• No results found

Tegen het einde van de jaren vijftig kwam er een einde aan de moeilijke periode van vlak na de Tweede Wereldoorlog. Economisch, politiek en sociaal gezien ontstond er in Nederland weer stabiliteit.117 De financiële positie van de jongeren veranderde ook in deze periode. Door de groei van reëel inkomen waren ouders minder afhankelijk geworden van het loon van hun kinderen.118 Jongeren mochten steeds meer van hun loon zelf houden. Dit zorgde voor een ruimere bestedingsvrijheid. In de loop van de jaren vijftig en zestig werden de jongeren ook in Nederland gezien als belangrijke consumenten: er ontstond een jeugdmarkt.119 De jongeren gaven hun geld uit aan snacks, roken, kleding, kapper, bioscoop, dancing en muziekplaten.120

Na de Tweede Wereldoorlog hadden de Nederlanders bewondering voor de bevrijding door de Amerikanen.121 Dit zorgde voor een omslag in de manier hoe de Nederlanders tegen Amerikaanse culturele uitingen aankeken. De Amerikaanse culturele uitingen werden enthousiaster ontvangen dan voor de Tweede Wereldoorlog. Deze culturele uitingen hadden met name invloed op de jongeren. Bijvoorbeeld culturele uitingen als rock & roll, mode, films en idolen werden steeds populairder onder de Nederlandse jongeren.122

De vooroorlogse generatie richtte zich met name op hun familie en het familieleven speelde zich binnenshuis af. Een groot deel van de naoorlogse generatie zetten deze traditie voort.123 Deze jongeren werkten veel: zij waren betrokken bij de wederopbouw van het land en wilden hard werken om ook te profiteren van de nieuwe welvaart.124

De Indische en Molukse rock & roll: Indorock

De Indische en Molukse jongeren waren al eerder bekend met rock & roll muziek dan de Nederlandse jongeren. In Indonesië ontvingen Indische Nederlanders en Molukkers Amerikaanse radiostations via zenders uit de Filippijnen, Singapore en Australië.125Op deze manier kwamen zij in contact met de Amerikaanse muziekstromingen rhythm and blues en

117

Labree, Rock & roll in rood-wit-blauw, 51. 118

Vossen, Vertrouwde patronen, nieuwe dromen, 106 119

Ter Bogt, Wilde jaren: een eeuw jeugdcultuur, 69. 120

Labree, Rock & roll in rood-wit-blauw, 60. 121

Ter Bogt, 65. 122

Klaartje Schweizer ed., Van de straat: een beeld van honderdvijftig jaar jeugdcultuur in Nederland (Amersfoort 1993) 67.

123

Ter Bogt, Wilde jaren, 69. 124

Ibidem. 125

rock & roll. De Indische jongeren waren meestal eerder in het bezit van de nieuwste rock & roll platen. Dit kwam doordat veel Indo’s naar Amerika emigreerden en deze stuurden platen naar familieleden in Nederland.126 In Nederland kon men moeilijk aan deze platen komen. De Indische Nederlanders en Molukkers waren de eersten in Nederland die rock & roll speelden. En brachten op deze manier deze nieuwe muziekstromingen naar Nederland. 127De Indische Nederlanders en Molukkers kunnen worden gezien als de trendsetters van deze jeugdcultuur. Etnische minderheden vervulden in de jaren vijftig en zestig steeds meer een voorbeeld functie.128 Er bestond geen duidelijke arbeiderscultuur meer door de vele veranderingen die de Nederlandse samenleving in de naoorlogse periode doormaakte. Met name de jongeren uit de arbeidersklasse hadden behoefte aan een cultuur waarmee zij zich konden identificeren. De Indische en Molukse jongeren hadden affiniteit met de rock & roll cultuur uit Amerika en deze namen zij over om op deze manier de blanke jongeren uit de arbeidersklasse levensstijl te bieden waar zij naar verlangden.

Rock & roll betekende een levensstijl die met name gebaseerd was op het rebelleren tegen autoriteiten als ouders en politie. Het tegen het establishment in gaan. Het rebelleren uitte zich met name door te kiezen voor kleding, muziek en activiteiten die de ouders afkeurden. In het geval van de Indische en Molukse jongeren was het met name een reactie op hun nieuwe rol als migranten in een samenleving waar zij als anders werden behandeld. Ook wilde zij zich afzetten tegen hun ouders, de bekende generatiekloof ontstond. De etnische cultuur gaf met haar eigen kleding, taal en gebruiken vorm en betekenis aan het leven aan de rand van de samenleving.129Men zou het kunnen vergelijken met de situatie in Amerika, eind jaren veertig en begin jaren vijftig, waar de Afro-Amerikaanse muzikanten ook als een voorbeeld functioneerden voor de blanke jongeren die stiekem naar de rhythm & blues radiostations luisterden en deze platen kochten.

Opvallend is dat de jeugdcultuur van de nozems in dezelfde periode ontstond als de Indorock namelijk tussen 1955/’56 en 1965.130 Er bestaat dus duidelijk een relatie tussen en

de komst van de Indorock en het ontstaan van de jeugdcultuur van de nozems. De volgende paragraaf zal daarom verder ingaan op de jeugdcultuur van de nozems. De Indorock van de Indische en Molukse jongeren zorgde voor het ontstaan van de jeugdcultuur van de Nederlandse rock & roll jongeren, de nozems. De nieuwe vorm van popmuziek en het

126

Vossen, Vertrouwde patronen, nieuwe dromen, 116. 127

Labree, Rock & roll in rood-wit-blauw, 87. 128

Vossen, Vertrouwde patronen, nieuwe dromen, 115. 129

Ibidem. 130

ontstaan van de eerste jeugdcultuur kwamen tot ontwikkeling door jongeren uit de lagere economische en sociale klassen: de etnische minderheden en de arbeidersklasse.131 Er was sprake van wederzijds beïnvloeding en beiden onderscheidden zich van de muziek en cultuur van de dominante cultuur. Rock & roll als muziekstroming kwam met name tot bloei in Nederland door Indorock van de Indo’s en Molukkers. Zij waren de trendsetters van deze levensstijl en deze werd overgenomen door de blanke jongeren, de nozems. Er is wederom een link te leggen met het ontstaan van rock & roll in Amerika waarin er wederzijds beïnvloeding plaats vond tussen de rythmn & blues uit de Afro-Amerikaanse cultuur en de countrymuziek van de blanke zuidelijke Amerikaanse cultuur. De muziekstroming en de jeugdcultuur ontstonden waar verschillende etnische culturen elkaar ontmoeten.

De jeugdcultuur van de nozems

Een klein deel van de jongeren in Nederland weken af van de naoorlogse generatie die hard werkten en hun vrije tijd grotendeels binnenshuis besteedde. Dit waren met name laagopgeleide werkende jongens van 15 tot ongeveer 23 jaar afkomstig uit het arbeidersmilieu.132 Deze jongeren brachten het grootste deel van hun vrije tijd buitenshuis door. Deze jongeren werden nozems genoemd, het woord is afgeleid van nootsum dit betekent onwetende snotneus of groentje. Het woord werd voor het eerst gebruikt door de journalist Jan Vrijman in Vrij Nederland in 1955.Wat hem met name opviel aan deze jeugdcultuur was naast de opvallende kleding, luidruchtige en agressieve houding een gevoel van ontevredenheid over de toekomst die zij zouden moeten hebben: een goede baan vinden, trouwen een gezin stichten. Zij waren op zoek naar meer spanning en plezier. 133

Uitgaan bestond uit het naar de bioscoop gaan en naar dans en muziekfeesten. Het grootste gedeelte van hun tijdsbesteding bestond uit het op straat hangen. Dit was voor de vooroorlogse generatie niet denkbaar, omdat zij thuis moesten blijven bij het gezin. Maar de naoorlogse generatie genoot een zekere vrijheid om zelf te bepalen wanneer zij erop uit gingen en anders deden zij het gewoon zonder toestemming uit rebellie. Rebellie hoorde immers bij deze nieuwe generatie. Het op straat hangen bestond uit het bij elkaar komen met hun brommers, met elkaar praten en het luisteren naar rock & roll muziek. In de jaren vijftig nam het aantal brommers enorm toe, omdat de jongeren het als vervoersmiddel in hun vrije

131

Vossen, Vertrouwde patronen, nieuwe dromen, 121. 132

Ter Bogt, Wilde jaren, 70. 133

tijd gingen gebruiken.134 Jongens en meisjes kwamen hier samen en kwamen op deze manier veel met elkaar in contact, dit zorgde voor verontruste ouders. Er ontstond een nieuwe manier van verkering: het werd steeds meer vanzelfsprekend om afspraakjes met elkaar te maken zonder meteen erg serieus te zijn.135

De mode van de rock & roll jeugdcultuur werd met name bepaald door het voorbeeld die rock & roll muzikanten en filmsterren gaven. De kleding van filmster James Dean uit de film Rebel without a cause, die bestond uit een zwart leren jack, wit t-shirt en jeans, werden door jongeren gekopieerd. Ook droegen zij jeans met strakke pijpen en geruite hemden. Voor de jongens waren vetkuiven de mode en zij waren vaak in het bezit van brommers en transistorradio, dit waren destijds nieuwe produkten. De mode voor meisjes was kleding die de rondingen accentueerden zoals wijde rokken met petticoats, brede ceintuurs en pumps. De jaren vijftig haarstijl voor meisjes was getoupeerd haar. Daaroverheen droegen de meisjes een sjaaltje.136

De rock & roll jeugdcultuur was grotendeels gebaseerd op provocatie zoals men wel vaker ziet bij jeugdculturen. De jongere generatie wilde zich afzetten tegen hun ouders en andere vormen van autoriteiten zoals de politie. Zij zetten zich af tegen de verwachtingen waar ze volgens hun ouders en de maatschappij aan moesten voldoen. De levensstijl van de rock & roll jongeren was gebaseerd op plezier maken en rebelleren. De teksten van rock & roll liedjes gingen ook bijna altijd over sexualiteit en dit was perfect om de ouders te provoceren.

Polarisatie tussen Nederlandse en Indische jongeren: de rellen in Den Haag 1958

De integratie van Indische Nederlanders verliep niet geheel zonder problemen. Indische Nederlanders kregen te maken met negatieve reacties van de Nederlanders. Dit had te maken met het feit dat de Indische Nederlanders de eerste grote groep niet-blanken inwoners waren van Nederland.137 De samenleving van de jaren vijftig in Nederland was absoluut geen multiculturele samenleving. De koloniale ideeën over de hiërarchische lijn tussen blank en zwart zat nog ingeweven in de Nederlandse samenleving. De aandacht van de overheidsinstanties die ervoor moesten zorgen dat de Indische Nederlanders zo snel mogelijk

134

Schweizer, Van de straat, 66. 135

Vossen, Vertrouwde patronen, nieuwe dromen, 120. 136

Schweizer, Van de straat, 67. 137

integreerden in de samenleving zorgde voor jaloezie van de Nederlanders.138 Met name de Indische jongeren moesten het ontgelden. Zij kregen vaak te maken met negatieve reacties van Nederlandse jongeren die zij tegenkwamen in de uitgaansgelegenheden.139 Als ze al werden toegelaten bij de deuren van de uitgaansgelegenheden, want discriminatie bij de deuren van de uitgaansgelegenheden was een veel voortkomend obstakel waar de Indische jongeren mee te maken kregen.140 Raciale scheldwoorden als ‘blauwe’ en ‘pinda’ waren hen niet vreemd.

De frustratie van de Indische jongeren groeide door het feit dat ze werden gediscrimineerd in de Nederlandse samenleving met name tijdens het uitgaan. De autochtone blanke jongeren hadden moeite om de nieuwkomers te accepteren vanwege het ‘anders’ zijn in huidskleur en culturele achtergrond. De lente van 1958 stond in het teken van een uitbarsting van raciaal geweld tussen Indische en Nederlandse jongeren in Den Haag en andere Nederlandse steden.141 In sommige gevallen had dit te maken met jaloezie van de Nederlandse jongens die moeite hadden met de Indische jongens die veel aandacht kregen van de Nederlandse meisjes.142 Deze gevechten vonden plaats tijdens het uitgaansleven, de plekken waar rock & roll ten gehore werd gebracht.143 Lizzy van Leeuwen geeft in haar boek Ons Indisch erfgoed aan dat men rond 1958 nog niet beseften dat discriminatie een rol speelde als oorzaak van de rellen, ze schrijft hierover het volgende;

“De jongerenrellen in Den Haag – die de landelijke pers hadden gehaald – en later ook die Rotterdam en andere steden werden door deze rage ook door het grote publiek bezien in de context van de rock-‘n-roll uitgaanswereld, met de nodige opwinding, ruzies om meisjes en een algemene opstandigheid en hang naar confrontatie. Aan discriminatie werd ook door hen bij voorkeur niet gedacht.”144

Indische Nederlanders en Molukkers werden binnen de rock & roll jeugdcultuur op den duur zeer gewaardeerd, maar kregen daarbuiten vaak te maken met racisme.145

138

Lutgard Mutsaers, Rockin’Ramona (‘s- Gravenhage 1989) 10. 139

Ibidem. 140

Rockin’Ramona, documentaire. 141

Mutsaers, Indorock; an early Eurorock style, 310. 142

Ibidem. 143

Mutsaers, Rockin’Ramona, 13. 144

Lizzy van Leeuwen, Ons Indisch erfgoed, L. van Leeuwen, Ons Indisch erfgoed: zestig jaar strijd om cultuur

en identiteit (Amsterdam 2008) 78-79. 145

In de Nederlandse pers verschenen er berichten over de rellen in Den Haag in 1958. In het volgende citaat uit een artikel getiteld ‘Vechtende jeugd valt voorbijgangers aan’ in het Algemeen Handelsblad van maandag 12 mei 1958 wordt beschreven dat bij dit voorval de Indische jongens de aanstichters waren van het geweld:

‘Den Haag, 12 mei’

‘Sinds op 30 april jongsleden op de markt bij de Herman Costerstraat in Den Haag onenigheid is ontstaan tussen groepen Hollandse en Indische jongens, trekken grote groepen van naar schatting 80 tot 100 Indische jongens van 17 tot 25 jaar ’s avonds door de residentie, gewapend met ijzeren staven veren en fietskettingen en in enkele gevallen ook met messen. Zij bepalen zich daarbij niet tot die groepen Hollandse jongens, die zelf wel van een stevige vechtpartij blijken te houden, maar vallen ook onschuldige voorbijgangers, ongeacht hun leeftijd lastig. Zaterdagavond ontstond op de hoek van de laan van Meerdervoort en Waldeck Pyrmontkade een vechtpartij waarbij een jongen een van zijn oren werd afgerukt.’146

In het artikel ‘Weer relletjes in Den Haag’ in het Algemeen Handelsblad van vrijdag 16 mei 1958 wordt beschreven hoe Nederlandse jongens bij dit voorval de aanleiding waren voor de gevechten :

‘Het blijft onrustig in Den Haag, al schijnen de rollen nu omgekeerd te zijn. Waren het afgelopen zaterdag en zondagavond gerepatrieerde jongelui, die wat moeilijkheden veroorzaakten, de afgelopen dagen verzamelden zich op verschillende punten in de stad steeds grotere groepen Haagse jongelui met het doel de gerepatrieerde jongens het leven zuur te maken.’147

In de berichtgeving in de Nederlandse kranten werden beide partijen neergezet als medeschuldig aan de rellen. Er was dus geen sprake van partijdige berichtgeving. Maar uit andere literatuur blijkt dat in de berichtgeving in sommige gevallen de mate van geweld enigszins werd overdreven. Bijvoorbeeld in het volgende citaat uit het boek Van de straat: een beeld van honderdvijftig jaar jeugdcultuur in Nederland onder redactie van Klaartje Schweizer. Het citaat is een onderdeel van een interview met de Indische John Prehn die in de

146

‘Vechtende jeugd valt voorbijgangers aan’, Algemeen Handelsblad 12-05-1958. 147

jaren vijftig deel uit maakte van een Haagse straatbende genaamd De Plu bestaande uit Indische jongens. Zij waren betrokken bij de gevechten met Nederlandse jongens in de jaren vijftig in Den Haag:

‘In de kranten werd uitgebreid melding gemaakt van de straatgevechten. We vonden het prachtig om over onszelf te lezen. Maar toch, hoewel iedereen boksbeugels en fietskettingen bij zich had, werd het gebruik daarvan door de pers zwaar overdreven. Veel waren al van te voren georganiseerd. De politie kreeg er lucht van en stond de jongens al in de struiken op te wachten. Je liep vaak harder voor de politie dan voor de tegenpartij. De politie zou je ouders waarschuwen en daar had bijna niemand zin in.’ 148

In het Indische tijdschrift Tong Tong van 15 mei 1958 wordt er ingegaan op de reactie van de Indische gemeenschap op de rellen. Een deel van de Indische gemeenschap was gekwetst door de berichtgeving in de Nederlandse kranten waar naar hun mening alleen de Indische jeugd werd genoemd in de krantenkoppen.

De redactie van Tong Tong reageert hierop met het volgende:

‘Dat dit een gerede aanleiding voor veel ,,wijze en weldenkende” Indische Nederlanders was om zich weer eens gekwetst en hautain af te wenden van ,,zulke boewaja’s”, terwijl de Nederlander zich direct met zijn zondaren bemoeit en streeft naar het leiden van deze activiteit in gezonder kanalen. Dat zulke onfrisse geschiedenissen wel vake zullen voorkomen en de Indische groep IN ZIJN GEHEEL zullen ,,blameren”, omdat het ONTBREEKT aan acties, die de indische groep een goede reputatie bezorgen. Kort gezegd: de Indische groep staat er slecht op, omdat bepaalde mensen altijd verkeerde dingen doen, terwijl daartegenover goede mensen NIETS doen.’149

Opvallend aan het citaat is dat Tong Tong de Indische gemeenschap oproept om de Indische jeugd aan te spreken op hun gedrag. Jan Boon en de redactie van Tong Tong waren altijd voorstander geweest van het integreren in de Nederlandse samenleving (hij noemde dit destijds assimileren). Zij waren van mening dat de Indische gemeenschap hier ook enige moeite voor moesten doen. De gezondere kanalen waar men in het citaat op doelde was de

148

Schweizer, Van de straat, 72. 149

Nederlandse politie georganiseerde verzoening van Indische en Nederlandse jongeren in Den Haag.150 Het is duidelijk geworden dat eind jaren vijftig een roerige tijd was gezien de uitbarstingen van de spanningen tussen Nederlandse en Indische jongeren. Beide partijen waren hier schuldig aan, maar het kan niet worden vergeten dat de Indische en Molukse jongeren te maken kregen met racisme toen zij zich in Nederland gingen vestigen.

In dit hoofdstuk is er aandacht besteed aan Indorock en de relatie met jeugdcultuur in Nederland. In het volgende hoofdstuk wordt er aandacht gegeven aan de verschillende invloeden in het ontstaan van de Indorock.

150