• No results found

Resultaten standaardwerken

In document Ken je klassiekers (pagina 32-38)

3. Desk research – beantwoording deelvraag 1

3.2 Resultaten

3.2.2 Resultaten standaardwerken

In totaal zijn er 69 toneelstukken met een percentage overeenstemming van 50% (P %=50). Alle 69 zijn opgezocht in standaardwerken van Brockett, Erenstein en het TIN. De 69 behandelde toneelstukken zijn geanalyseerd op basis van de twee criteria: in hoeverre een toneelstuk behandeld wordt en wat erover geschreven is. Per

standaardwerk kan een toneelstuk 25% extra overeenstemming (P%=25) krijgen als het relatief veel behandeld wordt, of als er een uitspraak gedaan is over ‘het beste stuk’ van een bepaalde schrijver. Een kanttekening die hierbij gemaakt moet worden, is dat er aan de 25 % extra overeenstemming een kwalitatieve analysevorm ten

grondslag ligt. De criteria zijn inhoudelijke keuzes die feitelijk niet in cijfers uit te drukken zijn.

Niet alle 69 toneelstukken worden beschreven in de volgende paragraaf. Hieronder volgt een beschrijving van de schrijvers van wie meerdere toneelstukken geselecteerd zijn, met een gemiddelde tot hoge mate van overeenstemming

(Po≥0,50≤0,75). Het gehele onderzoek is te vinden in bijlage 2. Klassieke schrijvers

Er zijn een aantal schrijvers die met meerdere toneelstukken voor de lijst geselecteerd zijn. Zij werden door de standaardwerken als dusdanig belangrijk beschouwd, dat ik geconcludeerd heb dat het gehele oeuvre als klassiek beschouwd kan worden. De schrijvers die dusdanig veel hebben betekend voor de theatergeschiedenis worden hieronder beschreven.

De eerste belangrijke schrijvers uit de theatergeschiedenis zijn te vinden in de Griekse Oudheid: Aeschylus, Sophocles en Euripides. Bewaard gebleven stukken van deze schrijvers zijn nu bekend als de grote Griekse tragedies en komedies, maar er waren vermoedelijk nog 500 andere schrijvers.65 Van de ongeveer duizend tragedies zijn slechts 32 toneelstukken bewaard gebleven. Wat derhalve over toneelstukken uit de Griekse Oudheid gezegd wordt, blijft in hoge mate speculatief.66 Uit dit onderzoek blijkt dat de stukken van Aeschylus, Sophocles en Euripides de grote

tragedieschrijvers zijn die de Griekse Oudheid representeren. 67

De eerste grote schrijver van na de Griekse Oudheid is William Shakespeare (1546-1616). Shakespeare wordt door zowel Erenstein68 als Brockett beschreven als de grootste toneelschrijver aller tijden: “William Shakespeare is frequently said the greatest dramatist of all time. Furthermore, as a playwright, actor, and shareholder in acting troupes and theatre buildings, he was directly involved in more aspects of the theatre than any other of his day,” aldus Brockett.69

65 Brockett 1991: p.17. 66 Erenstein 2010: p. 27. 67 Brockett 1991: p. 19. 68 Erenstein 2010: p. 43. 69 Brockett 1991: p. 95.

Een andere belangrijke schrijver is Molière (pseudoniem van Jean-Baptiste Poquelin), die vlak na Shakespeare toneelstukken produceerde (1622-1673). Molière wordt door Brockett gezien als de grootse schrijver van komedies binnen de westerse literatuur: “Molière was a French playwright and actor who is considered to be one of the greatest masters of comedy in Western literature.”70 De stukken van Molière zijn spraakmakend voor de Nederlandse theatergeschiedenis.71 In Een theatergeschiedenis

der Nederlanden wordt Molière maar liefst 28 keer aangehaald.

Friedrich Schiller (1759-1805) en Johann Wolfgang Goethe (1749-1832) worden door Brockett in hetzelfde hoofdstuk behandeld. Goethe en Schiller produceerden in dezelfde periode toneelstukken en waren bevriend. Brockett en Erenstein zijn het erover eens dat zowel Goethe als Schiller beschreven kan worden als een “universal genius” uit Duitsland in de tijd van het classicisme.72

Ook de Noorse toneelschrijver Hendrik Ibsen (1828-1906) wordt gezien als één van de belangrijkste toneelschrijvers uit de theatergeschiedenis. Ibsen is volgens Brockett net zo populair als Shakespeare: ”Almost everywhere Ibsen’s play came to epitomize the break with the past and to be a rallying point for producers seeking new paths.“73 Ibsen heeft veel betekend voor de stroming van het naturalisme, die zich afzette tegen de romantiek. De grote kwaliteit van Ibsens werk als toneelschrijver is dat hij het drama als middel gebruikte om het innerlijke leven van de kunstenaar tot uitdrukking te brengen.74 Hij maakte daarbij weliswaar gebruik van vormen, maar beheerste deze techniek perfect, aldus Erenstein: “Hij vitaliseerde deze vormen door uit zijn innerlijke gevoelens te putten, waardoor ze sublieme hoogten bereikten.”75

Anton Tsjechov (1860-1904) wordt beschouwd als de belangrijkste Russische toneelschrijver. In vergelijking met Schiller, Goethe en Ibsen heeft Tsjechov niet veel geschreven.76 Tjechov is volgens Erenstein bekend geworden door zijn zoektocht naar 70 Brockett 1991: p. 158. 71 Erenstein 2010: p. 134. 72 Brockett 1991: p. 362 Erenstein 2010: p. 75. 73 Brockett, 1991: p. 478. 74 Erenstein 2010: p. 217. 75 Erenstein 2010: p. 218. 76 Brockett 1991: p. 487.

nieuwe manieren van theater: “De karakters, situaties, de thematiek, het was allemaal al bekend binnen theater, maar de manier waarop Tsjechov al deze elementen

combineerde en behandelde was nieuw.”77

Een andere grote schrijver uit Duitsland is Bertolt Brecht (1898-1956): “In 1933 verliet Brecht Duitsland, waarna hij in ballingschap – naast andere stukken – zijn grootste werken schreef (...) in zijn meesterwerken komt Brechts ideologie naar voren, de toeschouwer dient kritisch te oordelen ondanks de fragmentarische opbouw, de lyrische onderbrekingen en de vervreemding.”78 In dit citaat wordt gesproken over Brechts ideologie, die zeer kenmerkend was voor de denkwijze over theater. Brechts stukken vormen een belangrijk deel van het Episch theater; hij introduceerde ‘het vervreemdingseffect’, welke zich afzette tegen de dramatische vorm van theater: “Although Brecht’s plays have gained a devoted audience, his theory is equally well known,”79 aldus Brockett. Brecht wordt met de grote schrijvers van het

wereldrepertoire vergeleken als Shakespeare en Molière.80

Samenvattend zijn er tien toneelschrijvers waarvan het gehele oeuvre als klassiek beschouwd kan worden: de drie tragedieschrijvers Aeschylos, Sophocles, Euripides, en verder Shakespeare, Molière, Ibsen, Goethe, Schiller, Tsjechov en Brecht. Deze schrijvers worden met hun oeuvre opgenomen in de lijst met toneelklassiekers, en niet met slechts één toneelstuk. Daarnaast zijn er schrijvers waarvan niet het hele oeuvre als klassiek beschouwd kan worden. In de volgende paragraaf worden schrijvers genoemd waarvan één toneelstuk als klassiek beschouwd wordt.

Klassieke toneelstukken

In totaal zijn er 24 klassieke toneelstukken door de selectie voor de lijst met

toneelklassiekers heen gekomen. Deze worden niet allemaal behandeld, maar zijn te vinden in bijlage 2. Van de klassieke toneelstukken worden alleen de schrijvers genoemd waarvan meerdere stukken in de lijst geselecteerd zijn die hoog scoren – met

77 Erenstein 2010: p. 156. 78 Erenstein 2010: p. 286. 79 Brockett 1991: p. 523. 80

een proportie overeenstemming van 50% of hoger (Po≥0,50≤0,75) –, maar waarvan slechts één stuk is opgenomen in de definitieve lijst met toneelklassiekers.

Misschien wel de belangrijkste toneelschrijver van Nederlandse bodem is Joost van den Vondel (1587-1679). Tijdens de opening van de Amsterdamse

Schouwburg werd Vondels Gysbreght van Aemstel opgevoerd. Dit was het begin van een jaarlijkse traditie van de opvoering van Gysbreght van Aemstel in de

schouwburg.81 “Geen auteur heeft tussen 1638 en 1665 het Amsterdamse

toneelrepertoire zo bepaald als van den Vondel, van wie in deze periode achttien verschillende drama’s opgevoerd werden, enkele ook nog een tijd daarna,” aldus Erenstein.82 Dit geldt echter met name voor het toneelstuk Gysbreght van Aemstel (Po=0,75). Andere toneelstukken van Vondel zoals Lucifer (Po=0,75) hebben volgens Erenstein beduidend minder bekendheid gegenereerd dan Gysbreght van Aemstel,83

daarom wordt alleen dit toneelstuk opgenomen in de lijst met toneelklassiekers met een maximale proportie overeenstemming (Po=1,00).

De toneelstukken Droomspel (Po=0,75) en Freule Julie (Po=0,75) van de Zweed August Strindberg (1849-1912), zijn beide geselecteerd voor de lijst met toneelklassiekers. Brockett behandelt alleen het toneelstuk Freule Julie: “A preface to Miss Julie, the last of which is probably the best-known statement of the principles of the theatrical movement.”84 Freule Julie is ook verfilmd. Deze Zweedse dramafilm uit 1951 onder regie van Alf Sjöberg, won de hoofdprijs op het Filmfestival van Cannes. Freule Julie wordt daarom opgenomen in de lijst met klassiekers.

Van de Ierse schrijver Samuel Beckett (1906-1989) zijn twee toneelstukken geselecteerd: Wachten op Godot (Po=0,50) en Eindspel (Po=0,50). Wachten op Godot wordt door Erenstein gezien als Becketts grootste meesterwerk: “Het bracht de (toen nog) onbekende auteur, die dan al verschillende romans op zijn naam heeft staan, met één klap in het wereldnieuws.”85 Het succes van dit stuk, waarin niets gebeurt, en dat het wachten als enige onderwerp heeft, zonder duidelijk te maken waarop gewacht wordt, was enorm.

81 Erenstein 2010: p. 204. 82 Erenstein 2010: p. 204. 83 Erenstein 2010: p. 205. 84 Brockett 1991: p. 272. 85 Erenstein 2010: p. 293.

Een grote schrijver van Belgische bodem is Hugo Claus (1929-2008). Van Claus zijn twee stukken geselecteerd: Bruid in de morgen (Po=0,75) en Vrijdag (Po=0,75). Over Bruid in de morgen schrijft Yolande Melsert in Een

theatergeschiedenis der Nederlanden, dat het publiek na de première in de

Rotterdamse Schouwburg uitzinnig van enthousiasme was.86 In een aantal kranten wordt gesteld dat men getuige was geweest van de geboorte van een veelbelovend toneelschrijver. Zijn volgende stuk Vrijdag en de daarop volgende stukken waren ook succesvol, maar minder kenmerkend als Bruid in de morgen, aldus Melsert.87 Daarom wordt Bruid in de morgen opgenomen is de lijst met toneelklassiekers.

Van de postmodernistische Duitser Heiner Müller (1929-1995) zijn drie stukken geselecteerd. De toneelklassiekers Kwartet (Po=0,50), Medeamateriaal (Po=0,50) en Hamletmachine (Po=0,50). Hamletmachine wordt het vaakst behandeld door Erenstein. Hamletmachine is een schrijnend portret van het leven onder een totalitair regime. Een groot deel van dit complexe spel bestaat uit dramatische monologen, met toespelingen op Shakespeare’s Hamlet en andere werken uit de Europese cultuur. Hamletmachine wordt door F. Decreus,88 in Een

theatergeschiedenis der Nederlanden, als Müllers grootste werk genoemd omdat het de meeste discussie aanwakkerde: “Het ter discussie stellen van de respectabele en ideologische werkelijkheid stond centraal in de Hamletmachine.”89 Alleen

Hamletmachine (1981) wordt opgenomen in de lijst met toneelklassiekers, omdat er over de overige twee toneelstukken beduidend minder geschreven is.

Van de Amsterdamse dichteres en toneelschrijfster Judith Herzberg (1934) zijn twee stukken geselecteerd: Leedvermaak (Po=0,50) en Kras (Po=0,50). Herzberg ontving in 1988 de Charlotte Köhler-prijs voor Leedvermaak (1982) voor het beste toneelwerk van de voorafgaande tien jaar. Voor Kras werd Herzberg in 1989

gehonoreerd met de Nederlands-Vlaamse Toneelschrijfprijs.90 Erenstein voert het stuk

86

Melsert, Y. In Erenstein 1996: p. 702.

87

Melsert, Y. In Erenstein 1996: p. 704.

88

Van deze auteur is geen voornaam bekend.

89

Decreus, F. in Erenstein 1996: p. 846.

90

Leedvermaak op als haar meest gewaardeerde toneeltekst.91 Daarom wordt

Leedvermaak opgenomen in de lijst met toneelklassiekers.

Hierboven zijn schrijvers genoemd waarvan meerdere stukken zijn geselecteerd voor de lijst met toneelklassiekers, en waarvan op basis van de stadaardwerken een keuze is gemaakt voor één stuk. Hiernaast zijn een tiental toneelstukken in de lijst opgenomen waar geen twijfel over bestond, omdat ze eruit sprongen in de mate van overeenstemming zoals Le Cid van Pierre Corneille en Wie is er bang voor Virginia Woolf van Ebward Albee. Uit dit onderzoek komt naar voren dat Nederland niet veel toneelschrijvers kent, die teksten op hun naam hebben staan die steeds weer in het repertoire terugkeren.92 Een toneelstuk uit de

theatergeschiedenis van TIN dat hoog staat aangeschreven is Elckerlijc. (Voluit: Den Spyeghel der Salicheyt van Elckerlijc.) De oorspronkelijke tekst werd geschreven in 1494.93 Het wordt met de maximale proportie overeenstemming (Po=1,00)

opgenomen in de lijst met toneelklassiekers.

In document Ken je klassiekers (pagina 32-38)