeeld van de

zwartenpietendiscussie. Het onderwerp blijft doorsudderen maar in december is een er een duidelijke stijgende golfbeweging en ontstaat er een flinke opruiing.

3. De uitslaande brand: dit zijn kortlopende nieuwsonderwerpen die uitmonden in een korte nieuwsgolf, waarna het onderwerp snel uit het nieuws verdwijnt. Een voorbeeld hiervan is een kindervermissing. Het onderwerp wordt kort maar vaak in de periode van vermissing vernoemd maar verdwijnt daarna weer snel uit de media. Na enkele dagen laat men het onderwerp links liggen en verdwijnt de mediahype volledig.

4. De explosie: deze categorie bestaat uit korte maar steile nieuwsgolven met in het begin heel erg veel nieuws en vervolgens een staart met afnemend

vervolgnieuws. Mijn onderzoeksonderwerp past hier het best bij. De

documentaire van kindmodel Summer de Snoo zorgde voor veel ophef en nieuws van verschillende media. Enkele weken later, verdwenen het meisje én haar ouders niet volledig uit beeld. Summer en haar ouders maakten de beslissing om

8

naar Amerika te verhuizen voor de carrière van hun dochter. Dit vervolgnieuws had weinig succes bij de media en werd zo ook weinig tot niet gepubliceerd in artikels of besproken in talkshows. Dit geldt niet alleen voor het Nederlandse kindmodel maar ook voor andere kindsterren. Als voorbeeld neem ik kindster Macaulay Culkin. Het kindsterretje werd multimiljonair dankzij de legendarische filmreeks Home Alone. Niet veel later kwam Macaulay in een duistere periode terecht waar hij, volgens AD, maandelijks € 3.100 uitgaf aan drugs. Dit nieuws zorgde wereldwijd voor veel ophef. Dagen- en weken- verstreken en nieuws over Macaulay nam af. In 2017, gooide de acteur het roer om en verbeterde hij zijn levensstijl. Dit vervolgnieuws werd door enkele nieuwssites opgenomen en werd lang niet zo succesvol en belangrijk ervaren als het onaangename nieuws van een paar jaar geleden.

2.3.2 Mediamacht, media-effecten en theorieën

‘De macht van de media is een van de meest bestudeerde onderwerpen in de politieke communicatie en journalistiek. De vraag hoe journalisten met hun berichtgeving in staat zijn om attitudes en gedrag van burgers maar ook van politici te beïnvloeden, is een belangrijke.’, (Vliegenthart, 2002). Zo beschrijft hoogleraar Rens Vliegenthart in het boek ´Journalistieke cultuur in Nederland´ dat politici veel tijd en energie in relaties met journalisten investeren om in het goede daglicht te staan tijdens verkiezingen. De

media heeft in dit geval dus macht over de politici én over de kiezers. Ook vertelt de hoogleraar dat de mediamacht zo ook altijd gevolgen heeft; er wordt dan gesproken van media-effecten. De media heeft zélfs invloed op de agenda-setting van politici, wat in het volgende onderdeel wordt besproken.

Walter Lipmann, een Amerikaanse schrijver en politiek commentator, publiceerde in 1922 een befaamd boek genaamd ‘Publieke Opinie’. Hier liet hij zien dat er een groot deel van Europa zonder kranten niet had geweten dat er een

wereldoorlog woedde. Het idee van de ‘almachtige media’ werd in de daaropvolgende decennia dominant.

2.3.2.1 Injectienaaldtheorie

De injectienaaldtheorie, of ook wel gekend als de bullet-theorie, vond veel weerklank.

Deze theorie bereikt iedereen en het beïnvloedingsproces is éénrichtingsverkeer.

Wat de media bericht, bepaalt voor een zeer groot deel wat mensen denken en doen.

9

De ontvanger neemt de boodschap kritiekloos over. Hoewel we hier nu anders over denken, is het vanuit het historisch perspectief heel begrijpelijk. Een voorbeeld hiervan is de succesvolle propagandamachine van nazi-Duitsland. De injectienaaldtheorie werd hier toegepast en laat zien hoeveel invloed massacommunicatie kan hebben.

2.3.2.2 Werkelijkheid is complexer

Al snel lieten onderzoeken zien dat de werkelijkheid veel complexer is dan in theorieën van de almachtige media wordt verondersteld. Lazarsfeld en Katz, introduceerden het idee dat veel mensen worden beïnvloedt door opinieleiders (uses and gratifications).

Hier staat de media niet centraal maar wel de nieuwsconsument die bepaalde

nieuwsbehoeftes wil bevredigen. Deze opinieleiders consumeren veel media en worden door anderen als autoriteiten gezien. Een andere theorie is de

cognitieve-dissonantietheorie van Festinger die erop wijst dat mensen informatie

dat niet bij hun bestaande ideeën aansluiten, ontwijken. De Duitse filosoof Klapper beargumenteert dan weer dat door het selectief waarnemen en onthouden, selectieve perceptie en herinneren de media-effecten beperkt blijven.

Ondanks de vele theorieën, blijft het lastig om de media-effecten waar te nemen.

We hebben namelijk te maken met twee variabelen: de onafhankelijke variabele, met andere woorden de blootstelling aan de media, en de afhankelijke variabele of het effect. Er zijn drie opties om de blootstelling aan de media te meten. Optie één meet de blootstelling niet maar veronderstelt het. Optie twee vraagt achteraf aan

nieuwsconsumenten of ze een bepaalde mediaboodschap heeft gelezen of gehoord. De laatste optie gebruikt de dagboekmethode of de kijkmeter. Hierbij wordt er

bijvoorbeeld gekeken naar kijk-en-luistercijfers. Ook deze drie methodes kunnen nooit 100% correct zijn omdat er een aantal complicerende factoren roet in het eten kunnen gooien. Denk bijvoorbeeld aan mensen die wenselijke antwoorden willen geven,

nieuwsconsumenten die tijdens het consumeren iets anders doen of selectieve

kijkers/lezers. Als we de afhankelijke variabele willen meten, kijken we naar de kennis, meningen, het gedrag en gevoelens van de nieuwsconsument. Het effect op korte termijn, wordt gezien als een momentopname van een persoon die op dat moment nieuws consumeert. Hoe voelt deze persoon zich bij het kijken van deze beelden? Wat weet de persoon na het kijken van dit fragment? Wat voor mening heeft deze persoon over dit onderwerp? Deze vragen worden dan meteen beantwoord. Om de effecten te kunnen weten op langere termijn, worden er verschillende metingen gedaan. Voor dat men aan

10

de media wordt blootgesteld, wordt de nul-meting uitgevoerd. De eerste meting wordt meteen na de mediablootstelling uitgevoerd en zo komen we te weten wat het effect is na de eerste meting. Na een wat langere periode, wordt de eerste meting herhaald; dit wordt de tweede-meting genoemd. Op deze manier weten we of de media op

langer termijn effect heeft op de nieuwsconsument. Naast deze twee variabelen wordt er ook gesproken van een causaliteit of ook gekend als de verborgen variabele.

Om dit begrip uit te leggen, verduidelijk ik dit met een voorbeeld. Er wordt gezegd dat mensen die soaps kijken, romantischer zijn dan mensen die dit niet doen. Deze stelling is moeilijk te beantwoorden omdat dit voor iedereen anders is. Het geslacht van de soapkijker speelt namelijk ook een belangrijke rol waardoor het effect wordt

genuanceerd en

verklaard. Om een verhaal kort te maken is het meten van de media-effecten moeilijk maar niet onmogelijk.

2.3.3 Agenda-setting

Het basisidee over agenda-setting werd in 1963 door Bernhard Cohen geïntroduceerd.

In zijn woorden betekent het begrip dat de pers niet succesvol is in het bepalen wat mensen denken maar wel waarover mensen denken. In 1972 onderzochten Maxwell McCombs en Donald Shaw hoe de meningen van honderd inwoners veranderen

naarmate de onderwerpen in de media veranderen. Het resultaat was een overlapping tussen de onderwerpen die de inwoners belangrijk vonden en de onderwerpen

waarover de lokale media berichtten. Dit fenomeen werd door hen agenda-setting genoemd. De media probeert als het ware de bevolking bewust te maken van een probleem over een bepaald onderwerp en zo ook de bevolking te beïnvloeden.

Eerder vertelde ik over de mediamacht en media-effecten die ook invloed kunnen hebben op politici en haar aanhangers. De media kan bijvoorbeeld een politicus op een andere manier in beeld brengen waardoor de politicus in een goed daglicht komt te staan en zo ook meer stemmen krijgt van kiezers. Zo is er niet alleen een relatie tussen de media en kiezers maar ook tussen de media en politici. Als een onderwerp stijgt op de media-agenda, is er vervolgens ook een stijging te constateren op de politieke agenda. Wist je dat meer dan 80 procent van de schriftelijke vragen die Kamerleden stellen direct verwijst naar mediaberichtgeving? De media bepaalt dus als het ware wat er besproken moet worden en wat de bevolking belangrijk vind.

11