• No results found

Resultaten onderzoek importaardewerk

In document Aardewerk van de Westerseweg 2 (pagina 50-54)

Uit het vondstcomplex van de Westersewegopgraving is alleen het importaardewerk onderzocht dat samen met kogelpotmateriaal in de grondsporen was aangetroffen. De datering van deze selectie loopt vanaf het laatste kwart van de twaalfde eeuw tot heden. Na de determinatie van de verschillende soorten importaardewerk zijn de dateringen ervan gebruikt in het kogelpotonderzoek.

Figuur 6.1: Enkele importfragmenten uit het vondstcomplex van de Westerseweg

6.1 Proto- en bijna-steengoed

De oudste importfragmenten uit het vondstcomplex van de opgraving aan de Westerseweg behoren tot het proto- en bijna-steengoed. Deze zijn binnen het Deventer systeem

geclassificeerd met de codes s4 (bijna-steengoed) en s5 (proto-steengoed). Dit onderscheid is gemaakt op basis van de mate van versintering en de magering van het baksel. Bij

fragmenten van proto-steengoed is de magering nog goed te onderscheiden in het baksel. Deze aardewerksoort dateert tussen 1200 en 1280 (Bartels 1999, 43). In het vondstmateriaal van de Westersewegopgraving behoren twee fragmenten uit spoor 10-200 tot deze categorie. Het gaat om een kan- en een bekerfragment, beide afkomstig uit Brühl, een plaats in het Eiffelgebied. Deze twee fragmenten dateren dus uit 1200-1280.

Het bijna-steengoed is een overgangsvorm tussen proto-steengoed en steengoed. De versintering van de magering ligt bij dit baksel hoger dan bij proto-steengoed. In

bijna-steengoed de magering in het baksel nog wel te onderscheiden. In het Westersewegmateriaal komen in de sporen 1-1, 1-23, 12-25, 7-38, 13-133 en 10-162 negen fragmenten voor van bijna-steengoed. Dit zijn allen kanfragmenten. De herkomst van dit aardewerk is eveneens het Eiffelgebied, waarbij in drie gevallen mogelijk Siegburg als productieplaats kan worden aangewezen. De datering van deze Siegburgfragmenten ligt tussen 1275 en 1375 (mond. med. J.Thijssen).

Van de overige bijna-steengoedfragmenten zijn er vijf te determineren als

kanfragmenten van Speicherwaar, eveneens uit het Eiffelgebied afkomstig. Speicherwaar geldt in principe als steengoed, maar heeft in dit geval ook kenmerken van bijna-steengoed en kan in deze gevallen tot deze laatste categorie worden gerekend. Aardewerk uit Speicher wordt in pricinpe gedateerd tussen 1475 en 1600, maar een veertiende-eeuwse datering is niet uit te sluiten (mond. med. J.Thijssen).

6.2 Steengoed

Vanaf de veertiende eeuw verschijnt in Groningen het ‘echte’ steengoed (Mennens-Van Zeist 1992, 227). Deze aardewerksoort heeft een volledig versinterd baksel waarin geen magering meer zichtbaar is. Binnen het Deventer systeem wordt er een onderscheid gemaakt tussen onversierd steengoed (s1) en versierd steengoed (s2). De versiering kan bestaan uit behandeling van het oppervlak met ijzerengobe of glazuur (Bartels 1999, 43).

Tijdens het Westersweg onderzoek is er slechts één onversierde steengoedscherf gevonden, afkomstig uit spoor 13-148. Het gaat om een kanfragment uit Siegburg, met een datering tussen 1350 en 1425 (mond. med. J. Thijssen). Het overige steengoed bestaat uit versierde fragmenten, uit de sporen 13-44, 13-133, 13-148 en 10-162. Twee hiervan zijn afkomstig uit Langerwehe, met een datering tussen 1350/75 tot 1500. Vier

steengoedfragmenten zijn afkomstig uit Keulen of Frechen, waarvan er twee onderdeel zijn van een zeventiende, mogelijk achttiende-eeuwse baardmankruik. Een derde fragment uit deze regio is een potscherf van Hafnerwaar, met een datering in de zeventiende eeuw (mond. med. J.Thijssen). Slechts één fragment is afkomstig uit Raeren en stamt uit de zestiende eeuw (mond. med. A. Berends).

6.3 Roodbakkend aardewerk

Al vanaf de dertiende eeuw wordt er in Groningen roodbakkend aardewerk gebruikt. Bekende productiecentra van roodbakkend aardewerk zijn aangetroffen in onder andere Leiden, Haarlem, Utrecht en Amersfoort. Of het Groningse roodbakkend aardewerk vanuit deze centra werd geïmporteerd is niet duidelijk. Het kan ook zijn dat deze aardewerksoort lokaal werd vervaardigd. Hoewel hier nog geen concrete aanwijzingen voor zijn doet de grote hoeveelheid roodbakkend aardewerk en de rijkdom aan vormen die bij verschillende

opgravingen in de stad wordt aangetroffen vermoeden dat er mogelijk sprake was van een lokaal productiecentrum (Mennens-Van Zeist 1992, 279).

Binnen het roodbakkend aardewerk wordt onderscheid gemaakt tussen het hoogversierde aardewerk, wat geldt als luxe tafelgoed en het ‘gewone’ gebruiksgoed. Hoogversierd aardewerk is te herkennen aan het gebruik van loodglazuur en de gecompliceerde versieringsornamenten en geldt als de oudste vorm van roodbakkend aardewerk (Kortekaas 1992, 270). Het gewone roodbakkend aardewerk, dat tegen het einde van de middeleeuwen geleidelijk het inheemse kogelpotaardewerk verving, wordt geacht voort te komen uit de kogelpottraditie zelf (Bartels 1999, 105).

Het vondstcomplex van de Westersewegopgraving bevat vier fragmenten van hoogversierd aardewerk in de sporen 7-38 en 10-168. Eén daarvan is een kanfragment dat een datering heeft tussen 1175 en 1350 (mond. med. A. Berends). Een ander kanfragment is mogelijk afkomstig uit Haarlem en stamt uit de dertiende eeuw (mond. med. J. Thijssen). De overige twee fragmenten behoren waarschijnlijk tot dezelfde pot en zijn eveneens dertiende-eeuws. De radstempelversiering doet vermoeden dat dit aardewerk uit West-Vlaanderen afkomstig is (vgl. Mennens-Van Zeist 1992, afb. IX-8).

Van de overige tien fragmenten van roodbakkend aardewerk (spoor 7-38, 13-44, 7-53 en 7-67), dat volgens het Deventer systeem wordt aangegeven met de code ’r’, waren er twee te zeer gefragmenteerd voor verdere determinatie. De oudste fragmenten zijn veertiende-eeuws en afkomstig van een kromsteert (code ‘r-stk’), een diepe steelpan met een krom handvat (Mennens-Van Zeist 1992, 281). Vier fragmenten zijn afkomstig van waarschijnlijk Nederrijnse borden met slibversiering en dateren uit de laat-zeventiende en achttiende eeuw (code ‘r-bor’). Ook het enige fragment Werra-aardewerk (code ‘wa’) is van een bord afkomstig en dateert tussen 1568 en 1653 (Hurst 1982, 244). Verder is er één fragment van een (schep)beker (‘r-spb’) aangetroffen, met een datering tussen 1400 en 1525 (mond. med. J.Thijssen).

6.4 Importaardewerk vanaf de zeventiende eeuw

De overige tien determineerbare fragmenten van importaardewerk zijn alle afkomstig uit de zeventiende eeuw tot heden. Deze fragmenten kunnen dus geenszins bijdragen aan het onderzoek naar de datering van de kogelpotscherven, maar ze bieden wel informatie over de bewoningsduur op de locatie van de opgraving.

Een witbakkend fragment van een kleipijp uit spoor 13-44 kon aan de hand van het hielmerk met zwaanstempel gedateerd worden in 1625 (Friederich 1975, 31). Uit de

achttiende eeuw zijn een faience-wandtegel (spoor 7-67) en een fragment van een Rijnlands bord (spoor 13-44) afkomstig (mond. med. A. Berends). Het vondstmateriaal van na 1900 bestaat slechts uit zeven fragmenten, waarvan zes uit spoor 13-44. Hiervan zijn er drie afkomstig van een in Friesland geproduceerd bord van faience (mond. med. J.Thijssen). Een

fragment van een potje of siervaatje en een dekseltje met stoomgat zijn vervaardigd van witbakkend aardewerk. Tot slot dateren een porseleinen dekseltje, eveneens met stoomgat en een dakpanfragment uit spoor 7-67 eveneens uit de twintigste eeuw.

Omdat slechts een selectie van het aardewerk is bekeken kunnen er geen absolute uitspraken gedaan worden over de bewoningsfasering van de locatie Westerseweg 2. Wel blijkt op basis van deze gegevens dat er waarschijnlijk vanaf 1200 continue bewoning is geweest. Hoewel er uit alle eeuwen importaardewerk is aangetroffen, zijn deze fragmenten weinig talrijk in verhouding tot de hoeveelheid kogelpotaardewerk. Het gebruik van dergelijk aardewerk lijkt eerder uitzondering dan standaard. Verder is het importaardewerk weinig extravagant en bevat het, op enkele fragmenten hoogversierd aardewerk na, geen

aanwijzingen dat er sprake was van rijkdom of elite. Maar eventuele rijkdom kan tot uiting zijn gekomen in andere eigendommen van de bewoners van deze locatie, bijvoorbeeld het bezit van een uitgebreide veestapel.

In document Aardewerk van de Westerseweg 2 (pagina 50-54)