• No results found

Beoordeling hoeveelheid toneelklassiekers

In document Ken je klassiekers (pagina 50-74)

5. Field research – beantwoording deelvraag 3 en 4

5.2.1 Beoordeling hoeveelheid toneelklassiekers

Er blijkt een hoge mate van diversiteit in de beoordeling van de hoeveelheid van toneelklassiekers in het huidige theaterlandschap. Enkele experts vinden het aanbod te weinig, anderen vinden het voldoende. Uit de zeven thema’s komen in grote lijnen vier hoofdthema’s naar voren: 1.) De variatie in beoordeling op de hoeveelheid toneelklassiekers in het huidige theaterlandschap; 2.) Het aanbod van

toneelklassiekers vanuit het theaterlandschap; 3.) De afname van toneelklassiekers 98

vanuit het voortgezet onderwijs; en 4.) Demografische kenmerken. Deze vier thema’s worden in de volgende vier tussenkopjes beschreven, daarbij wordt de volgende hypothese getoetst:

H:2 Toneelklassiekers komen tijdens kunstvakken van het voortgezet onderwijs weinig aan bod.

De hoeveelheid toneelklassiekers

De beoordeling van de hoeveelheid toneelklassiekers is onderverdeeld in twee thema’s: 1.) Het absolute aanbod van toneelklassiekers; en 2.) Het aantal

theaterproducties in vergelijking tot de jaren vijftig. Als eerste wordt het absolute aanbod van toneelklassiekers beschreven.

Thema 1: Het absolute aanbod van toneelklassiekers

In absolute cijfers was één op de zes theatervoorstellingen een toneelklassieker in het theaterseizoen 2013-2014. Dieke Ruwhof, educatiemedewerkster van Toneelgroep Maastricht vindt deze hoeveelheid schrikbarend laag en stelt dat er sprake is van een literaire verarming: “Vroeger kregen we een lijst met boeken die we moesten lezen en tegenwoordig mag het ieder boek zijn en zijn we al blij dat een leerling leest (...) Dit is een verarming.” Ook Wilma Smilde, hoofd educatie Toneelgroep Amsterdam, veronderstelt een zekere verarming in het lezen van literatuur: “Er is een tendens dat er minder literatuur gelezen wordt. Volgens mij loopt deze tendens parallel met onze tijdsbesteding en is er meer en meer concurrentie ten aanzien van deze

tijdsbesteding.”

Ondanks deze mogelijke, al dan niet zorgelijke tendens, vindt het grootste gedeelte van de experts het aanbod van toneelklassiekers voldoende. Onder deze experts zijn Anne Graswinckel, educatief medewerkster bij Tryater; Annemieke van der Linde, cultuurcoördinator van het voortgezet onderwijs; en Hariëtte Haasen,

projectontwikkelaar van CKV. Zij zijn het met elkaar eens dat leerlingen voldoende toneelklassiekers aangeboden krijgen. Haasen vindt het aantal behandelde klassiekers alleen voor leerlingen die veel naar theater gaan voldoende: ”Daarmee zien leerlingen ook vijf nieuwe stukken (...) het is niet gezegd dat daarmee ook het onderwijs naar klassiekers gaat.” Andere experts vinden het aanbod niet zo groot, zoals Noël Fischer, regisseur jeugdvoorstellingen bij NT Jong. Er zijn ook experts die geen bezwaar

hebben tegen het laten verdwijnen van toneelklassiekers voor jongeren, waaronder Jetse Batelaan en Timothy de Gilde: “Ik zit even na te denken wat ik zou zeggen als het er niet zou zijn, ik denk dat ik daar geen bezwaar tegen zou hebben.” Johanna Somers, directrice van Het Houten Huis, vindt dat er absoluut gezien weinig toneelklassiekers aan bod komen, maar relatief gezien voldoende: “Ik vind dat ingewikkeld, het is weinig. Ik heb niet de ervaring dat er veel vraag naar is, dat mensen denken: “Jammer, dat is er niet.” In die zin zou je dus kunnen zeggen dat het genoeg is voor de jongeren, maar absoluut gesproken vind ik het niet veel.” In grote lijnen kan gesteld worden dat er een mogelijke dreiging is van literaire verarming, en dat het absolute aanbod van toneelklassiekers bedreigd wordt. Echter, het huidige aanbod van toneelklassiekers wordt binnen het huidige theaterlandschap grotendeels als voldoende ervaren.

Thema 2: Het aantal theaterproducties in vergelijking met de jaren vijftig

Het algehele theateraanbod van hedendaags theater is groter in vergelijking met de jaren vijftig. Volgens Lejo de Hingh, educatief medewerker bij het Nationaal Nederlands Toneel, brengt deze toename in productie, een hogere diversiteit van theaterkunst met zich mee: “Het algehele aanbod is groter en dat is juist zo leuk aan Nederland. Dat je naar klassieke stukken kunt, dat je naar moderne stukken kunt, dat je naar korte, flitsende stukken kunt, dat je naar jeugdtheater kunt, noem maar op.” Noël Fischer, regisseur jeugdvoorstellingen NT Jong, ziet een divers aanbod als voordeel voor de kennismaking met kunst: “Ik denk dat jongeren meer met kunst in aanraking komen tegenwoordig dan 30 jaar geleden, omdat alles meer divers is geworden dan toen.” Ondanks dat een groot en divers theateraanbod meerwaarde heeft, verhoudt zich dit niet direct tot de hoeveelheid toneelklassiekers die aan bod komen bij het theaterlandschap of binnen het voortgezet onderwijs. Dit aanbod hangt samen met de vraag naar theaterklassiekers vanuit het voorgezet onderwijs en met het aanbod van theaterklassiekers vanuit het theaterlandschap. De resultaten van dit onderzoek over de vraag en aanbod van toneelklassiekers worden hieronder beschreven.

Aanbod van het theaterlandschap

In dit tussenkopje wordt het derde thema beschreven: de onderbouwing van het huidige aanbod van toneelklassiekers. Voordat dit beschreven wordt, is hieronder een kleine tussenstap gemaakt naar een overzicht van de productie van het huidige

theaterlandschap. Binnen het theaterlandschap blijkt het aanbod van toneelklassiekers redelijk geclusterd te zijn. Tijdens de interviews zijn de experts uit het

theaterlandschap gevraagd naar deze spreiding. Tabel 4 geeft het aantal gespeelde toneelklassiekers per theatergezelschap weer.

Tabel 4 Het aantal gespeelde toneelklassiekers per theatergezelschap

Theatergezelschap Aantal toneelklassiekers 2013/2014

Toneelgroep Amsterdam 12

Oostpool 5

Nationaal Toneel 4

Noord Nederlands Toneel 3

Utrechtse spelen 2 Ro Theater 2 Toneelgroep Maastricht 2 Zuidelijk toneel 1 Tryater 0 Toneelmakerij 2 Theatergroep Maas 1 Laagland 0 Sonnevanck 0

Het Filiaal 0

Artemis 0

Het Houten Huis 0

NT Jong 0

Tabel 4 toont dat alle acht stadsgezelschappen toneelklassiekers speelden dit theaterseizoen. René de Haan, hoofd afdeling educatie bij het Noord Nederlands Toneel, stelt ook dat het spelen van klassiekers redelijk geclusterd is: “Er zijn een aantal gezelschappen die altijd vrij veel klassiekers doen.” In tabel 4 is te lezen dat Toneelgroep Amsterdam veruit de meeste toneelklassiekers opvoert. Ondanks dat Toneelgroep Amsterdam – los van toneelklassiekers – de meeste toneelstukken produceert, is dit het enige theatergezelschap dat grote nadruk legt op

toneelklassiekers. Overeenstemmend met De Haan, stelt Hariëtte Haasen,

projectontwikkelaar CKV, dat Toneelgroep Amsterdam hierin uitzonderlijk is: “Ik vind dat Toneelgroep Amsterdam het heel goed oppakt (...) ik denk dat de scholen in Amsterdam veel klassiekers hebben gezien en dat ze daar goed bij worden

betrokken.”

Binnen de acht jeugdgezelschappen is het aantal toneelklassiekers uiterst laag. Uitgezonderd drie toneelklassiekers – twee vanuit de Toneelmakerij en één van theatergroep Maas – zijn er dit theaterseizoen verder geen klassiekers gespeeld. Opvallend is dat NT Jong geen toneelklassiekers heeft gespeeld dit theaterseizoen, omdat Noël Fischer, regisseur bij NT Jong, aangeeft dat toneelklassiekers opvoeren een missie is van het gezelschap: “Het is niet zo dat ik van tevoren denk; we moeten hier twee klassiekers doen. Het is wel zo dat ik bij het NT Jong werk, wat ook een gezelschap is die in de traditie van klassiekers werkt (...) dus dat zit ook wel een beetje in mijn missie.” Fischer behandelde echter dit jaar – tevens het eerste jaar van NT Jong – met name teksten van persoonlijke voorkeur: “Ik denk dan niet, ik wil dat leerlingen weten wat Büchner is. Ik denk, ik houd zelf van Büchner.” Volgens Fischer behandelt NT Jong twee klassiekers per jaar. Het overzicht van het absolute aanbod

van toneelklassiekers binnen het theaterlandschap zal vermoedelijk per theaterseizoen verschillend zijn.

Thema 3: Onderbouwing van het huidige aanbod in toneelklassiekers

Zowel uit de cijfers van Tabel 4 als uit de interviews blijkt dat toneelklassiekers niet per definitie de leidraad vormen in onderwerpkeuzes van toneelproducties.

Theatergroep Maas speelde dit jaar bijvoorbeeld één toneelklassieker, ondanks dat Moniek Merkx, artistiek leider bij Theatergroep Maas, van mening is dat

toneelklassiekers te weinig aan bod komen in het theaterlandschap. Merkx stelt dat theatermakers liever zelf theater maken: “Mensen doen graag nieuwe uitvindingen, makers willen ook allemaal nieuwe dingen maken.”

Volgens Anne Graswinckel, educatief medewerkster bij Tryater, dat tevens geen toneelklassiekers behandelde in het afgelopen theaterseizoen, is de leidraad in onderwerpkeuzes te wijten aan een maatschappelijke golfbeweging: “We gaan niet meer zoveel de diepte in als vroeger, we weten van alles een beetje.” We zijn ons dus volgens Graswinckel gaan verbreden qua kennis, waardoor klassiekers te diepgaand zouden zijn en dus minder snel worden opgepakt. Volgens Hariëtte Haasen zijn klassiekers voor veel gezelschappen niet interessant: “Klassiekers worden niet gespeeld omdat de groepen het niet oppakken, omdat het niet interessant is. Het is voor heel veel groepen interessanter om nieuwe stukken te maken, wat kan, maar aangezien bij nieuwe stukken heel vaak de ‘waarom-vraag’ gesteld kan worden, denk ik dat het goed is om gewoon ook klassiekers terug te pakken.” Er zijn meer experts die geen affiniteit hebben met het behandelen van toneelklassiekers, waaronder Jetse Batelaan, theatermaker bij Artemis en Laagland. Batelaan ervaart weerstand tegen het elitaire aspect van de toneelklassieker: “Voor mij is het ook altijd een uitgangspunt geweest, dat ik wil dat iedereen gelijk staat in het begin van de voorstelling. Dat die voorstelling zichzelf vertelt.” Toneelklassiekers ziet Batelaan als iets wat voorbereid moet worden en wat daardoor niet voor iedereen is weggelegd. Wilma Smilde, van Toneelgroep Amsterdam, bevestigt deze noodzaak tot voorbereiding en stelt dat het een voorwaarde is om een toneelvoorstelling te bekijken. Dit is volgens Smilde alleen voor het VWO van toepassing, Batelaan wil theater maken dat voor alle

opleidingsniveaus te volgen is. Daarnaast heeft ook Batelaan de voorkeur om zelf theater te maken in plaats van bestaande teksten te behandelen: “Dat ervaar ik als vals spelen, dan is het er al.” Toch komen klassiekers voor in Batelaans werk: “Het is niet

zo dat toneelklassiekers geen rol spelen, ik verhoud me er wel toe, maar meer als omgeving (...) in die zin vind ik het wel belangrijk dat die stukken gespeeld worden.”

Samenvattend kan gesteld worden dat experts uit de jeugdgezelschappen weinig tot geen toneelklassiekers aan bod laten komen. Maar nagenoeg alle experts uit jeugdtheatergezelschappen zijn van mening dat er een zekere hoeveelheid klassiekers aangeboden moet worden. Dit aanbod is er ook, met name bij de stadsgezelschappen, die alle toneelklassiekers aan bod laten komen.

Daarbij lijken onderwerpkeuzes voornamelijk een artistieke keuze te zijn die intern, al dan niet persoonlijk, door theatermakers gemaakt wordt.

Tot zover de verantwoording in het aanbod van toneelklassiekers. Hieronder wordt de uitkomst over de afname van toneelklassiekers bij het voortgezet onderwijs in kaart gebracht.

Afname van het voortgezet onderwijs

De overgrote meerderheid van de experts is van mening dat het voortgezet onderwijs wat de afname van toneelklassiekers betreft veel belangstelling toont. Dit

theaterseizoen gaat er bijvoorbeeld een toneelklassieker van het theatergezelschap Maas in reprise, vanwege de bijzonder hoge afname vanuit het voortgezet onderwijs. “Wij hebben twee jaar geleden of misschien al drie jaar geleden Mijn Moeder Medea gemaakt en die gaan we nu hernemen omdat het gretig aftrek krijgt op scholen,” aldus Moniek Merx.

Thema 4: Toneelklassiekers hebben een grote afname bij het voortgezet onderwijs Er zijn meerdere experts die vaststellen dat toneelklassiekers grote afname hebben bij het voorgezet onderwijs, waaronder Lejo de Hingh, van het Nationale Toneel: “Wij hebben Elektra gedaan (...) daar kwamen heel veel docenten Grieks met hun

leerlingen op af, maar ook docenten Duits. Als het echt een klassieker is, gaan er heel veel klassen naartoe.” Geerlings stelt dat theaterklassiekers in hun titel klassiek moeten zijn zoals Hamlet of Medea: “Onze ervaring is dat scholen over het algemeen enthousiast reageren als er een klassieker in de titel voorkomt, omdat het voor hen bekend is en dus heeft het deels te maken met dat docenten het gevoel hebben dat ze weten wat ze krijgen.” Toneelklassiekers lijken de veiligste keuze wat betreft de afname van scholen: “Een titel van een klassieker verkoopt makkelijker dan

constateert daarbij een stijgende lijn in de afname van toneelklassiekers: “Ik merk gewoon dat de klassiekers, met name de afgelopen jaren, op meer belangstelling van het onderwijs kunnen rekenen. Een docent gaat toch vooral af op een titel of op een auteur, en minder op het experiment of de moderne bewerking die wij ervan maken of de actualiteit die we in een voorstelling stoppen. Het gaat er in eerste instantie om dat we een Griekse tragedie doen, of een Shakespeare of een Molière.”

Toneelklassiekers zoals Griekse tragedies, Shakespeare of Molière zijn bekend onder docenten, wat relatief veel vraag oplevert. Dit is mede te verklaren door het krappe tijdsbestek dat docenten hebben om hun lesinhoud voor te bereiden. Een toneelklassieker is bekend, waardoor er volgens De Haan weinig tijd gestoken hoeft te worden in de voorbereiding van de lessen: “Docenten die ik spreek, die zijn altijd zo druk bezet dat ze denken van: ”Nou ja als ik een bekende titel zie, dan gaan we daar in ieder geval naartoe, dan hoeven we niet al dat voorwerk te doen van iets wat we niet kennen en dat misschien toch niet in de lesstof past.” Nina de Hondt van Het Filiaal constateert ook een hoge werkdruk bij docenten: “Uiteindelijk kiezen ze liever voor een kant-en-klaar stuk, aangezien het lastig is en veel werk kost.” Daarbij kijken docenten volgens De Haan ook niet verder dan wat reeds bekend is, omdat het theateraanbod voor leerlingen groot is: “Het aanbod is ontzettend groot. En dan moeten de leerlingen zich elke keer weer verdiepen in wat een gezelschap ermee doet: Waar gaat het verhaal over? Sluit het aan bij de leefwereld van een middelbare scholier?”

Kortom, uit dit onderzoek blijkt dat toneelklassiekers gretig aftrek vinden bij het voortgezet onderwijs vanwege de haalbaarheid in tijd. Als een toneelklassieker reeds bekend is, is het eenvoudiger te implementeren in de lesstof. Een docent weet dan namelijk waar het stuk over gaat, wat de boodschap is en waar de link ligt met de lesstof. Een andere invalshoek die de afname van toneelklassiekers verklaart, is de persoonlijke voorkeur van de docent of de scholengemeenschap.

Thema 5: Persoonlijke voorkeur scholengemeenschap

De interesse van de docent blijkt doorslaggevend, of in ieder geval de belangrijkste tussenschakel in het wel of niet behandelen van een toneelklassieker. Als de voorkeur van een docent niet bij een toneelklassieker ligt, is de kans dat het behandeld wordt

volgens De Haan redelijk klein: “Een docent Engels zal nog iets met Shakespeare hebben, maar een docent Duits hoeft niet perse iets met Brecht te hebben. Of een docent Frans iets met Molière heeft, hangt van de persoonlijke interesse af.” Uit de geïnterviewde docenten van de verschillende scholengemeenschappen komt een soortgelijke conclusie naar voren. Het Lodewijck Gymnasium in Amsterdam biedt bijvoorbeeld opvallend veel toneelklassiekers, omdat de cultuurcoördinator

Annemieke van der Linden Theaterwetenschap gestudeerd heeft: “Sommige docenten hebben er meer mee dan anderen, maar ik vind juist theater, juist de klassiekers, wat je daarmee kunt doen, dat vind ik interessant, ook voor leerlingen om te laten zien (…) ieder jaar in de vijfde klas doen wij bijvoorbeeld een stuk van Molière (...) en probeer ik aan te sluiten bij een voorstelling die wordt gespeeld in de stad.” Deze persoonlijke voorkeur staat haaks op de opvatting van Lidwien Postmes, docent Frans op het Gymnasium in Arnhem: “Ik stop Moliére er niet in. Ik kan me voorstellen dat een collega het wel doet, maar ik doe het niet. Als je ziet dat een kind zich al niet kan redden als het een treinkaartje moet kopen, waarom zou ik dan mijn lestijd gaan verspillen aan een klassiek toneelstuk, waarvan ze natuurlijk wel het één en ander opsteken, maar dat is een keus, mijn keus, en die mag ik maken, als het beleid zich er niet mee gaat bemoeien.” Over het algemeen hebben docenten de zeggenschap in het wel of niet behandelen van toneelklassiekers. De achtergrond van docenten is volgens Hariëtte Haasen sterk uiteenlopend: “Het aan bod laten komen van toneelklassiekers zal naast de persoonlijke interesse ook met de achtergrond van de docent te maken hebben. Dat kan erg uiteenlopend zijn.”

De twee componenten, persoonlijke voorkeur van cultuur en variatie in de achtergrond van de docent, hebben gevolgen voor de invulling van het onderwijs. De hoeveelheid behandelde toneelklassiekers blijkt dan ook sterk te variëren. Daarbij moet de kanttekening geplaatst worden dat niet alle docenten zelf bepalen of er toneelklassiekers behandeld worden of niet. Toon Röttier, docent Engels, geeft aan dat het schoolbeleid hierover gaat: “Wij behandelen in de klas één of twee van de grote beroemde tragediën van Shakespeare zoals Macbeth of Hamlet. Dat is een keuze vanuit het schoolbeleid, omdat wij ontzettend veel keuzes moeten maken, en ook een aantal boeken willen lezen met de leerlingen.” De hoeveelheid aanbod van

toneelklassiekers is divers en wordt vermoedelijk op kleine schaal bepaald. Daarbij is er ook een belangrijk onderscheid tussen taalvakken en kunstvakken.

Thema 6: Taalvakken en kunstvakken

De hoeveelheid behandelde toneelklassiekers komt tijdens taalvakken en voornamelijk bij Engels geregeld aan bod. Bij het kunstvak CKV lijken

toneelklassiekers nauwelijks behandeld te worden: “Waarschijnlijk nemen docenten klassieke talen wel toneelklassiekers af. Bij Nederlands misschien ook wel, maar bij kunstzinnige vorming waarschijnlijk niet,” aldus Hariëtte Haasen.

Uit de interviews blijkt unaniem dat Shakespeare behandeld wordt tijdens Engels, zoals bij de lessen van Toon Röttier: “We behandelen een aantal sonnetten van Shakespeare, die pakken we dan wat steviger aan.” Lidwien Postmes, docente Frans, vertelt ook over het behandelen van Shakespeare tijdens Engels op de school waar zij werkzaam is: “Leerlingen moeten wel cultuur meekrijgen en bij Engels kozen ze ervoor om alleen Shakespeare te behandelen en de rest te laten zitten, om dan in ieder geval één ding goed te kunnen doen.” Bij Annemieke van der Linden, docent Engels in Amsterdam, is de hoeveelheid Shakespeare tijdens haar lessen gekoppeld aan theater als constructie: ”We lezen het stuk en daarna gaan we het zien. Dan is er een inleiding en daarna praten we erover en vertel ik over het theater van toen en nu.” Daarbij moet de kanttekening gemaakt worden dat Amsterdam, met Toneelgroep Amsterdam als uitvalsbasis, een groter aanbod heeft wat betreft toneelklassiekers dan de rest van Nederland.

Taaldocenten blijken in grote lijnen de te lezen literatuur te selecteren op de toegankelijkheid van de taal. Taaloverdracht is ten slotte de eerste motivatie van een taaldocent. Vanwege de ontoegankelijkheid van de taal heeft Lidwien Posmes geen enkel belang bij toneelklassiekers in het lesaanbod Frans: “Niet dat ze niet van belang zijn, maar ik moet zo verschrikkelijk veel uitleggen aan context, en dan moet ik nog taalproblemen overleven. Daar is geen norm meer aan te kleven. Dus ik doe dingen die ook met de Franse letterkunde te maken hebben, maar veel makkelijker zijn.” Toon Röttier constateert ook taalbarrières tijdens het behandelen van

toneelklassiekers: “Je hebt een taalbarrière en een historische barrière. Dus je moet soms zoveel uitleggen dat het gewoon heel hard werken wordt en de kinderen niet meer toekomen aan “o wat is die taal toch mooi” en zitten te balen omdat het zo

In document Ken je klassiekers (pagina 50-74)