• No results found

Hoofdstuk 4: Resultaten

4.2 De rol van de ander op de ervaring van zinvol werk bij hgv’ers en vpk

De ander speelt een grote rol in het ervaren van zin in werk bij zowel hgv’er als vpk. Voor hgv’ers geldt dat in dit deelgebied álle ervaringsaspecten van zin worden ervaren. Verpleegkundigen ervaren alleen transcendentie niet. Ook ervaren álle hgv-respondenten competentie, erkenning en

waardevolheid. De vpk-respondenten ervaren allen competentie, doelgerichtheid en waardevolheid. De belangrijkste verschillen en overeenkomsten tussen beide beroepsgroepen liggen wat betreft het deelgebied van de ander in de ervaringsaspecten competentie, doelgerichtheid, erkenning,

transcendentie en waardevolheid.

Competentie

Competentie wordt door alle respondenten ervaren waarin de ander een rol speelt. Het heeft te maken met het gevoel je werk goed te doen en er zelf toe te doen. Competentie wordt bijvoorbeeld ervaren wanneer patiënten of de familie van patiënten uitspreken naar de professional dat zij hun werk goed hebben gedaan. Dit is het geval bij verpleegkundige Patrick, Roos, Alet en Jelle en bij hgv’er Arjan. Ook gebeurt dit soms in non-verbale communicatie. Hgv’er Lars voelt zich bijvoorbeeld competent wanneer hij de kamer van zijn patiënt binnen komt en ziet dat het gezicht van deze patiënt opklaart. Hij vertelt: “Een mevrouw die opnieuw is opgenomen die ik bij de opname hiervoor

heb gesproken, vrij intensief. En dan is het heel leuk om te zien dat als ik mijn gezicht laat zien dat de vrouw wat opklaart en denkt héé daar kan ik wat mee. Nou, dat doet mij goed” (Lars, 4:4).

Anderen helpen, iets voor iemand kunnen betekenen en daar ook het effect van zien, draagt bij aan het gevoel van competentie. Voor hgv’ers zit dit bijvoorbeeld in het zien dat een patiënt weer rustig wordt (Arjan) of dat de patiënt “weer een stukje verder kan”(Clair, 50:50). Verpleegkundigen ervaren zich voornamelijk competent wanneer zij een rol hebben gespeeld in de genezing van hun patiënten. Dit is het geval bij Patrick, Loes, Alet en Jelle.

Jelle zegt hierover: “Als jij diegene bent die diegene (de patiënt) kan helpen omdat jij daar kennis van

Niet alleen patiënten spelen een rol in de ervaring van competentie. Verpleegkundige Meera voelt zich bijvoorbeeld competent wanneer haar leidinggevenden haar aannemen op de functie van hoofdverpleegkundige. Meera: “..en toen ben ik het dus geworden! Ja, dat bevestigde wel alles wat

ik had gedaan, dat ik dat kon en dat het goed was” (5:5).

Ook andere zorgprofessionals spelen voor hgv’ers mee in hun ervaring van zin in werk. Zo ervaart Roos competentie als zij een groep huisartsen helpt reflecteren op een probleem met een patiënt: “Een keer met een groep huisartsen hebben wij dat [Moreel Beraad] gedaan en dat een

huisarts zegt: er was een probleem met een patiënt..dat die [huisarts] zegt: ik heb er al zo veel over gesproken maar dit was nou net het gesprek dat ontbrak. Dan ben ik dus ontzettend blij en trots”

(19:19).

Doelgerichtheid

Een verschil is te zien tussen beide beroepsgroepen in het aantal respondenten dat doelgerichtheid ervaart waarin de ander een rol speelt: zeven vpk en twee hgv.

Voor verpleegkundige Patrick, Erik, Loes, Alet en Jelle is de gerichtheid op een bepaald doel te herkennen wanneer het gaat over het (al dan niet) behalen van een bepaald doel in de

behandeling van patiënten. Jelle zegt dat hij zijn werk als zinvol ervaarde toen een patiënte door de behandeling “(…) nu gewoon nog leeft en nu gewoon super gezond is. En dat ze die operatie goed

heeft ondergaan en dat het het effect heeft gehad dat voor ogen was (31:31). Alet spreekt expliciet

over een doel wanneer zij zegt zinvolheid te ervaart in de samenwerking met haar collega’s omdat deze haar kunnen helpen verder te komen in het behalen van een behandeldoel dat zij voor ogen heeft voor een patiënt van haar (Alet, 33:33).

Wanneer de ervaring van doelgerichtheid te herkennen is bij hgv’ers, spreken zij niet over het behalen van een bepaald behandeldoel of het genezen van een patiënt. Doelgerichtheid waarin de ander een rol speelt is bij hgv’ers Jurian en Lars te herkennen. Voor Jurian is dit het geval op het moment dat hij vertelt dat hij zichzelf traint in een gesprek dat hij met een patiënte heeft. In het contact is hij onder andere gericht op het zichzelf trainen om een goede en aandachtige luisteraar te worden. Hij traint zich in het stil kunnen zijn en in het afstemmen op zijn patiënte. Dit ervaart hij als zinvol. (Jurian, 20:20).

Verpleegkundige Meera en Jelle ervaren ook doelgerichtheid in het opleiden van studenten. Zij vinden het zinnig en nuttig om iemand anders iets te leren. Voor Meera is dat omdat zij hiermee uiteindelijk een bijdrage levert aan goede zorg.

Hgv’ers noemen het opleiden van studenten niet in hun ervaring van doelgerichtheid. Wel is de gerichtheid op het bijdragen aan goede zorg bij Lizet te herkennen wanneer zij vertelt het zinvol

te vinden om andere zorgprofessionals zich bewust te laten maken dat zorg ook een menselijke component heeft. Zij ziet het als haar taak om dit bewustzijn bij hen te creëren omdat op die manier in haar ogen menselijke, en betere zorg ontstaat (Lizet, 61:61).

Erkenning

De ander speelt een rol in de ervaring van erkenning bij vijf hgv’ers (Jurian, Arjan, Roos, Clair en Lars) en vijf vpk (Patrick, Erik, Alet, Meera en Jelle). Hierin is een overeenkomst te zien tussen beide beroepsgroepen wat betreft het aantal respondenten dat erkenning ervaart.

De beroepsgroepen tonen echter verschillen én overeenkomsten in wie die ander is die een rol speelt in de erkenning: voor hgv’ers zijn dit: andere zorgprofessionals (Arjan, Roos en Clair), de leidinggevende (Lars), patiënten (Jurian), de familie van de patiënt (Jurian) of directe collega’s (Arjan en Clair); verpleegkundigen noemen patiënten (Erik, Alet en Jelle), de familie van de patiënt (Meera), vrienden (Jelle) en andere mensen in de omgeving van de vpk of vreemden (Patick en Jelle).

Andere zorgprofessionals spelen voor de hgv’ers Arjan, Roos en Clair een rol op het moment dat deze zorgprofessionals zien wat zij doen in hun werk. Arjan zegt hierover: “En daar [in de

ervaring van zinvolheid] zitten nog een aantal extra lagen in. Namelijk dat het belang van geestelijke verzorging […] opeens ook nog extra zichtbaar wordt bij artsen” (Arjan, 17:17). Andere

zorgprofessionals spelen in de ervaring van erkenning bij verpleegkundigen geen rol. Hgv’er Lars (R13) voelt zich erkent door zijn leidinggevende wanneer deze beslist de werkzaamheden van de dienst uit te breiden. De leidinggevende wordt niet genoemd door vpk wat betreft erkenning.

Een hgv’er (Jurian) en drie verpleegkundigen (Erik, Alet en Jelle) voelen zich erkent door patiënten of door de familie van de patiënten als zij bijvoorbeeld hun dankbaarheid uitspreken. Alet zegt hierover: “Maar als patiënten iets tegen mij zeggen van: zonder jouw steun had ik het niet

gered. Of, ik ben blij dat je er voor mij bent geweest in deze tijd. Dat (is zinvol)” (Alet, 8:8).

Directe collega’s spelen een rol in erkenning bij hgv’ers Arjan en Lars op het moment dat hun emoties worden erkend. Arjan zegt: “(…) dat er ook periodes zijn dat het [werk] moeizaam gaat. Dat je soms

een collega nodig hebt die zegt: joh, dat heb ik ook. Er aan helpen herinneren dat dat gewoon af en toe zo is (…). Even erkennen dat het soms vervelend is (…) dat is prettig” (Arjan, 72:72).

Verpleegkundigen noemen de rol van hun directe collega’s niet wat betreft erkenning. Anders dan bij hgv’ers spelen bij verpleegkundige Patrick en Jelle ook vrienden of vreemden een rol in de ervaring van erkenning. Op de vraag hoe anderen een rol spelen in de ervaring zinvol werk te hebben, zegt Patrick: “Nou, ja, meer gewoon, hoe noem ik dat…mensen die er niets mee te maken

mensen. Meestal beginnen ze met ‘oh, dat is wel heftig of wel zwaar’ en er wordt meestal gezegd, opmerkingen in de trant van dat ze het mooi en nuttig en dergelijke vinden. En ja, dat doet mij ook altijd wel goed natuurlijk” (Patick, 62:62).

Transcendentie

Transcendentie wordt alleen door hgv’ers ervaren (Jurian, Arjan, Lizet en Roos). Door de gesprekken met patiënten ervaren Jurian en Lizet bijvoorbeeld dat zijzelf en hun wereld wordt gevormd en vernieuwd. Lizet verwoordt dit als volgt: “Je raakt iemand aan en die brengt je in een bepaalde

beweging, en dan (…) vandaar uit ga je weer met je eigen wereld op een net andere manier om en daar komt weer iets in beweging. Dus een constant geraakt worden en in beweging zijn. Een soort voortdurende in beweging komen. Ja dat is voor mij wel een zinvol gevoel” (Lizet, 20:20).

Roos ervaart transcendentie in het contact met haar patiënt wanneer zij vertelt dat haar eigen ideeën daarin worden geëxploreerd en er in dat gesprek gereikt wordt naar nieuwe ideeën:

“Wij hebben samen (gesproken) over wat is liefde eigenlijk. (…). Dat kan ik natuurlijk even in de Dikke van Dale opzoeken, of Googelen, een definitie, maar we hebben samen uitgevogeld wat dat voor hem betekende. Maar daarin moest ik natuurlijk ook uitvogelen wat dat voor mij eigenlijk betekent (…). Dat ik mijn visie kon scherpen aan die van hem en hij de zijne aan die van mij. En dat het synergetisch werkt. Dat je samen daar stappen verder in komt dan dat je daar in je eentje aan het lezen of aan het puzzelen bent” (Roos, 48:48).

Ook verwondering, dat zich laat kennen als een transcendente ervaring (Alma & Smaling, 2010), wordt door Jurian, Arjan en Roos ervaren.

Roos vertelt: “Ik kan de financiële problemen niet oplossen, ik kan niet oplossen dat deze

patiënt dood gaat en zijn kinderen achter moet laten, maar dat ik toch vanuit mijn vak een wezenlijke bijdrage kan vervullen, dat verbaast mij toch elke keer weer. En dat verwondert mij. Dat ontroert me. Ja, dat ik die rol mag vervullen, dat vind ik heel mooi..” (Roos, 49:49).

Verbondenheid

Drie hgv’ers (Ajran, Roos en Clair) en ook drie verpleegkundigen (Alet, Meera en Jelle) ervaren verbondenheid in hun werk. Anderen die hierin een rol spelen betreffen voor hgv’ers: de patient of andere zorgverleners (Arjan en Roos), collega geestelijk verzorgers buiten het ziekenhuis (Arjan) en directe collega’s in het team (Clair). Voor vpk zijn dit patiënten (Alet) of collega’s in het team (Meera en Jelle).

Het gevoel van verbondenheid ontstaat bij hgv’ers Arjan en Roos in de wederkerigheid van het contact met patiënten of andere zorgprofessionals. Roos zegt hier over: “Dat er een bepaalde

verbinding is tussen mij en de ander. (…). Het is nooit een doseren vanuit één kant. Ik vertaal jou mijn waarheid en van nou, zie maar wat je ermee doet. Het is ook iet zo dat die patiënt of

verpleegkundige zijn of haar vertelt en dat absorbeer ik dan en dan is het klaar. Er ontstaat iets in dat gesprek (…) die verbondenheid, wat het boeiend maakt, wat het interessant maakt” (Roos, 48:48).

De verbondenheid in het contact met patiënten wordt door verpleegkundige Alet genoemd als zingevend aspect in haar werk. De langere ligduur van de patiënten op de afdeling waarop zij werkt is zelfs een reden geweest om te kiezen voor deze afdeling. Omdat de patiënten daar langer liggen, kan zij beter een band met hen opbouwen.

Andere disciplines in het ziekenhuis en andere geestelijk verzorgers buiten het ziekenhuis spelen een rol in de ervaring van verbondenheid voor hgv’ers Arjan en Roos op het moment dat zij ervaren dat de zorg die zij geven overgenomen of opgenomen wordt in het grotere systeem van de zorg. Arjan noemt dit: “Het gevoel dat jij onderdeel uitmaakt van een keten van zorg, ook buiten het

ziekenhuis…” (Arjan, 72:72).

Verbondenheid wordt door beide beroepsgroepen ervaren door de samenwerking met collega’s en door het gevoel dat je bij je collega’s terecht kunt als zij het moeilijk hebben in hun werk (Roos, Alet, Clair, Meera en Jelle). Meera zegt hierover: “Wij [collega’s] kunnen (…) terecht bij elkaar

in situaties. Dat vind ik belangrijk. Dat dat vertrouwen er is, die vertrouwelijkheid, en de zorg voor elkaar daarin” (Meera, 24:24).

Waardevolheid

Waardevolheid wordt door alle hgv’ers en alle vpk ervaren in hun werk. Daarbij speelt voor hen allen de ander een rol.

Vanuit verschillende elementen in het werk wordt waardevolheid ervaren. Hgv’ers noemen hierbij: iets voor anderen kunnen betekenen (Jurian, Arjan, Lizet, Roos, Ivon en Lars), trouw zijn aan de ander (Ivon en Lars), vertrouwen krijgen van patiënten (Roos), humor met patiënten en collega’s (Jurian en Lars), intimiteit (Jurian), wederkerigheid van contact (Ivon, Clair en Lars), zelfontwikkeling (Lizet, Roos en Clair) en geld verdienen voor hun familie (Lars).

Wat hgv’ers voor anderen kunnen betekenen wordt door hen verschillend omschreven,

bijvoorbeeld: ‘ruimte geven om iets wat spanningsvol is te kunnen beleven’ (Lizet) ‘iemand die somber is weer laten stralen’ (Lizet en Lars) ‘rust bieden’ (Erik) of ‘reflectie opgang brengen’ (Jurian, Lizet en Roos). Ook het aanbieden van of de gerichtheid op zingeving ervaren hgv’ers als waardevol element hun werk (Jurian, Lizet, Roos, Ivon en Lars). Clair zegt hier het volgende over:

“Voor mij zat de zin (…) in dat contact dat was ontstaan, dat het uiteindelijk een heel zinvol gebeuren was voor hem” (Clair: 8:8).

De wederkerigheid van het contact met patiënten wordt door hgv’ers Ivon, Clair, Roos en Lars genoemd. Vpk noemen dit niet als waardevol element. De hgv’ers zeggen het waardevol te vinden dat niet alleen zij iets voor de ander kunnen betekenen, maar ook dat hun patiënten iets voor hen betekenen. Ze zeggen veel te hebben geleerd van hun patiënten. Roos vertelt bijvoorbeeld dat zij tijdens haar zwangerschap veel tips van een patiënt heeft gekregen over het opvoeden van kinderen (Roos, 68:72). Ook van collega’s en supervisors zeggen Roos en Clair veel te leren in hun vak doordat zij hen nieuwe perspectieven op het werk aanreiken.

Net als hgv’ers ervaren vpk waardevolheid in het iets voor iemand kunnen betekenen (Patick, Erik, Loes, Hester, Alet, Meera en Jelle), in de humor met patiënten en collega’s (Patrick en Ereik), in de ontwikkeling die zij zelf doormaken (Meera) en in het geld verdienen voor de familie (Hester). Anders dan hgv’ers noemen verpleegkundigen het respect dat zij van anderen krijgen door het werk dat zij doen (Jelle), de dankbaarheid van patiënten (Jelle), en de samenwerking (Alet en Meera) als waardevolle aspecten in hun werk.

Iets voor iemand kunnen betekenen behelst voor verpleegkundige Patrick, Erik, Hester en Jelle het van nut kunnen zijn voor de behandeling van de patiënten. Dit kunnen verschillende handelingen betreffen. Zo zegt Patrick: “Ook andere handelingen die niet per se uit contact met

patiënten bestaan, maar waarvan ik wel weet en zie dat ze nuttig kunnen zijn voor de behandeling van patiënten, (…) daar zie ik de zin van in. Ik noem maar zoiets simpels als medicatie aanbieden”

(Patrick, 24:24). Ook in het bieden van emotionele steun in de vorm van een luisterend oor en het bijstaan van patiënten die het moeilijk hebben wordt door Hester en Alet waardevolheid ervaren.

4.3 De rol van de context op de ervaring van zinvol werk