• No results found

Resultaten

In document Musea en de ouder wordende mens (pagina 53-72)

Tentoonstelling 2: Kazimir Malevich – De jaren van figuratie

6. Resultaten

Verwerking van de data

De resultaten van de enquête zijn ingevoerd in het programma SPSS167. Voor dit onderzoek zijn voornamelijk beschrijvende statistieken gebruikt. Bij de eerste enquêtesessie, in augustus, zijn vijf vragenlijsten niet volledig ingevuld of de respondent had niet de gewenste leeftijd. Deze zijn daarom buiten het onderzoek gehouden. Bij acht vragenlijsten uit de tweede enquêtesessie, in maart, was dit het geval. Het totale aantal bruikbare vragenlijsten komt daarmee op 60 (dertig bij iedere tentoonstelling).

De meeste vragen zijn meerkeuzevragen, deze kunnen eenvoudig worden ingevoerd in de computer. Vraag 8, 10 en 11 zijn meervoudige vragen, waarbij de ondervraagde een vijfpunts-Likertschaal invult. De deelnemer geeft bij vraag 8 aan om welke redenen hij of zij naar het museum is gekomen. Er zijn tien redenen voorgesteld (a t/m j), de deelnemer geeft voor elke reden aan in welke mate die op hem van toepassing is (Helemaal niet van toepassing – neutraal – helemaal van toepassing). Daarnaast is er nog ruimte een reden te noteren die niet in de enquête opgenomen is (k). Vraag 10 en 11: De deelnemer geeft voor verschillende soorten informatie aan in welke mate hij of zij vindt dat die niet mag ontbreken. (Mag niet ontbreken – Neutraal – Totaal onbelangrijk)

Vraag 9 is een open vraag, de verwerking ervan vergt daarom meer aandacht. Bij deze vraag zijn door de deelnemer ‘brandende vragen’ genoteerd (hierna: bezoekersvragen). Het aantal opgeschreven vragen is geteld. Iedere bezoekersvraag wordt daarnaast ingedeeld in een van de categorieën bij vraag 11. Zo wordt duidelijk wat voor soort vragen bezoekers spontaan stellen. Een aantal bezoekersvragen zijn niet onder te brengen in een vooraf vastgestelde categorie. Deze worden door middel van codering ingedeeld in nieuwe categorieën.

Hier volgt een uitgebreide weergave en bespreking van de resultaten, gepresenteerd in de volgorde van de enquête.

Samenstelling onderzoeksgroep

Leeftijd en geslacht De onderzoeksgroep bestaat uit 60 respondenten, waarvan de ene

helft de tentoonstelling Kunst 1885-1935 bezocht, en de andere helft de tentoonstelling Kazimir

Malevich – de jaren van figuratie. Er zijn 33 vrouwen en 27 mannen ondervraagd, respectievelijk 55%

en 45%. De leeftijd varieert van 51 tot 79,met als gemiddelde leeftijd 63,6.De standaarddeviatie is daarbij 6,9 (dit is hoeveel de leeftijd van de respondent gemiddeld afwijkt van de gemiddelde

167 Statistical Package for the Social Sciences (SPSS) is een statistisch computerprogramma voor de verwerking van data.

leeftijd). De gemiddelde leeftijd zegt in dit geval dus niet veel. In het diagram hieronder is de variabele ‘leeftijd’ opgedeeld in drie categorieën: jonger dan 60 jaar, 60 tot 70 jaar en 70 jaar of ouder. Per categorie ziet u hoeveel procent van het totale aantal respondenten die beslaat, en de verdeling man-vrouw binnen de categorie.

Er kan ook een indeling gemaakt worden op basis van de al dan niet pensioengerechtigde leeftijd. Bijna de helft van de ondervraagden is 65 jaar of ouder (48%), de andere helft is jonger. De onderzoeksgroep bestaat uit iets meer gepensioneerde mannen dan vrouwen, en meer niet-gepensioneerde vrouwen dan mannen.

Opleidingsniveau De hoogst afgeronde opleiding bepaalt het opleidingsniveau van de

respondent. Het opleidingsniveau is verdeeld in de categorieën laag (lagere school, lbo, mavo, vmbo), middelbaar (mbo, havo, vwo, gymnasium) en hoog (hbo of universiteit).168 De respondent die aangaf dat ze een cursus voor apothekersassistente heeft gevolgd is ingedeeld bij ‘middelbaar’. De meeste respondenten zijn hoog opgeleid, namelijk 75%. Dit komt overeen met cijfers uit de Museum Monitor.Tien procent van de ondervraagden is laagopgeleid, vijftien procent middelbaar. De tentoonstelling Kazimir Malevich – De jaren van figuratie trok meer hoogopgeleiden dan de tentoonstelling Kunst 1885-1935, dit is gevisualiseerd grafiek ‘Opleidingsniveau per tentoonstelling’.

168 A. Verweij (RIVM), “Onderwijsdeelname: Indeling opleidingsniveau,” Nationaal Kompas Volksgezondheid. 23 juni 2014.

De leeftijd van de respondenten houdt geen significant verband met het opleidingsniveau. Van de laagopgeleiden is 80% jonger dan 65. Het gaat hier echter om slechts 6 laagopgeleiden in totaal. Onder de hoogopgeleiden zijn evenveel respondenten ouder als jonger dan 65 jaar.

Kennis van schilderkunst Het niveau van kennis over schilderkunst werd door de

respondent zelf beoordeeld (self-rated knowledge of art). De respondent schatte zijn kennis van kunst zeer laag, laag, gemiddeld, hoog of zeer hoog in. Het vaakst werd het antwoord ‘gemiddeld’ gegeven (door 37 respondenten).

Kennis schilderkunst Aantal Procent Zeer laag 2 3,3 Laag 12 20,0 Gemiddeld 37 61,7 Hoog Zeer hoog 8 13,3 1 1,7 Totaal 60 100,0

Bezoekers van de Malevitsj -tentoonstelling schatten hun kennis van schilderkunst gemiddeld hoger in dan de bezoekers van de tentoonstelling Kunst 1885-1935.

Interesse in kunst Bij vraag 6 werd gevraagd hoe zeer de respondent geïnteresseerd is in

schilderkunst. De antwoordopties waren niet -, nauwelijks -, enigszins geïnteresseerd, geïnteresseerd en zeer geïnteresseerd. Bijna tachtig procent van de respondenten is (zeer) geïnteresseerd in schilderkunst. Dat is uiteraard niet verrassend in een museum waar veel

Opleidingsniveau Aantal Procent Laag Middelbaar Hoog 6 9 45 10,0 15,0 75,0 Totaal 60 100,0

schilderkunst te vinden is. Een klein aantal respondenten is niet zo geïnteresseerd in schilderkunst (4 personen). Twee van hen komen naar het museum speciaal voor een

tentoonstelling zonder schilderkunst (Mummies en Poppenhuis). Ze geven daarnaast alle vier aan (zeer) weinig kennis van schilderkunst te hebben.

Geen enkele ondervraagde bezoeker van de Malevitsj -tentoonstelling was niet- of nauwelijks geïnteresseerd in kunst. Op deze tentoonstelling lijken dus vooral kunstliefhebbers af te komen. Interesse in schilderkunst Aantal Procent Niet geïnteresseerd 1 1,7 Nauwelijks geïnteresseerd 3 5,0 Enigszins geïnteresseerd 9 15,0 Geïnteresseerd 35 58,3 Zeer geïnteresseerd 12 20,0 Totaal 60 100,0

Beperkingen Vier respondenten hadden te maken met een lichamelijke beperking die het

bezoek beïnvloedt. Veel deelnemers waren blij even te kunnen zitten na het bezoek, maar dit hoeft niet toegeschreven te worden aan de hogere leeftijd van respondenten. ‘Museumbenen’ blijven niemand bespaard.

Beperking die bezoek beïnvloedt Aantal Procent Nee Ja 56 93,3 4 6,7 Totaal 60 100,0

Frequentie kunstmuseumbezoek Het grootste deel van de respondenten bezoekt regelmatig

kunstmusea, ongeveer een keer per drie maanden. Iets meer dan tien procent van de ondervraagden bezoekt zeer frequent kunstmusea, namelijk één keer per maand of vaker. Bezoekers van de Malevitsj -tentoonstelling gaan vaker naar kunstmusea dan bezoekers van de tentoonstelling Kunst 1885-1935.

Frequentie bezoek kunstmuseum

Aantal Procent 1 keer per maand of vaker

4 tot 11 keer per jaar 1 tot 3 keer per jaar Minder dan 1 keer per jaar

7 11,7 35 58,3 13 21,7 5 8,3 Totaal 60 100,0

Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat de meeste bezoekers van het Drents Museum vaker musea bezoeken en dat er weinig ‘nieuwelingen’ worden getrokken. Vooral de

tentoonstelling Kazimir Malevich – de jaren van figuratie trok veel frequente bezoekers.

De meeste ondervraagde bezoekers zijn tussen de 60 en 70 jaar, met ongeveer evenveel mannen als vrouwen. Er zijn iets meer mannen met de pensioengerechtigde leeftijd – wellicht is dit

typisch een groep die zoekt naar nieuwe dingen om te ondernemen, zoals voortkwam uit het literatuuronderzoek. De respondenten zijn overwegend hoog opgeleid en noemen hun kennis van schilderkunst ‘gemiddeld’.

Reden voor bezoek

De respondenten geven als belangrijkste bezoekreden ‘het zien van mooie dingen’. Op de tweede plaats staat ‘voor een specifieke (tijdelijke) tentoonstelling’. Men noemt hierbij de volgende tentoonstellingen: Malevich, Poppenhuis, Mummies, Colenbrander.

Reden bezoek specifieke tentoonstelling

Aantal Procent Valide procent

Valide n.v.t. 13 21,7 23,6 Mummies 11 18,3 20,0 Colenbrander 4 6,7 7,3 Poppenhuis 1 1,7 1,8 Malevich 26 43,3 47,3 Totaal 55 91,7 100,0 Missin169 5 8,3 Totaal 60 100,0

Bijna alle bezoekers van de tentoonstelling over Malevitsj speciaal voor die tentoonstelling. Dit kan te maken hebben met het feit dat het de laatste week was waarin de tentoonstelling te zien was. Daarnaast was het een bijzondere (blockbuster) tentoonstelling waarvoor veel reclame is gemaakt.

Op de derde tot en met vijfde plek in het rijtje ‘belangrijkste redenen voor het bezoek aan het museum’ staan ontspanning, leren en algemene ontwikkeling. De percentages geven aan hoeveel van de respondenten om deze reden naar het museum kwamen.

169 Vijf respondenten kwamen voor een specifieke tentoonstelling, maar vulden niet in voor welke tentoonstelling.

Redenen voor bezoek

Ik ben naar dit museum gegaan … N Som Gemiddelde

Std. Deviatie …om mooie dingen te zien

…uit belangstelling voor een specifieke tentoonstelling …voor de ontspanning 60 60 60 263 245 237 4,38 4,08 3,95 ,904 1,357 1,048 80% 70% 67% …om iets te leren

…voor mijn algemene ontwikkeling …om iets cultureels te doen

…om tijd door te brengen met familie/vrienden/kennissen …omdat ik toch in de buurt was

…omdat het museum aangeraden is door anderen …om het museum aan kinderen, vrienden of familie te laten zien 60 60 60 60 60 60 60 234 206 200 129 121 110 80 3,90 3,43 3,33 2,15 2,02 1,83 1,33 1,130 1,240 1,374 1,571 1,546 1,210 ,896 63% 50%

De volgorde van deze lijst is voor beide tentoonstellingen hetzelfde, de bezoekers komen dus niet om wezenlijk verschillende redenen naar de verschillende tentoonstellingen. De respondenten komen vooral om intrinsieke redenen naar het Drents Museum, minder vaak om sociale redenen. Bij ‘Anders, namelijk…’ werden de volgende redenen voor bezoek genoemd: voor mijn beroep, omdat ik uit Drenthe kom, onderdeel van stadsbezoek, vanwege het weer, veelzijdige interesse.

Het klopt dus dat leren en ontspanning twee belangrijke redenen zijn voor deze doelgroep om een museum te bezoeken, zoals veel onderzoekers eerder al vaststelden.170 Toch staat bij de respondenten van dit onderzoek ‘mooie dingen zien’ (gemiddeld) bovenaan. Dit staat niet per se los van ontspanning en leren – het hangt ermee samen.171 Het zien van mooie artefacten werkt ontspannend en de objecten worden gebruikt om iets te leren.

Bijna iedere respondent vindt het zien van mooie dingen een van de belangrijkste redenen voor een museumbezoek. De respondenten gaven in dit onderzoek van meerdere redenen aan hoe belangrijk ze deze vonden, maar niet welke voor hen de belangrijkste was. Ze hoefden dus geen keuzes te maken tussen verschillende redenen, alles kon even belangrijk voor ze zijn. In vervolgonderzoek zou het goed zijn de respondenten iets beter te laten nadenken over hun beweegredenen, door ze de verschillende redenen in volgorde van belangrijkheid te laten plaatsen. Wellicht komen er dan grotere verschillen in motivatie aan het licht.

170 O.a. Amber Auld Combs, “Why Do They Come? Listening to Visitors at a Decorative Arts Museum.”

Curator 43, no. 3 (1999), 192.

171 Robert A. Stebbins, “The Semiotic Self and Serious Leisure,” The American Sociologist 42, no. 2/3 (september 2011), 238-248.

Bezoekersvragen over individueel werk

In totaal zijn er 48 respondenten die een of meerdere vragen invulden. De meeste respondenten noteerden twee of drie vragen bij vraag 8 (bij beide 23,3 % van de ondervraagden). Er waren ook respondenten die geen vragen hadden bij het individuele werk, namelijk zes personen bij Kazimir Malevitsj en zes bij Theo Molkenboer.

Aantal vragen bij individueel werk Aantal Procent 0 1 2 3 4 5 6 9 12 7 14 14 7 3 2 1 20,0 11,7 23,3 23,3 11,7 5,0 3,3 1,7 Totaal 60 100,0

Bij het werk van Malevitsj werden gemiddeld minder vragen genoteerd dan bij het figuratieve werk van Molkenboer. Bij Molkenboer zijn de verschillen tussen het aantal vragen groter. Dit is te zien aan de standaarddeviatie en het minimum- en maximumaantal vragen.

Kunst 1885-1935

N Minimum Maximum Som Gem. Std. Dev. Aantal vragen bij individueel werk 30 0 9 76 2,53 2,161

Kazimir Malevich

N Minimum Maximum Som Gem. Std. Dev. Aantal vragen bij individueel werk 30 0 5 65 2,17 1,440

Vrouwen stellen (gemiddeld) meer vragen dan mannen. Bezoekers van 65+ stellen minder vragen dan jongere bezoekers.

De vragen die bezoekers stellen bij een individueel werk (de antwoorden op vraag 9) kunnen na codering worden ingedeeld in thema’s. Sommige daarvan zijn onder te brengen bij de soorten informatie die bij vraag 11 door de respondent worden gewaardeerd door middel van een likert-schaal. Een deel van de bezoekersvragen heeft een ander thema.

Sommige respondenten stelden meerdere vragen met hetzelfde thema. Er wordt daarom niet gewerkt met het aantal vragen over een bepaald thema, maar met het aantal deelnemers dat een vraag of meerdere vragen over een thema opschrijft. Een van de respondenten noteerde bijvoorbeeld vier vragen over compositie en kleur, wat het totale aantal vragen over dit thema vergroot. Dit geeft een vertekend beeld van de interesses van de deelnemers als groep.

Lijst vraag 11 Aantal respondenten

met deze vraag

a. Titel van het werk 3

b. Naam van de kunstenaar 8

f. Materiaal / medium dat gebruikt is 1

g. Wat er (letterlijk) op het werk te zien is (compositie, kleuren) 6

i. Hoe het werk in de tentoonstelling past 1

l. De biografie van de kunstenaar 5

m. De aanleiding voor het maken van het werk 9 n. De bedoeling van de kunstenaar met het werk 8 o. Hoe het werk gemaakt is (welke technieken er gebruikt zijn) 2 p. De kunsthistorische stroming waarin dit werk geplaatst kan worden 5 q. Achtergrondinformatie over de tijd waarin het werk gemaakt is 7 s. Bijzondere, opmerkelijke elementen aan het werk 2

Er zijn drie hoofdthema’s aan te wijzen in de bezoekersvragen: de kunstenaar, de tijd waarin het werk gemaakt is en (gedetailleerde) informatie over het onderwerp van het schilderij. Daarnaast komen vragen over de aanleiding voor het maken van het werk en de compositie en het

kleurgebruik vaker voor dan andere vragen.

Kunstenaar en zijn oeuvre

Het eerste terugkerende thema in de bezoekersvragen is de kunstenaar en zijn oeuvre. In totaal zijn er 25 respondenten die een vraag (of meerdere vragen) stellen die gerelateerd is aan de kunstenaar van het werk. Vijf personen vragen naar de biografie van de kunstenaar (‘Had de kunstenaar een wiskundige achtergrond?’). Zeker 14 deelnemers zijn benieuwd naar de relatie van dit werk met andere werken van de kunstenaar, de plaats van dit werk in het oeuvre en de

ontwikkeling van het oeuvre door de geschiedenis. (‘Is dit werk representatief voor zijn andere werk?’). De centrale plaats voor de kunstenaar blijkt ook uit de vragen als ‘Wat wil de kunstenaar uitdrukken?’. Geen enkele respondent vraagt spontaan naar de mening van een expert. De kunstenaar is in de ogen van de respondenten het uitgangspunt, hij wordt gezien als de expert die alles kan vertellen over het werk.

Van de 25 respondenten die vragen stellen over de kunstenaar en zijn oeuvre zijn 21 personen (zeer) geïnteresseerd in schilderkunst. De meesten hebben redelijk veel kennis van schilderkunst (3 laag, 17 gemiddeld, 5 hoog en 1 zeer hoog) en ze zijn bijna allemaal (22) hoogopgeleid (3 zijn middelbaar opgeleid).

Historische context

Het tweede thema waarover veel respondenten vragen stellen is de tijd waarin het werk gemaakt is, met name wat voor invloed het tijdsgewricht heeft gehad op het maken van het werk. Dit is gerelateerd aan de stroming waartoe de kunstenaar gerekend kan worden. (‘Waren er andere kunstenaars die hetzelfde deden op dat moment?’ ‘Zijn er kunstenaars die hem geïnspireerd hebben?’) Twintig (van de 48) respondenten stellen een vraag in dit thema. Zij zeggen veel kennis van kunst te hebben (meer dan mensen die geen vragen stellen over de historische context), zie de volgende tabel. Vijftien van hen bezoeken zeer regelmatig kunstmusea (4 tot 11 keer per jaar).

Kennis schilderkunst * Bezoekersvragen over historische context

Vragen over historische context

ja nee Kennis schilderkunst Zeer laag 0 1 Laag 3 4 Gemiddeld 11 21 Hoog 6 1 Zeer hoog 0 1 Totaal 20 28

Onderwerp van het werk

Vijftien van de 48 respondenten met vragen waren geïnteresseerd in het onderwerp van het schilderij, sommige zelfs zeer geïnteresseerd (4 tot 6 vragen over het onderwerp). Vragen over het onderwerp gaan allemaal over het werk van Theo Molkenboer. De voorstelling van dit werk is

meteen duidelijk, er zit een vrouw voor een linnenkast. Het lijkt alsof de interesse (of zelfs de fantasie) van de deelnemers hierdoor wordt aangespoord. Er worden vragen gesteld als ‘Waarom zit de vrouw voor de kast?’ en ‘Wat doet ze, verstellen of haken?’. Dieper gaan de volgende vragen: ‘Waar bestond haar leven uit? Hoe waren haar levensomstandigheden? Zou dit werk haar eigen keuze zijn geweest of had ze dromen net als ieder ander?’ en ‘Is de vrouw gelukkig? Weet zij wie ze werkelijk is?’ Men lijkt serieuze interesse te hebben in de afgebeelde persoon en een aanknopingspunt te zoeken met het eigen leven. Dit is te verbinden aan het grotere vermogen van oudere volwassenen om te reflecteren op het eigen leven en verbanden te leggen tussen levensverhalen van anderen en die van zichzelf.172

Opvallend is dat de 15 respondenten met vragen over het onderwerp (volgens zichzelf) minder kennis van kunst hebben dan de 33 respondenten die géén vragen over het onderwerp opschrijven.

Kennis schilderkunst * Bezoekersvragen over onderwerp werk Vragen over onderwerp van het werk

ja nee Kennis schilderkunst Zeer laag Laag Gemiddeld Hoog Zeer hoog 1 5 9 0 0 0 2 23 7 1 Totaal 15 33

Aan de hand van deze resultaten lijken bezoekers met weinig kennis van kunst eerder

geïnteresseerd te zijn in het onderwerp dan bezoekers met veel kennis van kunst. De aantallen zijn te klein om er werkelijk conclusies aan te verbinden, maar het geeft wel een interessant aanknopingspunt voor vervolgonderzoek.

Naast deze drie thema’s zijn er nog twee thema’s die de moeite waard zijn om te bekijken omdat er meerdere vragen over gesteld worden door de respondenten.

Aanleiding voor het maken van het werk

Informatie over de aanleiding voor het maken van het werk blijkt een interessant onderwerp te zijn voor bezoekers: 9 respondenten noteren een of meerdere vragen met dit thema.

Bijvoorbeeld: ‘Waarom zou iemand dit willen schilderen’, ‘Waarom schildert hij zo’n alledaags onderwerp’. Deze negen respondenten zijn middelbaar – of hoogopgeleid, en hun kennis van kunst is gemiddeld (8) of laag. Het is moeilijk een conclusie te verbinden aan deze uitkomst, maar in dit onderzoek vragen respondenten met minder kennis van kunst vaker vragen naar de

aanleiding voor het maken van een kunstwerk.

Kleur en compositie

De voorstelling van het abstracte kunstwerk van Malevitsj is niet meteen duidelijk, als er al sprake is van een voorstelling. Zo leek het op het eerste gezicht alsof niemand vragen stelde over het onderwerp van de het kunstwerk van Malevitsj. Toch vragen sommige respondenten naar de compositie van het werk (‘Wat ‘doet’ de balk links?’) en naar het kleurgebruik. Men is dus geïnteresseerd in wat er op het werk te zien is. Bij een figuratief schilderij betekent dat blijkbaar iets anders dan bij een abstract schilderij, maar bij beide vraagt je je af waar je precies naar kijkt. Vragen over de compositie en het kleurgebruik werden voornamelijk gesteld over het werk van Malevitsj, in totaal door tien personen. 8 van deze 10 respondenten hadden een hoog

opleidingsniveau en alle tien hadden ze gemiddeld, veel of zeer veel kennis van kunst. Deze respondenten zijn ook frequente museumbezoekers, ze zeggen 4 tot 11 keer per jaar een kunstmuseum te bezoeken.

Er zou beredeneerd kunnen worden dat ook deze respondenten vragen naar het

onderwerp, wat maakt dat bijna de helft (25) van alle respondenten vragen stelt over wat er nou eigenlijk precies te zien is op de schilderijen waar ze naar kijken. Het vragen naar compositie impliceert wel wat kennis van kunst. Deze respondenten weten blijkbaar dat de compositie iets kan ‘doen’. Het is daarnaast een redelijk specialistisch woord, dat een leek wellicht niet zomaar gebruikt.

De bezoekers vragen niet vaak naar de titel van het werk, slechts drie keer. Acht personen vragen naar de naam van de kunstenaar. Uiteraard was het bij de tentoonstelling van Kazimir Malevitsj duidelijk wie de kunstenaar was. De tekstbordjes bij de twee schilderijen waren niet afgedekt, waardoor de bezoekers ook zelf de titel konden vinden. Het feit dat er door een aantal bezoekers gevraagd wordt naar de naam van de kunstenaar, duidt aan dat niet iedereen het bordje heeft bekeken. Respondenten die wel vragen naar de naam van de kunstenaar, vragen niet altijd naar de

titel. Wellicht wordt de titel dus minder essentieel gevonden dan andere informatie (bijvoorbeeld over de kunstenaar).

Uit de resultaten blijkt dat vooral het opleidingsniveau en de kennis van kunst invloed hebben op het thema van de vragen van de respondent. Omdat het overgrote deel van de respondenten hoogopgeleid was, kunnen daar geen conclusies aan verbonden worden. Uit dit onderzoek blijkt dus vooral de invloed van kennis van kunst op de informatiebehoefte. Mensen met veel kennis van kunst vragen vaker naar de historische context en naar (het leven van) de kunstenaar. Zij met minder kennis van kunst zijn meer geïnteresseerd in het onderwerp van het schilderij. Er zijn geen significante verschillen te zien tussen leeftijdsgroepen. Dat geldt ook voor de frequentie van

In document Musea en de ouder wordende mens (pagina 53-72)