• No results found

Hoofdstuk 5: Discussie en conclusie

5.1. Discussie

In hoofdstuk vier is vanuit de empirische bevindingen antwoord gegeven op de deelvragen van dit onderzoek. Per deelgebied is besproken op welke manier de ervaringsaspecten te herkennen zijn in de zinervaring van hgv’ers en vpk. Om de centrale vraag van dit onderzoek te beantwoorden, wordt in deze paragraaf vanuit een overkoepelend perspectief gekeken naar de belangrijkste

overeenkomsten (5.1.1) en verschillen (5.1.2) tussen beide beroepsgroepen. Daarbij wordt een koppeling gemaakt met de literatuur die besproken is in het theoretisch kader van dit onderzoek 12.

5.1.1Overeenkomsten in de ervaring van zinvol werk tussen hgv’ers en vpk

De eerste opvallende overeenkomst tussen beide beroepsgroepen is dat de ander een grote rol speelt in de ervaring van zinvol werk. Iets voor anderen kunnen betekenen, de erkenning die zij van anderen krijgen in hun werk en de verbondenheid die zij voelen met hun patiënten of collega’s zijn daarbij belangrijke elementen. Deze bevindingen liggen in lijn met eerdere studies naar de

zinervaring van ziekenhuisverpleegkundigen (Malloy et al., 2015; Pavlish& Hunt, 2012) en studies naar baantevredenheid, welbevinden en motivatie psychotherapeuten en maatschappelijk werkers (Farber et. al., 2015; Gregorian, 2015) waarin deze elementen ook van belang blijken te zijn.

12Omdat er geen literatuur is gevonden naar de zinervaring van hgv’ers zal er in de confrontatie een uitstap gemaakt moeten worden naar studies over motivatie, baantevredenheid en welbevinden bij aanverwante beroepsgroepen met hgv’ers: psychotherapeuten en maatschappelijk werkers.

Hgv’ers en vpk tonen ook een gelijkenis in het ervaren van samenhang binnen het deelgebied “zelf”. Dit wordt ervaren wanneer zij het gevoel hebben dat hun persoonlijkheid past bij hun beroep. In de eerdere studies van Malloy en collega’s (2015) en Palvlish en Hunt (2012) is dit niet

teruggevonden. Een onderzoek naar psychotherapeuten wijst wel op samenhang als aspect in het werk dat bijdraagt aan het welbevinden van psychotherapeuten (Linley& Joseph, 2007). Samenhang wordt in de studie van Linley en Joseph, net als in deze thesis, begrepen als een gevoel dat het leven begrijpelijk, hanteerbaar en zinvol is (Linley en Joseph, 2007, p. 391). Er wordt in hun studie echter niet inzichtelijk gemaakt hoe deze ervaring precies ontstaat. Alma en Smaling (2010) zeggen hierover dat samenhang ontstaat wanneer er congruentie bestaat tussen verschillende elementen in het leven. De resultaten van deze thesis brengt een nieuw inzicht in hoe dit voor hgv’ers en vpk kan ontstaan: namelijk als hun persoonlijkheid past bij het werk dat zij doen.

Een andere overeenkomst tussen beide beroepsgroepen is dat het ziekenhuis bijdraagt aan hun zinervaring vanwege de dynamische sfeer. Dit wordt door hgv’ers en vpk spannend en uitdagend gevonden. Gregorian (2008) beschrijft de context van het ziekenhuis in dezelfde termen en noemt dat dit zowel inspirerend als intimiderend kan zijn voor ziekenhuispersoneel. Aangezien deze thesis zich heeft gericht op aspecten van waaruit zin wordt ervaren, en niet op aspecten die de zinervaring kunnen belemmeren, is het intimiderende aspect geen onderwerp geweest dat in de resultaten naar voren is gekomen. De bijdrage die de dynamische sfeer van de werkcontext levert aan de ervaring van waardevolheid is wel herkend bij beide beroepsgroepen.

Hgv’ers en vpk noemen allen de missie en visie van het bedrijf niet als element in het werk van waaruit zij zin ervaren in hun werk. Dit resultaat is opmerkelijk te noemen omdat in studies wordt gesteld dat de missie en visie van het bedrijf bijdraagt aan de zinervaring van professionals wanneer de waarden van de professionals in overeenstemming zijn met de missie en visie van het bedrijf (Dik et al., 2013; Rosso et al., 2010). Er kunnen enkele verklaringen genoemd worden waarom dit niet in de resultaten van deze thesis naar voren is gekomen. Bij de data-verzameling van deze thesis is vanuit methodologische argumenten gekozen om een open interview techniek te hanteren waarbij er gewaakt werd voor te veel sturing van de respondenten in het geven van hun antwoorden. Er is gevraag hoe het ziekenhuis een rol speelt in de ervaring van zin, maar er is niet gevraagd of de missie of visie van het ziekenhuis daarin meespeelt. Wellicht dat een meer directe vraag naar de invloed van de missie of visie andere resultaten hadden opgeleverd. Ook kan het zijn dat de

professionals de waarden van de missie en visie het ziekenhuis zodanig hebben geïnternaliseerd, dat deze waarden alleen herkend werden als eigen waarden en niet in verband werden gebracht met de missie en visie van het ziekenhuis. Een andere verklaring ligt wellicht in de mogelijkheid dat de

professionals te weinig bekend zijn met de missie en visie van het ziekenhuis waarin zij werken en dat deze om die reden geen rol speelt in hun zinervaring.

5.1.2 Verschillen in de ervaring van zinvolwerk tussen hgv’ers en vpk

Hgv’ers ervaren transcendentie in hun werk en vpk niet. Transcendentie is zowel in de studies naar de zinervaring van vpk van Malloy en collega’s (2015) en Pavlish en Hunt (2012) als in studies naar motivatie, baantevredenheid en welbevinden van psychotherapeuten of maatschappelijk werkers niet teruggevonden. Transcendentie, dat begrepen wordt als het overstijgen van het alledaagse (Alma en Smaling, 2010) lijkt dan ook niet gepaard te gaan met een situatie die juist het alledaagse typeert: werk. Toch laten de resultaten van deze thesis wel zien dat transcendentie in werk ervaren wordt, zij het alleen door hgv’ers. Het verschil tussen beide beroepsgroepen is wellicht te verklaren als er uitgebreider stil wordt gestaan bij hoe transcendentie vanuit de theorie begrepen kan worden, om dat vervolgens te koppelen aan het eigene van het werk van beide beroepsgroepen. In het overstijgende element van transcendentie noemen Alma en Smaling ook het reiken naar, en het exploreren van het nieuwe (Alma & Smaling, 2010, p. 21). Bij hgv’ers is de ervaring van

transcendentie onder andere herkend wanneer zij zeggen hun eigen ideeën en opvattingen te vernieuwen in gesprekken met patiënten. Het werk van vpk richt zich minder direct op gesprekken met patiënten, en meer het verlenen van medische zorg (V&V2020, 2015). Er zal in het werk van vpk daarmee wellicht ook minder ruimte zijn om de eigen ideeën in samenspraak met patiënten te vernieuwen. Hgv’ers zijn in hun werk met name gericht op gesprekken met patiënten die gaan over ideeën over het leven (HV, 2012) en binnen hun werkzaamheden kan dan ook meer ruimte zijn voor het exploreren en vernieuwen van deze ideeën. Wellicht dat dit verklaart waardoor er bij hgv’er wel, en bij vpk geen transcendentie is herkend.

Een ander verschil tussen beide beroepsgroepen is dat aanzienlijk minder hgv’ers dan vpk doelgerichtheid in hun werk ervaren. Bij veel vpk respondenten komt doelgerichtheid voort uit het kunnen bijdragen aan de genezing van patiënten. Deze bevinding ligt in lijn met het onderzoek van Pavlish en Hunt (2012) waarin ook duidelijk wordt dat vpk zin ervaren door het bijdragen aan de genezing van de patiënten. Uit de resultaten van deze thesis blijkt dit niet op die manier voor hgv’ers te gelden. Deze bevinding kan in verband worden gebracht met het debat dat binnen de

beroepsgroep gaande is over het al dan niet kunnen werken met concrete en meetbare

behandeldoelen en handelingswijzen (Henstra, 2002; Körver, 2014; Rebel, 2009). Er wordt door hgv’er (nog) niet gewerkt met bepaalde behandeldoelen. De omschrijving van het beroepsprofiel van

vpk laat zien dat het doelgericht werken juist een belangrijk aspect is: het wordt als eerste punt genoemd in de functieomschrijving.

Een laatste belangrijk verschil in de zinervaring van hgv’ers en vpk is dat samenwerking voor vpk een groter aandeel heeft in hun zinervaring dan dat dat voor hgv’ers het geval is. Door de samenwerking met collega’s ervaren vpk namelijk zowel verbinding, doelgerichtheid als waardevolheid; hgv’ers ervaren alleen verbinding. Eerdere studies wijzen op het belang van

samenwerking voor zowel vpk wat betreft hun zinervaring, (Malloy et al., 2015; Pavlish& Hunt, 2012) als voor aanverwante beroepsgroepen van hgv’ers wat betreft hun motivatie, baantevredenheid en welbevinden (Gregorian, 2015; Hill et al., 2013; Linley& Joseph, 2007). Opvallend is het dan ook dat de resultaten van deze thesis wijzen op een niet zo groot aandeel van samenwerking in de

zinervaring van hgv’ers. Wellicht is het verschil tussen beide beroepsgroepen te verklaren als er gekeken wordt naar de beroepsschetsen van vpk en hgv’ers waarin samenwerken een andere rol speelt. In het beroepsprofiel van een vpk wordt samenwerken als onderdeel van het werk

omschreven (V&V2020, 2015). Voor hgv’ers ligt dit anders. Zoals Doolaard (2009) omschrijft, is de kerntaak van een geestelijk verzorger de patiëntenzorg in de vorm van een gesprek aan bed. Het samenwerken met collega’s is daarmee niet per se inherent aan het werk van hgv’ers. Ervan uitgaande dat deze beroepsschetsen ook een beeld geven van de werkelijkheid van de praktijk van beide professies, zou dit wellicht een licht kunnen schijnen op het gegeven dat samenwerking voor hgv’ers een kleinere rol speelt in de zinervaring van voor vpk.

5.2 Zinervaring van humanistisch geestelijk verzorgers