• No results found

6. Methode en data

7.5 Hoe het Rijk de uiteindelijke experimenten stuurde en inperkte

Hoe enthousiast elke gemeente ook is over de mogelijkheid tot het doen van deze experimenten, alle respondenten geven wel aan dat de AMvB een stuk minder ruimte biedt dan gewenst door de gemeenten. Dit was het gevolg van intensieve onderhandelingen met het Rijk. De gemeenten wilden beduidend meer vrijheid in de experimenten dan het Rijk, waardoor de uiteindelijke AMvB zoals opgesteld door het Rijk tot onvrede leidde bij de gemeenten. Een ambtenaar licht toe:

“Dus het is vooral een politieke discussie geweest en eigenlijk komt het erop neer in de basis dat wat wij wilden, wilde het ministerie niet en wat zij wilden, wilden wij niet. Uiteindelijk is er een soort van compromis uitgekomen. Want ik denk dat die lobby ook van de gemeentes krachtig genoeg was om het ministerie toch te bewegen om iets aan experimenteren te mogen geven maar die is wel beperkter dan het eerste basisinkomen.” Respondent L, ambtenaar

De gemeentelijke ervaren onvrede komt voornamelijk voort uit de bijverdienmogelijkheden die maar zeer beperkt verruimd zijn. Onder de huidige Participatiewet mag een bijstandsgerechtigde tot 6 maanden 25% van de verdiensten bovenop de uitkering zelf houden, tot een maximum van €199 per maand. Onder de AMvB is dit verruimd tot 50% van de verdiensten gedurende de maximaal 2 jaar dat het experiment mag duren, met wederom een maximum van €199 per maand. Dit bedrag en/of dit percentage hadden de gemeenten graag hoger gezien. De AMvB biedt ook minder mogelijkheid tot vrijlating van verplichtingen en sancties van de bijstandsgerechtigde dan gewenst door de gemeenten. Als voorbeeld hiervan wordt het toevoegen van een verplicht controlemoment na een half jaar genoemd, dit controlemoment is aanwezig om te kijken of de participanten in de eigen regie groep daadwerkelijk actief bezig zijn. Een ander voorbeeld is het vervallen van minder verplichtingen voor de eigen regie groep dan de gemeenten wilden. Zo zijn de regels over re-integratie,

arbeidsplicht en sollicitatieplicht wel degelijk flink versoepeld, andere verplichtingen zoals

verscheidene meldingsplichten zijn echter nog altijd aanwezig binnen het experiment. Zoals uit de onderstaande citaten blijkt, voelden de gemeenten zich hier beduidend in beperkt door het Rijk:

44

“Uiteindelijk kwamen ze (het ministerie) met een AMvB die dat (de experimenten) dus mogelijk moest maken, en die was piepklein. Dat betekende zo’n beetje dat we een heel lullig bedragje mensen een vrijlating konden geven, maar ons mooie idee dat ze het niet op hoefden te geven tot 200 euro, vergeet het maar. En het was ook nog eens een keer een percentage, veel lager dan we gehoopt hadden. En ook rondom die ontheffing, want dat vonden we een hele belangrijke. Als je mensen nou eens niet die sollicitatieplicht oplegt, wat doet die vrijheid in hun hoofd dan met hun. En daar wilden ze ook weer allerlei beperkingen bij aanbrengen, dat we toch weer moesten controleren of ze niet op hun luie krenten zaten en of ze toch echt wel wat deden. In de uiteindelijke AMvB is dat uiteindelijk toch best strak ingeregeld.” Respondent F, ambtenaar

“Het is een heel complex traject geweest om te komen tot een goede AMvB, die er eigenlijk niet echt is gekomen naar onze mening, want waar krijg je dan mee te maken: de Haagse politiek. We hadden toen Rutte 2 dus VVD en PvdA, staatsecretaris Klijnsma hadden we nog en van te voren wilde we eigenlijk veel meer ruimte om te experimenteren dus buiten de wettelijke kaders van de Participatiewet dan dat we nu feitelijk hebben. Als je nu kijkt hoeveel een bepaalde groep nu mag bijverdienen ten opzichte van de huidige vrijlatingregeling is eigenlijk vrij beperkt kunnen we wel zeggen. We hadden gehoopt op veel ruimere bijverdien mogelijkheden, bijvoorbeeld zodat je het eigenlijk meer raakt aan oorspronkelijke nou ja ideeën was het ook niet maar wens basisinkomen, meer het gedachtegoed wilden we meer implementeren maar goed… dat was politiek gewoon niet haalbaar” Respondent C,

ambtenaar

Het halfjaarlijks controlemoment heeft als doel om te kijken of mensen in de eigen regie groep daadwerkelijk zelf in beweging komen. Volgens het Rijk wordt met in beweging komen specifiek aan het werk gaan bedoelt, zowel fulltime als parttime. Indien dit niet het geval is dan zou de gemeente volgens de AMvB deelname aan het onderzoek voor de betreffende persoon dienen te beëindigen. Wanneer een bijstandsgerechtigde in de eigen regie groep na een half jaar dus niet actiever werkt of op zoek is naar werk dan bij de start van het experiment, heeft deze persoon niet meer het recht om mee te doen aan het experiment.

Het lijkt hier alsof een bijstandsgerechtigde het dient te verdienen om vrijgelaten te worden van verplichtingen. Het Rijk impliceert hiermee dat alleen zij die door een ervaren vrijlating aan het werk gaan, de gewenste uitkomstmaat, het verdienen om die vrijheid te ervaren. Zij die niet

uitstromen naar werk, verdienen die vrijheid dan dus ook niet. Vanuit de wetenschap, en ook vanuit de gemeenten die de deelnemers juist vrijheid en niet controle willen verschaffen, is dit

45

onderzoek is namelijk onmogelijk wanneer de bijstandsgerechtigden die niet voldoen aan de eisen van het Rijk het experiment uit worden gezet. Ook sluit deze manier van controleren en de uitkering verdienen niet aan bij de visie van de gemeenten, die juist op allerhande uitkomstmaten - breder dan alleen directe uitstroom naar werk - wil onderzoeken wat de ervaren vrijheid bij een

bijstandsgerechtigde teweeg brengt. Hoe deze controlemomenten precies in te kunnen bedden en het experiment zo veel mogelijk intact te houden, zonder daartoe deelnemers direct uit het onderzoek te zetten, is een nog altijd lopend ingewikkeld vraagstuk voor de gemeenten.

Waar de gemeenten dus willen onderzoeken óf eigen regie en het geven van meer vrijheid leidt tot een verbetering van de situatie van de bijstandsgerechtigde, vindt het Rijk dat deze situatie moét leiden tot een betere activering van de bijstandsgerechtigde. Indien deze verbetering niet op korte termijn behaald wordt, heeft het voor het Rijk geen zin om dit verder op lange termijn te onderzoeken. Dit hierboven beschreven contrast tussen de gemeenten en het Rijk komt duidelijk naar voren in onderstaande citaten:

“ … onze wens was om helemaal vrij te laten en dat is niet meer aan de orde. Die arbeidsplicht behouden ze. Eigenlijk hadden wij willen zeggen je hebt geen arbeidsplicht meer, succes. Dat is nu niet zo, want ze worden nog wel geacht inspanningen te verrichten en daarop monitoren we ze elke 6 maanden. Dat moet vanuit de AMvB. Eigenlijk hadden wij het liefst, de

universiteiten dan specifiek, pas na anderhalf jaar nu, maar in eerste instantie pas na jaar twee jaar contact. Wat heb je gedaan? Heb je überhaupt wat gedaan? Het hoefde niet maar heb je wat gedaan. Dat is dus een hele andere insteek. Je moet nu wat, je mag zelf weten hoe maar je moet wel wat. En je gaat ons elke 6 maanden vertellen wat je hebt gedaan. … De AMvB is er ook prang over, als iemand na 6 maanden niks heeft gedaan, dan ga je na weer 6 maanden daar weer op controleren, op monitoren. Heeft iemand dan nog steeds niks gedaan dan is zijn proefperiode om en dan wordt in principe het onderzoek beëindigt voor die

persoon. Zo strikt is die wel “ Respondent C, ambtenaar

“ … we moeten ieder half jaar, conform de AMvB, moeten wij onze, toch checken bij mensen of ze iets gedaan hebben. En als ze niks gedaan hebben dan zouden we ze eigenlijk uit het experiment moeten zetten. En de wetenschap heeft gezegd, alle universiteiten die betrokken zijn zeiden, van nou dat is waanzin want dan geef je geen vrijheid. Dus wetenschappelijk gezien is dat larie gewoon. … ja wij hebben het zo georganiseerd, het is goedgekeurd door het ministerie in onze aanvraag, want wij hebben een aanvraag moeten doen als gemeente om binnen de AMvB een experiment te mogen uitvoeren, hebben we ook goedkeuring voor gehad. … wij hebben het zo georganiseerd dat we de universiteit die check kunnen laten doen, dus dat het onderdeel is van de gewone wetenschappelijke evaluatie. Mensen krijgen

46

vragenlijsten om de zoveel tijd, en daar hebben we het een beetje kunnen ingieten. En nou dat is een beetje de, we hebben, ja we voldoen wel maar met grote creativiteit laat ik het zo zeggen. Gelukkig maar want we hadden echt zoiets van als het zo moet, dan laat maar zitten” Respondent F, ambtenaar

Naast de complexe vormgeving van de eigen regie groep, is ook de verplichte opname van een intensiveringgroep in het experiment een ingewikkelde bijkomstigheid van de AMvB voor de gemeenten. Als een gemeente wil experimenteren met minder regels en meer vrijheid, is deze volgens de AMvB verplicht om ook te experimenteren met een intensievere begeleiding dan onder de huidige Participatiewet. Dit was wenselijk vanuit het Rijk om een zo uitgebreid mogelijk onderzoek op te zetten. Een opmerkelijk contrast tussen de eigen regie groep en de intensiveringgroep is de afwezigheid van het verplichte halfjaarlijks controlemoment in de intensiveringgroep. Hier komt dus wederom duidelijk naar voren dat de voorkeur van het Rijk uitgaat naar inzetten op intensivering en verplichting.

“En als je de vrijlatingsgroep doet, dus waarbij mensen de sollicitatie willen afschaffen, moet je ook de intensivering … want die is altijd gekoppeld aan elkaar.” Respondent L, ambtenaar

Voor gemeenten was de intensiveringgroep ingewikkeld om ten uitvoer te brengen, aangezien deelname aan het experiment gebeurt op vrijwillige basis. De gemeenten dienen de

intensiveringgroep dus op een dusdanige manier vorm te geven dat wanneer iemand in deze groep ingedeeld wordt, hij/zij zich niet terugtrekt uit het experiment. De nadruk bij het begeleiden van de bijstandsgerechtigden in deze groep kan hierom dus ook niet op dwang of sanctionering liggen. De moeilijkheid die dit meebrengt voor het opzetten van een gedegen experiment door de gemeenten, komt in onderstaand citaat duidelijk naar voren:

” …. Het ministerie heeft echt strak vastgehouden aan, daar kwamen we achter na die

anderhalf jaar dat die onderhandelingen geduurd hebben, aan een beetje meer bijverdienen, en dan ook echt een beetje meer en anderzijds vrijstelling van de arbeid- en re-integratie- plicht, voor een kleine groep. Maar dan op dat moment wel strengere regels voor een andere groep, dat is een beetje het compromis tussen de VVD en PVDA, als er geëxperimenteerd wordt met lossere regels dan moet er ook geëxperimenteerd worden met strengere regels. En dat was voor alle gemeenten gewoon nog echt een hels karwei, want het is op basis van vrijwilligheid, als je een groep hebt waarbij je duimschroeven gaat aandraaien dan krijg je geen deelnemers. Dus uiteindelijk hebben we, wat we in (stad) gedaan hebben, volgens mij hebben bijna alle gemeenten dat gedaan, wel een intensiever traject met veel meer verplichte contactmomenten, maar het wel aantrekkelijk gemaakt door alle keuzevrijheid bij de mensen

47

zelf neer te leggen. ... mensen moeten vrijwillig meedoen, dus ook de intensieve groep is overal zo vriendelijk mogelijk ingevuld. ” Respondent B, ambtenaar

Met de vrijwillige deelname aan het experiment in het achterhoofd wordt het interessant te zien welke conclusies er uiteindelijk getrokken kunnen worden aan de hand van de bevindingen in de intensiveringgroepen. De intensivering in deze groepen is, zoals uit de citaten blijkt, namelijk niet gericht op sanctionering en dwang. Deze aspecten zijn momenteel wel aanwezig in de huidige Participatiewet die tot de gemeentelijke onvrede leidden. Er is in deze experimenten dus sprake van een ander soort intensivering dan aanwezig in de huidige praktijk. Dit maakt nieuwsgierig naar welke conclusies er getrokken zullen worden wanneer er een positief resultaat behaald wordt bij de intensiveringgroepen, aangezien ook deze groepen grotendeels lijken aan te sluiten bij de door de gemeenten gewenste keuzevrijheid van de bijstandsgerechtigden en de mogelijkheid tot levering van maatwerk.

Door het stellen van de besproken randvoorwaarden en vereisten controleert het Rijk de manier waarop, en welke kennis er uiteindelijk geproduceerd wordt met deze experimenten. Door het beperken van de experimenteermogelijkheden, het verplichten van een intensiveringgroep en het verplichten van een controlemoment - waar mogelijk sancties aan verbonden zijn - stuurt het Rijk de manier waarop de experimenten vormgegeven worden. De kennis die gemeenten wensen op te doen met deze experimenten lijkt niet in lijn met de visie van het Rijk. Er wordt door de gemeenten duidelijk ervaren dat het Rijk vanuit haar machtspositie andere ideeën heeft over het doel van deze experimenten en deze zo veel mogelijk wilt controleren. Vragende naar hoe het proces van opzet en uitrol van het experiment ervaren wordt, reageert een respondent dan ook als volgt:

“Dus als je vraagt hoe was het, daar heb ik op zich wel een mening over en dan voel je wel waar de macht zit.” Respondent B, ambtenaar