• No results found

7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

7.1 Conclusies

7.1.1 Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten

 De visstand in het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten is in 2014 geraamd op 257 kg/ha (3.116 stuks/ha).

 Er zijn op het kanaal 19 verschillende vissoorten waargenomen (exclusief hybride).

 Op basis van gewicht hebben brasem (42%) en blankvoorn (35%) het grootste aandeel in de visstand.

 Blankvoorn is de soort die het talrijkst aanwezig is (64%).

 De visstand op de verschillende bemonsterde locaties loopt sterk uiteen. In de verbredingen zijn de aangetroffen visbestanden fors hoger dan op het kanaal zelf.

 Het visbestand is in 2014 circa 50 kg/ha hoger geraamd dan bij de laatste bemonstering in 2010. Vooral het brasembestand is in 2014 fors hoger geraamd. Mogelijk is dit verschil deels te verklaren door het gebruik van een ander vangtuig (stortkuil in plaats van zegen).

 In vergelijking met andere Vlaamse kanalen kan het visbestand in het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten als redelijk omvangrijk worden beschouwd.

 De populaties van de meeste soorten kennen een evenwichtige opbouw. Het broedbestand van enkele soorten is vrij laag.

 De aanwezige vispopulatie vertoont de meest gelijkenis met het snoek-blankvoorn en blankvoorn-brasem viswatertype.

 De omvang van de vispopulatie bevindt zich rond het berekende theoretische dragend vermogen.

 De omvang van de vispopulatie bevindt zich boven de streefwaarde van 150 kg/ha.

7.1.2 Kanaal Bossuit-Kortrijk

 De visstand in het kanaal Bossuit-Kortrijk is in 2014 geraamd op 213 kg/ha (8.659 stuks/ha).

 Er zijn op het kanaal tien verschillende vissoorten aangetroffen (exclusief hybride).

 Op basis van gewicht hebben paling, blankvoorn, brasem en baars het grootste aandeel in de visstand.

 Blankvoorn is de meest talrijk aanwezige soort (58%).

 De geraamde visbestanden in de drie stuwpanden lopen sterk uiteen. Het hoogste visbestand is aangetroffen in het stuwpand Zwevegem-Moen. In dit pand zijn voornamelijk blankvoorn en brasem talrijk aanwezig. In het stuwpand Kortrijk-Zwevegem hebben paling en baars het hoogste gewichtsaandeel. Hier zijn brasem en vooral blankvoorn veel minder aanwezig. In het derde stuwpand, Moen-Bossuit, is de bestandsomvang veruit het laagst.

 Het visbestand is in 2011 met 69 kg/ha fors lager geraamd dan in 2014. In 2014 zijn voornamelijk de bestanden van de soorten paling, baars, blankvoorn en brasem duidelijk hoger dan in 2011. Mogelijk worden deze verschillen veroorzaakt door de toepassing van de stortkuil in plaats van de zegen.

 In vergelijking met andere gelijkaardige Vlaamse kanalen kan het visbestand in het kanaal Bossuit-Kortrijk als redelijk omvangrijk worden beschouwd.

 De populaties van de meeste soorten, zeker de voor de hengelsport belangrijke soorten, kennen een evenwichtige opbouw.

 De aanwezige vispopulatie vertoont de meest gelijkenis met het snoek-blankvoorn en blankvoorn-brasem viswatertype.

 Het is lastig om harde uitspraken te doen over het theoretisch dragend vermogen, de vispopulatie lijkt zich iets beneden het dragend vermogen te bevinden.

 De omvang van de vispopulatie bevindt zich boven de streefwaarde van 150 kg/ha.

7.1.3 Kanaal Leuven-Dijle

 De visstand in het kanaal Leuven-Dijle is geraamd op 94 kg/ha en 2.545 stuks/ha.

 Er zijn op het kanaal 12 verschillende soorten aangetroffen (exclusief hybride).

 Op basis van gewicht hebben baars, blankvoorn, brasem en paling het grootste aandeel in de visstand.

 Baars (67%), en in veel mindere mate blankvoorn (23%), zijn de meest talrijk aanwezige soorten.

 De geraamde visbestanden in de vijf stuwpanden lopen sterk uiteen. Dit komt doordat in twee stuwpanden (SAS1 en SAS3) ook verbredingen en zwaaikommen aanwezig zijn. In deze verbredingen is het visbestand een factor 10 tot 20 hoger dan op het kanaal zelf. Vooral blankvoorn en brasem blijken deze verbredingen als leefgebied te prefereren boven het kanaal zelf.

 Het visbestand is in 2011 met 73 kg/ha iets lager geraamd dan in 2014. In 2014 zijn vooral de bestanden van baars, blankvoorn en brasem iets hoger geraamd, waarbij vooral het verschil bij blankvoorn opvallend hoger is.

 In vergelijking met andere gelijkaardige Vlaamse kanalen kan het visbestand op het kanaal Leuven-Dijle als iets minder omvangrijk dan gemiddeld worden beschouwd.

 Er lijkt een onbalans te zijn in de predator-prooiverhouding. Het aandeel predatoren is gering.

Vooral het snoekbaarsbestand is van beperkte omvang en onevenwichtig van opbouw.

Mogelijk speelt de onttrekking van snoekbaars door hengelaars hierin een rol.

 De populaties van baars en blankvoorn zijn evenwichtig opgebouwd. Bij andere soorten is dit in veel mindere mate het geval. Van brasem zijn bijna uitsluitend grote exemplaren aanwezig.

Bij snoekbaars zijn geen exemplaren kleiner dan 40cm aangetroffen en het bestand aan maatse vissen is zeer gering.

 De aanwezige vispopulatie toont de meeste gelijkenis met het snoek-blankvoorn viswatertype.

Voortzetting van de nieuwe herbepotingsstrategie, en maatregelen ter bevordering van vegetatieontwikkeling zullen de visstand nog meer naar dit type doen evolueren.

 De omvang van de vispopulatie bevindt zich duidelijk onder het berekende theoretische dragend vermogen.

 De omvang van de vispopulatie bevindt zich onder de streefwaarde van 150 kg/ha.

7.2 Aanbevelingen

De volgende afvissingen op de kanalen is voorzien in 2017. Deze driejarige cyclus wordt als

voldoende beschouwd om ontwikkelingen in de visstand te volgen en het resultaat van herbepotingen te evalueren. Voor de representativiteit is het aan te bevelen om het vervolgonderzoek op dezelfde wijze (vangtuigen en locaties) uit te voeren als het huidige onderzoek. Op deze wijze kunnen eventuele verschuivingen in de visstand gemakkelijker verklaard worden.

7.2.1 Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten

Op het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten is een gevarieerd en redelijk omvangrijk visbestand

aanwezig. Het gemiddelde visbestand is ruim hoger dan de streefwaarde. Wel zijn er grote verschillen in de densiteit per locatie/stuwpand. Vis lijkt een sterke voorkeur te hebben voor de

kanaalverbredingen. Het visbestand is tevens evenwichtig opgebouwd. Omdat de huidige visbiomassa hoger is dan de streefwaarde lijken herbepotingen conform de nieuwe

herbepotingsstrategie niet noodzakelijk. Hoogstens voor de stimulatie van bepaalde populaties, bijvoorbeeld karper, snoek en zeelt, kan overwogen worden om bepotingen te verrichten. De huidige vispopulatie komt voor een groot deel overeen met het streefbeeld: een snoek-blankvoorntype in de verbredingen en een blankvoorn-brasemtype op het kanaal met een aanwezige visbiomassa van minstens 150 kg/ha.

Er zijn plannen voor de aanleg van extra vispaaiplaatsen. Ook wordt de bescherming van de zich ontwikkelende vegetatie in de kanaalverbredingen genoemd (med. PVC). Het creëren van extra paaiplaatsen kan altijd nuttig zijn. De resultaten van het onderzoek wijzen overigens niet op een tekort aan paai- en opgroeimogelijkheden voor vis. Het beschermen van de vegetatie is wel zeer belangrijk.

De vegetatie dient enerzijds als paai- en opgroeigebied, anderzijds biedt zij beschutting voor

volwassen vis. Ook de voedselomstandigheden kunnen verbeteren bij een toename van waterplanten.

Ten slotte is de aanwezigheid van voldoende vegetatie van wezenlijk belang voor het in standhouden, en uitbreiden, van de populaties snoek, rietvoorn, zeelt en andere plantminnende soorten. De

bescherming en verdere stimulatie van vegetatie achten wij dan ook zeer belangrijk om een evenwichtige en gevarieerde visstand te behouden.

Herbepotingen lijken op dit kanaal niet nodig aangezien er een fors visbestand aanwezig is. Alleen voor de ondersteuning van de bestanden van snoek en zeelt kan overwogen worden om vis uit te zetten.

7.2.2 Kanaal Bossuit-Kortrijk

Op het kanaal Bossuit-Kortrijk is een gevarieerd en redelijk omvangrijk visbestand aanwezig. Het gemiddelde visbestand is hoger dan de streefwaarde. Wel zijn er grote verschillen in de densiteit per stuwpand. Vooral het palingbestand is omvangrijk. Bestanden van andere voor de hengelsport

belangrijke soorten als blankvoorn en brasem zijn gemiddeld niet erg omvangrijk. Uitzonderring hierop vormt het stuwpand Zwevegem-Moen waar het bestand van beide soorten duidelijk hoger is.

De visstand in het kanaal vertoont de meeste overeenkomsten met het snoek-blankvoorntype en het blankvoorn-brasemtype. De huidige doelstelling voor het kanaal is het blankvoorn-brasemtype met een densiteit van minstens 150 kg/ha. Behoudens het stuwpand Zwevegem-Moen kan op basis van de nieuwe herbepotingsstrategie worden voorzien in een herbepoting van blankvoorn en brasem. Ook een onderhoudsbepoting van de plantminnende soorten snoek, rietvoorn en zeelt kan worden

overwogen. Dit heeft overigens alleen zin als eerst een behoorlijk areaal aan onderwatervegetatie aanwezig is. Zolang dat nog niet het geval is, is de ontwikkeling van populaties van deze soorten weinig verwachtingsvol.

In het verleden is een paaiplaats aangelegd door W&Z ter hoogte van Moen (Poeldries). Ook wordt de doodlopende arm natuurlijk beheerd. De aanwezigheid van een groter areaal natuurlijk ingerichte oever en/of paaiplaatsen kan bijdragen aan een omvangrijker en gevarieerder visbestand op het kanaal. Thans zijn schuil- en paaimogelijkheden beperkt aanwezig. Desondanks blijkt dit voor soorten als baars en blankvoorn geen knelpunt voor een goede reproductie. Echter, indien een hoger bestand wordt nagestreefd voor plantminnende soorten (snoek, rietvoorn, zeelt) wordt een natuurlijker

inrichting van het kanaal zeker aanbevolen. De eurytope soorten zullen hiervan zeker ook profiteren.

In het stuwpand Moen-Bossuit is het laagste visbestand aangetroffen. Mogelijk dat dit lage visbestand iets te maken heeft met het terugpompen van water vanuit de Boven-Schelde. Het verdient de

aanbeveling om de mogelijke effecten van dit ‘gebiedsvreemde’ water te onderzoeken. Door het innemen van het water worden de aangelegde natuurvriendelijk in gerichte gebieden naar verwachting niet optimaal benut. Onderzoek in deze gebieden kan hier meer inzicht in geven.

Voor karper geldt dat de bestanden in de loop van de tijd afnemen door sterfte (natuurlijke sterfte en/of voorjaarssterfte). De afnemende bestanden kunnen er toe leiden dat de hengelactiviteiten van karpersvissers afnemen, al kan een laag bestand er ook toe leiden dat er enkele forse exemplaren overblijven (zoals bijvoorbeeld op de Kempische kanalen het geval is). De aanwezigheid van grote karpers kan de aantrekkingskracht van een water weer vergroten. Indien het karperbestand op een bepaald niveau dient te blijven (qua aantallen), dan dient periodiek karper uitgezet te worden, zoals nu reeds met spiegelkarperprojecten geschiedt.

Herbepotingen in het kader van soortondersteuning van snoek en ruisvoorn lijken weinig opgeleverd te hebben. Willen deze uitzettingen succesvoller zijn dan zal eerst het habitat voor deze soorten verbeterd moeten worden. Het voortzetten van de bepotingen van blankvoorn wordt wel aanbevolen (uitgezonderd in het stuwpand Zwevegem-Moen) en het uitzetten van brasem kan worden overwogen.

7.2.3 Kanaal Leuven-Dijle

Op het kanaal Leuven-Dijle is een visbestand aanwezig dat zich iets onder de gemiddelde omvang van Vlaamse kanalen bevindt. Op het kanaal zelf is het visbestand tamelijk gering. In de aanwezige verbredingen is het visbestand duidelijk van grotere omvang. In de stuwpanden waar de verbredingen zich bevinden zijn de hoogste visbestanden aangetroffen. In de overige stuwpanden zijn de bestanden fors lager. De gemiddelde bestandomvang voldoet niet aan het streefbeeld van 150 kg/ha. Deze streefwaarde wordt uitsluitend gehaald in stuwpand 1.

Gezien de nieuwe herbepotingsstrategie kan er herbepoting plaatsvinden van soorten als blankvoorn en brasem. Het uitzetten van plantminnende vis lijkt vooralsnog weinig effect te hebben. Het is aan te bevelen om eerst het habitat voor deze soorten te verbeteren voordat er verdere uitzettingen van deze soorten plaatsvinden. Vooral het creëren van voldoende rustige plaatsen draagt bij een hoger

visbestand. Het aanleggen van deze gebieden is waarschijnlijk niet reëel, maar het optimaliseren van de huidige mogelijkheden is een aspect met perspectief. Gedacht zou kunnen worden aan het gedeeltelijk afsluiten van zwaaikommen, verbreding met bijvoorbeeld een palenrij, zodat de vissen minder hinder ondervinden van de aanwezige stroming en golfslag. Een bijkomend voordeel is dat op deze locaties ook de vegetatieontwikkeling wordt bevorderd.

Er was de intentie tot het creëren van extra schuil- en paaiplaatsen in de vorm van onderwaterkooien, artificiële schuilplaatsen in de Vaartkom en ter hoogte van sluizen evenals de aanleg van extra

ondiepe plantenrijke oeverzones. Momenteel is er wel een principieel akkoord voor de aanleg van een paaiplaats in Battel en de aanleg van een beperkte hoeveelheid artificiële schuilplaatsen

stroomopwaarts van de sluizen. Voor de toekomst kan er daarnaast gedacht worden aan de aanleg van meer artificiële schuilplaatsen op locaties waar vissen zich in de winter concentreren zodat de kans op predatie hier kan worden verminderd. Voor een evenwichtige, gevarieerde en stabiele vispopulatie achten wij het daarnaast belangrijk om de vegetatieontwikkeling te stimuleren.

De onderhoudsbepotingen van karper kunnen beter geëvalueerd worden op basis van

hengelvangsten dan op basis van afvissingen. Het verkrijgen van een representatief beeld van de karperpopulatie middels een afvissing is zeer lastig. De omvang van het bestand (op basis van aantallen) is vaak beperkt, waardoor de kans op het vangen van deze soort vaak op toeval berust.

Daarbij komt dat deze soort vaak sterk geclusterd aanwezig is en dat deze soort vaak de vangtuigen weet te ontwijken waardoor een onderschatting van de populatie optreedt. Het opstarten van een geregistreerde vangstmonitoring van (spiegel)karper is hiervoor al een goede eerste opzet.

De predator-prooiverhouding op het kanaal is niet in balans. Het aandeel predatoren is gering. Vooral het snoekbaarsbestand is van beperkte omvang en onevenwichtig van opbouw. Een mogelijke oorzaak hiervoor kan de onttrekking van snoekbaars door hengelaars zijn. Een andere mogelijke verklaring voor het ontbreken van juveniele snoekbaars is het toegenomen doorzicht. In het vernieuwd visserijbesluit is al een meeneemlimiet ingesteld voor maatse snoekbaars van 3 stuks/hengelaar/dag.

Een totaal meeneemverbod voor snoekbaars kan overwogen worden om de populatie te verbeteren.

Het handhaven van ofwel een vangstlimiet of een totaal meeneemverbod is uiteraard ook van belang.

Voor de komende jaren is reeds voorzien in een jaarlijkse herbepoting van 495kg blankvoorn en 30kg karper. Vanuit de PVC is ook de wens geuit om jaarlijks 200 kg zeelt te bepoten, maar gezien het beperkte succes van voorgaande uitzettingen is het aan te raden om eerst het habitat voor deze soorten te verbeteren voordat deze soort wordt herbepoot. Gezien het geringe brasembestand is het aan te raden om herbepotingen uit te voeren om het bestand van deze soort te ondersteunen. Gezien de omvang van het huidige brasembestand is een jaarlijkse uitzetting van 500kg brasem wenselijk. Op basis van de resultaten van het komende onderzoek kan worden besloten om de omvang van de bepoting aan te passen.

8 LITERATUUR

1) Beekman, J. & Beers, M., 2003. Herbepotingsstrategie Openbare Hengelwateren Antwerpen.

Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij. I.o.v. Provinciale Visserijcommissie Antwerpen.

2) Bosveld. J. en M. Kroes, 2011. Onderzoek visbestand in het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten.

Najaar 2010. Tauw B.V., Utrecht.

3) Handboek hydrobiologie. Biologisch onderzoek voor de beoordeling van Nederlandse zoete en brakke oppervlaktewateren. STOWA, Utrecht.

4) Hop, J., 2015. Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren Kanaal naar Beverlo, Schelde-Rijnkanaal en Leopoldkanaal, 2014. In prep. ATKB, Geldermalsen. Rapportnr.

20140539_P1_rap01. In opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos.

5) Hop, J., 2013. Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren kanaal Bocholt-Herentals, kanaal Brussel-Charleroi, kanaal Roeselare-Leie en de Moervaart-Durme, 2012.

ATKB, Geldermalsen. Rapportnr. 20120368/rap01. In opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos.

6) Hop, J., 2012. Onderzoek naar het visbestand in enkele grote prioritaire viswateren in het Vlaamse Gewest, Zuid-Willemsvaart. ATKB, Geldermalsen. Rapportnr. 20110500/001. I.o.v.

Agentschap voor Natuur en Bos.

7) Hop, J., 2012. Onderzoek naar het visbestand in enkele grote prioritaire viswateren in het Vlaamse Gewest, Dender. ATKB, Geldermalsen. Rapportnr. 20110500/002. In opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos.

8) Kemper, J.H., 2010. Onderzoek naar het visbestand in het Albertkanaal in het Vlaamse Gewest.

VisAdvies BV & Visserijservice Nederland, Nieuwegein. Projectnummer VA2009_47, 29 pag.

9) Kemper, J.H. & Vis, H., 2010. Sonaronderzoek naar het visbestand in het Netekanaal in het Vlaamse Gewest, zomer 2010. VisAdvies BV, Nieuwegein. Projectnummer VA2010_22, 7 pag.

10) Klinge, M., Hensens, G., Brenninkmeijer, A., Nagelkerke, L., 2003. Handboek Visstandbemonstering. Voorbereiding, bemonstering, beoordeling. STOWA, Utrecht.

11) Noble, R & I. Cowx, 2002. FAME Work Package 1 - Development of a River-type classification system (D1) & Compilation and harmonisation of fish species classification (D2). Final report.

University of Hull, United Kingdom.

12) Spierts, I.L.Y. & Vis, H., 2012. Onderzoek naar het visbestand in kanaal Bossuit-Kortrijk, najaar 2011. VisAdvies BV, Nieuwegein. Projectnummer VA2011_17, 33 pag.

13) Spierts, I.L.Y. & Vis, H., 2012. Onderzoek naar het visbestand in kanaal Leuven-Dijle, najaar 2011. VisAdvies BV, Nieuwegein. Projectnummer VA2011_17, 34 pag.

14) Zoetemeyer, R.B. & Lucas, B.J. (red.), 2001. Basisboek Visstandbeheer. ISBN: 978-90-810295-3-7. Uitgave Sprotvisserij Nederland.

15) www.dewatergroep.be (geraadpleegd op 16-2-2015).

BIJLAGE 1

Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden

Toelichting bij de tabel

De bovenstaande indeling is afgeleid voor het FAME-project. De afkorting FAME staat voor Fish-based Assessment Method for the Ecological status of European rivers. De soorten in de tabel zijn voor stagnante en stromende Nederlandse zoete wateren geselecteerde soorten uit de totale FAME-lijst. Alleen de indeling naar stromingsgilde is voor het onderhavige project relevant en is daarom in de tabel opgenomen. Onderstaand worden de gilden kort toegelicht. Voor de volledige indeling en een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar ref. 2.

Stromingsgilde

LI Limnofiel; voorkeur voor stilstaand water RH Rheofiel; voorkeur voor stromend water

EURY Eurytoop; zonder voorkeur voor stilstaand of stromend water

BIJLAGE 2

Coördinaten bemonsterde trajecten, beviste oppervlakten en gepleegde inspanning

BIJLAGE 3

! .

! .

! .

EL1

EL2b EL2a

ZE1

ZE2b ZE2a

Beviste trajecten