• No results found

Onderzoeksresultaten per spoornummer

In document Aardewerk van de Westerseweg 2 (pagina 56-61)

7. Patronen in de resultaten

7.2 Onderzoeksresultaten per spoornummer

Na de determinatie van zowel de kogelpot- als de importfragmenten is het zinvol om de resultaten hiervan per spoornummer te bekijken. Van alle vondsten in een grondspoor wordt immers aangenomen dat deze bij elkaar horen. Hieruit volgt dat de verschillende typen aardewerk die in een spoor zitten gelijktijdig in gebruik moeten zijn geweest. Dit is met name interessant voor het kogelpotonderzoek. Het is wel van belang dat de aard van het spoor mee wordt genomen in de conclusies. Sloten kunnen vele eeuwen op de bewoningslocatie

aanwezig en in gebruik zijn geweest. Dit blijkt dan uit de grote range van de aangetroffen aardewerksoorten, die dus niet allemaal in dezelfde periode in de betreffende sloot zijn beland. Bij aardewerk dat in kuilen is aangetroffen is deze onzekerheidsmarge een stuk kleiner, omdat van kuilen kan worden aangenomen dat zij slechts een beperkte gebruiksduur hadden.

Met betrekking tot de kogelpotfragmenten is besloten om de resultaten die zijn verkregen met behulp van de WNC-indeling te gebruiken. Deze methode bleek al eerder in het onderzoek de meest geschikte indeling voor het bekijken van het Westersewegaardewerk en leverde de meeste determinaties op. Voor de dateringen van de typen is eveneens

Kortekaas (1992, 243-252) aangehouden. Na de analyse van de resultaten per spoor en de vergelijking met de importdateringen is bekeken of deze dateringen aangepast moeten worden op basis van de resultaten uit de onderzochte selectie van het Westersewegmateriaal.

7.2.1 Spoor 1-1

De aard van spoor 1 in werkput 1 is in de opgravingsadministratie beschreven als sloot of laag. Er bevond zich slechts een enkel kogelpotfragment in dit spoor, dat is gedetermineerd als type VIII-14 en hiermee dateert tussen 1100 en 1325. De enige importscherf uit spoor 1 is een fragment bijna-steengoed (zie tabel 7.1), uit de periode 1475-1600. Gezien de aard van het spoor kunnen deze twee fragmenten op totaal verschillende momenten in de sloot zijn beland en is de kans dat ze gelijktijdig in gebruik waren klein.

7.2.2 Spoor 1-23

Spoor 23 in werkput 1 is omschreven als kuil en is dus relatief kort in gebruik geweest. Helaas leverde ook dit spoor slechts twee aardewerkfragmenten op. Eén hiervan is een kogelpotfragment van het type VIII-17. De datering hiervan ligt tussen 1200 en 1400. De andere scherf is een proto of bijna-steengoedfragment met een datering tussen 1275 en 1325. Op basis van deze schaarse vondsten kan alleen voorzichtig gezegd worden dat kogelpotten van het type VIII-17 tegelijk met geïmporteerd proto of bijna-steengoed in gebruik waren.

7.2.3 Spoor 7-38

In spoor 7-38 met bijbehorend vondstnummer 153 werden maar liefst 189

kogelpotfragmenten aangetroffen. Van elk in paragraaf 2.4.1 omschreven type werden fragmenten aangetroffen. Met name type VIII-17 is met 53 procent goed vertegenwoordigd.

De importfragmenten uit dit spoor, die bestaan uit fragmenten roodbakkend en hoogversierd aardewerk, bijna-steengoed en steengoed, dateren uit de twaalfde tot en met de zestiende eeuw. De aard van het spoor, puinbaan, en de ruime range aan aardewerksoorten en

dateringen doet vermoeden dat dit spoor materiaal uit een relatief langere periode bevat. Het is niet aannemelijk dat al het aangetroffen aardewerk tegelijkertijd in gebruik was.

7.2.4 Spoor 7-53

Spoor 7-53 is in de opgravingsadministratie opgetekend als drain of greppel. Het spoor bevatte vier kogelpotfragmenten, twee van het type VIII-16 en de overige twee van de typen VIII-14 en VIII-17. VIII-16 en VIII-17 zijn afkomstig uit de dertiende tot en met de

veertiende eeuw, terwijl VIII-14 tussen 1100 en 1325 in gebruik was. Het enige

importfragment is afkomstig van een veertiende-eeuwse roodbakkende kromsteert. Deze vorm van roodbakkend aardewerk werd dus al in de veertiende eeuw tegelijk met de drie verschillende kogelpotvormen gebruikt.

7.2.5 Spoor 7-67

In spoor 67 in werkput 7 bevond zich één kogelpotrandscherf, maar deze kon niet

gedetermineerd worden met behulp van de WNC-indeling. De importfragmenten uit dit spoor komen uit de zeventiende tot en met de negentiende eeuw. De aard van het spoor is

onbekend. Deze gegevens kunnen niet leiden tot verdere interpretatie van het aardewerk.

7.2.6 Spoor 10-162

In werkput 10 is spoor 162 gedefinieerd als laag. In totaal kwamen er acht determineerbare kogelpotrandfragmenten uit dit spoor. Hiervan waren er drie van het type VIII-14 en één van het type VIII-15, daterend tussen 1100 en 1325. De overige fragmenten konden

gedetermineerd worden als VIII-17 (twee fragmenten), VIII- 18 en VIII-21 ( elk één fragment), afkomstig uit de dertiende en veertiende eeuw. De twee steengoedfragmenten dateren deze laag in de zestiende eeuw. Dit kan betekenen dat het kogelpotaardewerk nog langer dan aangenomen in gebruik was, of dat de importfragmenten op een later tijdstip in het spoor terecht zijn gekomen. Wel tonen de resultaten aan dat de vijf aangetroffen typen, waarvan vier potvormen en één schaalvorm, mogelijk tegelijk in gebruik zijn geweest.

7.2.7 Spoor 10-168

Spoor 168 in werkput 10 is eveneens gedefinieerd als laag. In dit spoor zijn 12

kogelpotrandscherven aangetroffen. Vrijwel alle typen daterend tussen 1000 en 1400 komen hier in lage concentraties voor, alleen VIII-17 en VIII-21 ontbreken. Het enige

importfragment uit deze laag betreft een scherf van dertiende-eeuws hoogversierd aardewerk. Dit is wederom een aanwijzing dat verschillende kogelpotvormen naast elkaar voorkwamen en dat roodbakkend, waaronder hoogversierd aardewerk, de aardewerkcollectie aanvulde.

Spoor 200 is in de opgravingsadministratie als puinbaan omschreven. Uit dit spoor komen maar liefst 79 determineerbare kogelpotpotfragmenten, waarbij alle in paragraaf 2.4.1 beschreven typen zijn vertegenwoordigd. Type VIII-16 en VIII-17 komen het meeste voor, met elk 25 scherven. Deze grote variatie in typen doet een langere looptijd van het spoor vermoeden. De importfragmenten spreken dit echter tegen. Het gaat om twee proto-steengoedfragmenten uit de dertiende eeuw. Volgens de WNC-indeling kunnen alle in dit spoor voorkomende typen uit de dertiende eeuw stammen, met uitzondering van type VIII-13. Dit type staat omschreven als elfde en twaalfde-eeuws, maar moet op basis van de vondsten uit dit spoor ook in de dertiende eeuw voorgekomen zijn.

7.2.9 Spoor 10-248

Spoor 10-248 is een laag waarin geen importaardewerk gevonden, maar wel 16 kogelpotrandfragmenten waarvan er zeven konden worden ingedeeld volgens de WNC-omschrijving. Er komen vier typen in voor: VIII-14, VIII-16, VIII-17 en VIII-20. Deze typen dateren uit de dertiende en veertiende eeuw, met een uitloop in de twaalfde eeuw van VIII-14. Deze dateringen zijn in dit geval niet te toetsen aan de hand van importvondsten. Wel kan ook hier weer gezegd worden dat verschillende vormen kogelpotaardewerk waarschijnlijk naast elkaar werden gebruikt.

7.2.10 Spoor 12-25

Spoor 25 in werkput 12 is eveneens een laag. Deze laag leverde vijf determineerbare kogelpotfragmenten op. Deze waren van dezelfde typen als de fragmenten afkomstig uit spoor 12- 248. De enige importscherf, een kanfragment van steengoed of eventueel bijna-steengoed, dateert uit een latere periode, tussen 1475 en 1600. Deze enkele scherf is vermoedelijk later in de laag terechtgekomen.

7.2.11 Spoor 12-64

In spoor 12-64, tijdens de opgraving beschreven als kuil, bevonden zich 24

kogelpotrandscherven. Hiervan konden er 16 ondergebracht worden in de WNC-indeling. De typen die in dit spoor voorkomen zijn VIII-14, VIII-15, VIII-16 en VIII-17. Deze typen komen volgens de WNC-dateringen tegelijkertijd voor tussen 1200 en 1325. Er is geen importfragment waarmee deze datering bevestigd kan worden.

7.2.12 Spoor 12-72

Ook spoor 72 in werkput 12 is als kuil omschreven. Net als in spoor 12-64 ontbrak in dit spoor importaardewerk, wel leverde deze kuil 18 determineerbare kogelpotfragmenten op. Hiervan is de bijna de helft te typeren al 16, maar hiernaast werden ook 13, VIII-14, VIII-15 en VIII-18 in de kuil aangetroffen. Vanwege de aard van het spoor, wat duidt op een relatief korte gebruiksduur, kan worden aangenomen dat deze typen gelijktijdig in gebruik waren. In de WNC-indeling wordt type VIII-13 omschreven als elfde en twaalfde-eeuws, terwijl VIII-16 en VIII-18 pas vanaf de dertiende eeuw voorkomen. Volgens de

resultaten van op dit spoor zal type VIII-13 nog langer in gebruik moeten zijn geweest, of VIII-15 en VIII-18 al vroeger.

7.2.13 Spoor 12-85

Spoor 12-85 heeft als aard sloot. In put 12 leverde dit spoor enkel 10 determineerbare kogelpotfragmenten op, terwijl importaardewerk ontbrak. Met behulp van de veldtekeningen was vastgesteld dat dit spoor aansluit op spoor 13-133 en dat deze twee sporen tot dezelfde sloot behoren (zie hoofdstuk 5, figuur 5.6). De importdateringen van 13-133 zouden dus ook de kogelpotfragmenten van 12-85 kunnen dateren, ware het niet dat het een sloot betreft die, getuige de importfragmenten met een datering variërend van 1200 tot 1760, eeuwenlang in gebruik is geweest. Van de aangetroffen kogelpottypen, dit zijn VIII-14, VIII-15, VIII-16 en VIII-18, mag dan ook op basis van de resultaten van dit spoor niet worden geconcludeerd dat ze een gelijke gebruiksperiode hadden.

7.2.14 Spoor 13-44

Spoor 13-44 betreft een laag die slechts drie determineerbare kogelpotfragmenten opleverde, maar wel 14 importdeterminaties. Deze laatstgenoemde fragmenten variëren in datering vanaf 1300 tot heden. De kogelpotfragmenten zijn van het type VIII-16 en VIII-17 en dateren op hun vroegst uit de dertiende eeuw. Vanwege de variatie aan dateringen is een gelijktijdige looptijd van deze fragmenten uit te sluiten en is dit spoor niet geschikt voor verdere analyse op dit gebied.

7.2.15 Spoor 13-133

Van spoor 13-133 was al vastgesteld dat het een sloot betreft die aansluit op spoor 12-85 en die importfragmenten bevat die dateren tussen 1200 en 1760. De drie determineerbare kogelpotfragmenten uit dit deel van de sloot zijn van het type VIII-17 en VIII-18. Deze komen volgens de WNC-indeling tegelijkertijd voor en de dertiende en veertiende eeuw.

7.2.16 Spoor 13-148

Spoor 13-148 is in de opgravingsadministratie eveneens als sloot omschreven. Deze sloot leverde twee determineerbare kogelpotfragmenten op, beide van het type VIII-16 dat dateert uit de dertiende en veertiende eeuw. Verder werden er een versierd en een onversierd steengoedfragment aangetroffen, die spoor dateren tussen 1375 en 1425. Ondanks de aard van het spoor kan hier worden gesteld dat al deze fragmenten een (deels) gelijktijdige looptijd hebben en dat het kogelpottype VIII-16 mogelijk tegelijk met steengoed werd gebruikt.

Op basis van de onderzoeksresultaten van de geselecteerde sporen kan geconcludeerd worden dat er verschillende kogelpotvormen naast elkaar werden gebruikt. De aangetroffen fragmenten bevestigen het beeld dat door Kortekaas (1992) werd geschetst, namelijk dat verschillende kogelpotvormen elkaar wat betreft de datering ervan overlappen. Wel kan op

basis van de Westersewegresultaten als aanvulling worden vermeld dat het type VIII-13, wat volgens Kortekaas een elfde en twaalfde-eeuwse vorm is, ook in de dertiende eeuw nog voorkomt. Ook waren er vanaf de dertiende eeuw verschillende soorten importaardewerk in gebruik. Op basis van deze selectie kan worden gesteld dat er tegelijk met het

kogelpotaardewerk ook Duits proto-steengoed, bijna-steengoed en steengoed in het huishouden aanwezig was. Ook roodbakkend aardewerk, waaronder de hoogversierde variant, maakte deel uit van het gebruiksgoed.

7.2.17 Bijzondere kogelpotvormen in de sporen

Importdatering Spoor Vondstnr ID-nr RWBO

1175-1600 7-38 153 161 Standring 1175-1600 7-38 153 247 Standring 1175-1600 7-38 153 327 R/Standring 1175-1600 7-38 153 356 Steel 1175-1600 7-38 153 357 Steel 1175-1600 7-38 153 358 Hals/tuit 1175-1600 7-38 153 359 R+standknobbel 1175-1600 7-38 153 360 voetje 1175-1600 7-38 153 361 voetje 1175-1600 7-38 153 362 R+standknobbel 1175-1600 7-38 153 363 knobbel 1175-1600 7-38 153 364 R+Steel 1175-1600 7-38 153 365 Standring 1300-1400 7-53 154 232 Standring 1500-1600 10-162 237 401 B+standring 1220-1275 10-200 258 8 R+O - 12-72 344 433 standring+B

Tabel 7.2: Datering van de bijzondere vormen aan de hand van het importaardewerk

In het vondstmateriaal van de Westerseweg kwamen sporadisch ook bijzondere

kogelpotvormen voor. Hiermee worden standringen, oren, stelen, bodemfragmenten, voetjes en tuitfragmenten bedoeld. In bijlage 4 zijn verscheidene fragmenten van bijzondere vormen van kogelpotaardewerk uit het Westersewegcomplex afgebeeld. Ook deze fragmenten zijn gedateerd aan de hand van het importaardewerk. In tabel 7.2 worden alle bijzondere vormen weergegeven met bijbehorend ID-, vondst- en spoornummer. Op één fragment na (ID-nummer 433) kwamen zij alle voor in een spoor waar ook importaardewerk in is aangetroffen.

De voetjes, steel-, tuit- en standknobbelfragmenten kwamen alle uit spoor 7-38. Deze vormen kunnen dus allemaal op basis van het importaardewerk gedateerd worden tussen 1175 en 1600, wat vanwege de aard van het spoor, puinbaan, een erg ruime datering is. Het enige oorfragment heeft een datering in de dertiende eeuw, tussen 1225 en 1275. Van de twee aangetroffen bodemfragmenten kon er slechts één gedateerd worden, in de zestiende eeuw. Deze datering (spoor 10-162) is waarschijnlijk het gevolg van opspit en dus niet bruikbaar. De standringen zijn het meest talrijk binnen dit vondstcomplex, helaas is ook deze datering niet nauwkeuriger dan 1175 tot 1600. Het fragment in spoor 10-162 is wegens opspit niet meegerekend.

In document Aardewerk van de Westerseweg 2 (pagina 56-61)