• No results found

5 RESULTATEN KANAAL LEUVEN-DIJLE

5.1 Algemene opmerkingen

De bemonstering van het kanaal Leuven-Dijle is uitgevoerd in de periode van 13 tot en met 15 oktober 2014. De bemonstering kon zonder noemenswaardige problemen uitgevoerd worden. In figuur 3.1 wordt een impressie gegeven van het Kanaal Leuven-Dijle.

Het kanaal is opgedeeld in vijf stuwpanden: SAS1. Leuven-Tildonk; SAS2. Tildonk- Kampenhout-Sas;

SAS3. Kampenhout-Sas-Boortmeerbeek; SAS4. Boortmeerbeek-Battel; SAS5. Battel-Zennegat.

Tevens is in SAS1 en 3 een verbreding/zwaaikom aanwezig. In beide verbredingen is de visstand bemonsterd met de zegen. In de kanaaldelen zelf is per stuwpand één trek met de stortkuil

uitgevoerd. In SAS3 en 5 is steeds één elektrotraject in de oeverzone bemonsterd. In SAS2 zijn twee elektrotrajecten bemonsterd en in SAS1 en 4 zijn drie elektrotrajecten bevist. Het visbestand is bepaald voor het kanaal als geheel en tevens zijn visbestanden per stuwpand berekend. Voor de stuwpanden SAS1 en 3 is daarnaast ook nog het visbestand in het kanaaldeel en in de

verbreding/zwaaikom berekend. In bijlage 6 zijn de ruwe vangstgegevens per traject (aantallen en biomassa) opgenomen.

Figuur 5.1. Een impressie van het Kanaal Leuven-Dijle.

5.2 Soortensamenstelling

In totaal zijn er in het kanaal Leuven-Dijle 12 verschillende vissoorten aangetroffen (exclusief hybride en spiegelkarper). De meeste vissoorten behoren hierbij tot het eurytope stromingsgilde, namelijk:

paling, baars, blankvoorn, brasem, driedoornige stekelbaars, karper, pos en snoekbaars. De overige vissoorten zijn de limnofiele bittervoorn, rietvoorn en zeelt en de rheofiele winde. Exoten zijn niet aangetroffen. De soorten baars, blankvoorn en pos zijn in alle vijf de stuwpanden aangetroffen.

5.3 Omvang van het visbestand

In tabel 5.1en tabel 5.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand in het Kanaal Leuven-Dijle gegeven in kilogram en aantal per hectare.

De omvang van het visbestand in het kanaal Leuven-Dijle is geschat op 93,7 kg/ha en 2.545 stuks/ha.

De visbiomassa bestaat voornamelijk uit baars (30%), blankvoorn (21%), brasem (17%) en paling (15%). Voor de overige vissoorten geldt dat het aandeel in de bestandschatting maximaal 5%

bedraagt, waarbij karper en zeelt nog het meest abundant zijn.

Op basis van aantallen bestaat het visbestand in het kanaal Leuven-Dijle voornamelijk uit baars (67%) en blankvoorn (23%). Voor de overige vissoorten geldt dat het aandeel in de bestandschatting

maximaal 5% bedraagt. Pos is hierbij nog het meest abundant.

Tabel 5.1. Raming van het visbestand in het Kanaal Leuven-Dijle (kg/ha) in 2014.

Tabel 5.2. Raming van het visbestand in het Kanaal Leuven-Dijle (N/ha) in 2014.

5.4 Bestandschatting stuwpanden

In tabel 5.3 en tabel 5.4 is de geschatte omvang van het totale visbestand per stuwpand en voor het hele kanaal Leuven-Dijle gegeven in kilogram en aantal per hectare. In bijlage 5 zijn de

bestandschattingen per stuwpand verder gespecificeerd per lengtegroep. Bij de stuwpanden SAS1 en 3 zijn hierbij ook de verbredingen meegenomen. Navolgend wordt voor deze stuwpanden ook nog het verschil in de visstand gespecificeerd tussen de verbredingen en de kanaaldelen.

De geraamde visbestanden lopen sterk uiteen tussen de vijf verschillende stuwpanden. In SAS 1 is veruit het grootste visbestand aangetroffen (199,5 kg/ha en 4.686 stuks/ha). In dit stuwpand is veel blankvoorn aangetroffen. Ook brasem en baars zijn sterk vertegenwoordigd in dit stuwpand. Ook in stuwpand 3 is de omvang van het visbestand relatief hoog (111,3 kg/ha en 2.025 stuks/ha). Brasem, blankvoorn en karper komen op basis van biomassa het meest voor in dit stuwpand. Het hoge bestand is vooral veroorzaakt door de hoge visstand in de verbreding. In de hoofdstroom zelf is een bestand aangetroffen van 42,7 vergelijkbaar met de SAS 2, 4 en 5 (zie tabel 5.3 t/m 5.6). In de andere drie stuwpanden zijn de aangetroffen visbestanden fors lager. De visbestanden variëren hier van ca.

35 tot 55 kg/ha.

Brasem is in deze stuwpanden niet of nauwelijks aangetroffen en ook blankvoorn komt naar verhouding zeer weinig voor. Het is mogelijk dat de bodemsamenstelling ook een deel van de verschillen verklaard. In paragraaf 6.4.2 wordt hier nader op ingegaan.

Tabel 5.3. Raming van het visbestand per stuwpand in het kanaal Leuven-Dijle (kg/ha) in 2014.

Tabel 5.4. Raming van het visbestand per stuwpand in het kanaal Leuven-Dijle (N/ha) in 2014.

In de stuwpanden SAS1 en SAS3 zijn naast de kanaaldelen ook de verbredingen bevist. Tabel 5.5 en tabel 5.6 geven de ramingen van de bestandschattingen van deze locaties. Uit de resultaten valt op te maken dat de aangetroffen visbestanden in de verbredingen een veelvoud zijn van de visbestanden op het kanaal zelf. In SAS1 is het visbestand in de verbreding geraamd op ruim 1.440 kg/ha (11.133 stuks/ha) tegenover circa 138 kg/ha (4.368 stuks/ha) op het kanaal zelf. Ook in SAS3 is het verschil in de omvang van het visbestand tussen de verbreding (868 kg/ha) en het kanaal (43 kg/ha) zeer groot.

In de verbredingen zijn forse bestanden aan blankvoorn en brasem aanwezig. Op het kanaal zelf zijn beide soorten slechts zeer beperkt present.

Tabel 5.5. Verschil in het visbestand tussen het kanaal en de verbredingen (kg/ha) in 2014.

Tabel 5.6. Verschil in het visbestand tussen het kanaal en de verbredingen (N/ha) in 2014.

5.5 Lengtesamenstelling

De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn grafisch weergegeven in bijlage 4.

Van de meest voorkomende vissoort in het kanaal, de blankvoorn, zijn voornamelijk exemplaren met lengtes van 12 tot en met 18 cm aangetroffen. Het merendeel van deze vissen betreft waarschijnlijk twee- en driezomerige exemplaren. De grootste blankvoorn die is aangetroffen had een lengte van 32 cm. Doordat er in januari 2014 nog 1.100kg blankvoorn (lengte 5-15cm) op het kanaal werd uitgezet, is het lastig om te bepalen of de aanwezige lengteopbouw vooral het gevolg is van natuurlijke reproductie of van de bepotingen.

Het bestand aan baars bestaat vooral uit één- en tweezomerige vissen. De éénzomerige exemplaren hebben lengtes bereikt tot circa 10 cm. Ook oudere baarzen zijn aangetroffen met een maximale lengte van 27 cm. Het brasembestand bestaat in hoofdzaak uit grote oude vissen met een lengte tussen 50 en 60 cm. Brasems kleiner dan 50 cm zijn nauwelijks aangetroffen. Er lijkt nauwelijks sprake van natuurlijke aanwas te zijn. Pos is over een brede lengterange aangetroffen. Dit duidt op de aanwezigheid van meerdere jaarklassen. Onderscheid in jaarklassen is door overlapping niet duidelijk