• No results found

3. Resultaten

In dit hoofdstuk komen de resultaten aan de orde. In paragraaf 3.1 worden de resultaten van de gehele onderzoeksgroep weergegeven en toegelicht. Er wordt gestart met een uiteenzetting van de descriptieve statistiek bij de scores op de verschillende tests en de aspecten van deze tests. Vervolgens komen mogelijke correlaties aan de orde.

In paragraaf 3.2 worden de scores van de drie proefpersonen die gedurende langere periode werden gevolgd, uiteengezet. Er wordt onderzocht in hoeverre er na een bepaalde periode sprake is van vooruitgang en of deze vooruitgang op alle aspecten te zien is of alleen bij specifieke testscores. Daarbij is ook weergegeven waaruit de therapie bij deze personen in die periode bestond. De interpretatie van de resultaten komt in hoofdstuk 4 (Discussie en conclusie) aan de orde.

3.1 Samenhang testgegevens

Om een goed beeld van de verschillende scores te krijgen zijn er in eerste instantie descriptieve analyses uitgevoerd. Daarbij zijn van iedere test of testvariabele de minimum- en maximumscore en de mediaan in kaart gebracht (zie tabel 3). Alle individuele scores van de proefpersonen zijn te vinden in bijlage 4. In tabel 3 is te zien is dat de scores tamelijk uiteen lopen. De minima en maxima zijn verschillend. Dat geldt zowel bij de vergelijking tussen de testvariabelen van de diadochokinesetest als bij de vergelijking tussen de variabelen van de diadochokinesetest en de andere testscores. Binnen de hoofdmaten van de diadochokinesetest valt op dat de scores van consistentie en vloeiendheid enerzijds en accuraatheid anderzijds van elkaar verschillen. De scores op accuraatheid liggen namelijk veel hoger dan de scores op consistentie en vloeiendheid. Wanneer de score op de subschaal ‘accuraatheid’ wordt vergeleken met de scores op de subschalen consistentie en vloeiendheid (door de accuraatheidsscores door vijf te delen, zie ook de bijlage 4), dan valt op dat er een relatief consistent beeld te zien is.

Minimum Maximum Mediaan

Consistentie 1 43 32,5 Accuraatheid 1 237 158 Vloeiendheid 11 63 31,5 CV 1 53 32,5 CVC 5 93 53,5 CVCC 2 84 61,5 CCVC 3 88 71,5 Sequentieel 2 67 37,5 Plaats 3 79 58 Wijze 2 75 53,5 Vocaal 5 109 64,5 Antat 0 46 35 AAT2 0 5 4 AAT5 0 4 2,5

Tabel 3. Scores van zeven proefpersonen op de verschillende onderdelen van de diadochokinesetest van Hurkmans et al. (2009). Met de rijen CV tot en met CCVC wordt gedoeld op de verschillende syllabestructuren. De rij met als titel ‘Sequentieel’ betreft de scores op de sequentiële reeksen. Met de

rij met als titel ‘Plaats’ wordt op alternering van plaats gedoeld en met de rij ‘Wijze’ wordt de alternering van articulatiewijze aangeduid. De rij met de titel ‘Vocaal’ betreft de scores op de reeksen

35

Er is onderzocht in hoeverre de hoofdmaten van de diadochokinesetest onderling samenhang vertonen. Bij die analyse is er alleen samenhang gevonden tussen consistentie enerzijds en vloeiendheid anderzijds (r = 0,857; p = 0,014). De gevallen waarbij er samenhang gevonden is tussen de hoofdmaten van de diadochokinesetest en de spontanetaaltests en tussen de hoofdmaten onderling, zijn schematisch weergegeven in tabel 4. Er is hierbij sprake van significante samenhang op α-niveau 0,05. Er blijkt in twee gevallen sprake te zijn van significante samenhang tussen een hoofdmaat van de diadochokinesetest en een spontanetaaltest. Het gaat hierbij om samenhang tussen de scores op de ANTAT en op de vloeiendheidschaal van de diadochokinesetest (r = -0,775; p = 0,041) en tussen subschaal 5 van de beoordeling van de spontane taal bij de AAT en accuraatheid bij de diadochokinesetest (r = -0,823; p = 0,023). In beide gevallen gaat het om negatieve samenhang op α-niveau 0,05. Deze negatieve samenhang treedt op omdat er bij de diadochokinesetest foutscores worden weergegeven en er bij de AAT en ANTAT goedscores worden berekend. In de andere gevallen waarbij de scores op één van de hoofdmaten van de diadochokinesetest in verhouding tot de scores op de spontanetaaltaken zijn vergeleken, is er geen samenhang gevonden. De uitkomsten van alle analyses zijn te vinden in bijlage 5.

Consistentie Accuraatheid Vloeiendheid Antat AAT2 AAT5

Consistentie X Accuraatheid X Vloeiendheid X X Antat X AAT2 AAT5 X

Tabel 4. Aspecten waarbij tussen de hoofdmaten van de verschillende gebruikte tests significante samenhang is gevonden via de rangcorrelatiecoëfficiënt Spearman’s Rho.

Wat betreft de syllabestructuren blijkt dat de prestaties op deze structuren in de meeste gevallen onderling samenhangen. De prestaties CV-structuur hangen samen met de prestaties op de CVC-structuur (r = 0,857; p = 0,014). Het gaat hierbij om significante samenhang op α-niveau 0,05.

De resultaten op syllabestructuur CVC hangen ook samen met de resultaten op de CCVC-structuur (r = 0,893; p = 0,007). Op α-niveau 0,01 is er in dit geval significante samenhang gevonden. Verder hangen de prestaties op de CVCC-structuur samen met de CCVC-structuur (r = 0,821; p = 0,023). In het laatste geval is sprake van significatie op α-niveau 0,05. In alle gevallen waarbij er sprake was van significante samenhang, bleken er positieve correlatiecoëfficiënten te zijn. De schematische weergave van de onderlinge samenhang tussen de syllabestructuren is te vinden in tabel 5. De precieze uitkomsten van de analyses staan in bijlage 5.

CV CVC CVCC CCVC

CV X

CVC X X

CVCC X

CCVC X X

Tabel 5. Aspecten waarbij tussen de syllabestructuren van de diadochokinesetests significante samenhang is gevonden via de rangcorrelatiecoëfficiënt Spearman’s Rho.

36

Wat betreft de samenhang binnen de toepassing en afwisseling van de distinctieve kenmerken is duidelijk geworden dat de prestaties op de sequentiële reeksen niet samenhangen met de prestaties op de reeksen met alternering. De prestaties op de reeksen met alternering van articulatieplaats bleken samen te hangen met de prestaties op de reeksen met alternering van articulatiewijze (r = 0,964; p = 0,000). De prestaties op de alternering van articulatiewijze bleek ook samen te hangen met de alternering van vocalen (r = 0,964; p = 0,000).

De prestaties op de reeksen met alternering van articulatiewijze hingen bovendien samen met de prestaties op de reeksen met alternering van vocalen (r = 1,000; p = 0,000). Wat betreft de vergelijking van de distinctieve kenmerken is er in alle genoemde gevallen sprake van significantie op α-niveau 0,01. Verder is er in die gevallen evenals bij de syllabestructuren telkens sprake van positieve samenhang. De schematische weergave van de onderlinge samenhang tussen de distinctieve kenmerken is te vinden in tabel 6. Ook van deze analyse zijn de resultaten te vinden in bijlage 5 van dit document.

Sequentieel Alternering van plaats Alternering van wijze Alternering van vocaal Sequentieel

Alternering van plaats

X X

Alternering van wijze

X

X

Alternering van vocaal

X

X

Tabel 6. Aspecten waarbij tussen de reeksen met al dan niet afwisseling van articulatie van de diadochokinesetests significante samenhang is gevonden via de rangcorrelatiecoëfficiënt Spearman’s

Rho.

3.2 Verandering na therapieperiode

Bij drie proefpersonen is na een therapieperiode van vier tot zeven maanden onderzocht in hoeverre de prestaties op de diverse tests verbeterd zijn. Bij significant verschil tussen de scores voor en na de therapieperiode op een niveau (α) van 0,05 zou er sprake zijn van significante vooruitgang. Er is voor gekozen om naast de scores op de hoofdmaten van de diadochokinesetest ook de scores op de subschalen van de diadochokinesetest (syllabestructuur en distinctieve kenmerken) bij de analyse te betrekken. Via de genoemde toetsing is duidelijk geworden dat in geen van de gevallen sprake is van significante vooruitgang. Bij de verschillen wat betreft de scores op consistentie tussen testmoment 1 en testmoment 2 is de chi-waarde 9,296 en de p-waarde 0,968. Bij de accuraatheid is de chi-waarde 7,815 en de p-waarde 0,988. De chi-waarde bij de vloeiendheid is 9,296 en de p-waarde daarbij is 0,968. Een overzicht van de ruwe testscores op de twee testmomenten is te vinden in tabel 7.

Uit de prestaties van de proefpersonen voor en na de therapieperiode blijkt dat er bij patiënt A.N. sprake is van vooruitgang op subschaal 2 van de AAT (+2 punten). Op subschaal 5 van de AAT en op de ANTAT heeft A.N. geen vooruitgang geboekt (0 punten). Bij de ANTAT scoort A.N. zelfs significant minder goed ten tijde van het tweede testmoment in vergelijking met het eerste testmoment (-9 punten).

De resultaten van de analyse van de gegevens van patiënt K.W. wijzen uit dat deze patiënt significante vooruitgang heeft geboekt op de ANTAT (+7 punten). Op de subschalen van de AAT is K.W. niet (significant) vooruit gegaan (AAT2: 0 punten; AAT5: +1 punt). Voor patiënt A.J. geldt dat deze bij de ANTAT grote significante vooruitgang heeft geboekt (+31 punten). Op de subschalen van de AAT is A.J. daarentegen niet (significant) vooruit gegaan (AAT2: 0 punten; AAT5: +1 punt).

37

Testmoment 1 Testmoment 2

Initialen A.N. K.W. A.J. A.N. K.W. A.J. Consistentie 27 36 41 32 38 33 Accuraatheid 237 84 181 188 84 172 Vloeiendheid 23 41 63 15 38 37 CV 53 17 35 40 18 36 CVC 87 30 93 56 53 38 CVCC 70 39 69 59 38 84 CCVC 77 71 88 72 49 84 Seq 67 37 33 58 38 44 Alt. Plaats 70 46 79 49 65 67 Alt. Wijze 64 36 75 49 28 65 Alt. Vocaal 68 32 76 109 26 71 Antat 46 31 0 37 38 31 AAT2 3 3 4 5 3 4 AAT5 2 3 2 2 4 3

Tabel 7. Ruwe scores proefpersonen op taaltests voor en na de therapieperiode. Met Alt.Plaats, Alt.Wijze en Alt.Vocaal wordt respectievelijk alternering van articulatieplaats, -wijze en -vocaal bedoeld.

Bij de kwalitatieve analyse van de gegevens blijkt uit de resultaten op de subtests van A.N. dat de (mogelijke) vooruitgang per hoofdmaat van de diadochokinesetest erg verschilt. Zo is de prestatie op de subtest accuraatheid vooruit gegaan met 49 punten. Bij de vloeiendheid is er bij A.N. in verhouding een ongeveer gelijke mate van vooruitgang als bij de accuraatheid (acht punten). Wat betreft consistentie scoort A.N. iets slechter op het tweede testmoment in vergelijking met het eerste testmoment (vijf punten minder). Bij de syllabestructuur is geen duidelijk patroon te zien. De syllabestructuur CVC gaat duidelijk vooruit (31 punten), terwijl de vooruitgang bij de syllabestructuren CV (dertien punten), CVCC (elf punten) en CCVC (vijf punten) kleiner is.

Wat betreft de verschillende distinctieve kenmerken kan gesteld worden dat de prestaties op de alternering van articulatieplaats aanzienlijk vooruit gaan (21 punten). De prestaties op de alternering van de articulatiewijze gaan redelijk vooruit (vijftien punten). Op de sequentiële reeksen presteert A.N. op het tweede testmoment iets beter (negen punten) dan op het eerste testmoment. Wat betreft de alternering van vocalen gaat A.N. echter achteruit (41 punten).

Patiënt K.W. heeft wat betreft de hoofdmaten van de diadochokinesetest geen grote vooruitgang geboekt. Op de consistentie ging K.W. één punt achteruit, op de accuraatheid behaalde K.W. exact dezelfde score en op de vloeiendheid boekte deze patiënt een vooruitgang van drie punten. wat betreft de syllabestructuur boekte K.W. vooruitgang op de CCVC-structuur (22 punten). De structuren CV (één punt minder) en CCVC (één punt meer) veranderden nauwelijks. Wat betreft syllabestructuur CVC ging K.W. duidelijk achteruit (23 punten.).

Ten aanzien van de distinctieve kenmerken veranderde er bij de sequentiële reeksen (één punt minder), de alternering van articulatiewijze (acht punten meer) en alternering van vocalen (zes punten meer) niet heel veel. Wat betreft de alternering van articulatieplaats ging K.W. negentien punten achteruit.

Bij patiënt A.J. is er sprake van duidelijke vooruitgang bij de vloeiendheid (26 punten). A.J. ging op het gebied van consistentie (acht punten) en accuraatheid (negen punten) licht vooruit. Wat betreft de syllabestructuren boekte A.J. grote vooruitgang op structuur CVC (55 punten). De CCVC-structuur gaat

38

zeer licht vooruit (vier punten). De CV-structuur verandert nauwelijks (één punt minder), terwijl A.J. op de CVCC-structuur duidelijker minder goed presteert. Uit de scores op de distinctieve kenmerken blijkt dat A.J. licht vooruit gaat op de alternering van articulatieplaats (twaalf punten) en articulatiewijze (tien punten) en vocalen (vijf punten). Bij de sequentiële reeksen scoort A.J. tijdens het tweede testmoment minder goed (elf punten) dan bij het eerste testmoment.

In het volgende hoofdstuk worden de resultaten geïnterpreteerd en bediscussieerd. In dat deel worden conclusies getrokken. Daarbij wordt ook de in de inleiding vermelde literatuur betrokken.

39