• No results found

Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten

SAS3 verbreding

6.2 Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten

6.2.1 Soortensamenstelling

De soortensamenstelling is op het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten met 19 soorten relatief groot.

Hierbij moet wel opgemerkt worden dat een zestal van de aangetroffen soorten exoten zijn. De meeste vissoorten behoren tot het eurytope stromingsgilde, namelijk: paling, alver, baars, blankvoorn, brasem, karper, kolblei, pos, snoek en snoekbaars. De overige vissoorten zijn de limnofiele rietvoorn en zeelt en de rheofiele winde. De soorten koikarper, karper, zilverkarper, marmergrondel,

zwartbekgrondel, roofblei en winde zijn minder talrijk aanwezig dan de overige soorten. Van voorgenoemde soorten zijn hoogstens tien exemplaren aangetroffen op heel het kanaal.

Bij de laatste bevissing op het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten in 2010 werden 17 soorten aangetroffen (ref. 2). Dit is twee soorten minder dan in 2014. In 2011 werden giebel (n=7), rivierdonderpad (n=1) en riviergrondel (n=1) in kleine hoeveelheden aangetroffen (ref. 2). Deze soorten zijn in 2014 niet meer waargenomen. Daar staat tegenover dat in 2014 koikarper (n=1), zilverkarper (n=2), marmergrondel (n=7), zwartbekgrondel (n=9) en roofblei (n=10) addtioneel zijn aangetroffen. Omdat de vangstaantallen laag zijn berust het aantreffen van deze soorten deels op toeval. Voor marmergrondel, zwartbekgrondel en roofblei kan er sprake zijn van een toename in de verspreiding.

Figuur 6.1. Marmergrondel en zwartbekgrondel (links) weten hun verspreidingsgebied in

België steeds verder uit te breiden.

6.2.2 Omvang visbestand

Het aanwezige visbestand op het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten is geraamd op 257 kg/ha (3.116 stuks/ha). Hiermee is het visbestand voor een kanaal van behoorlijk forse omvang. Op basis van gewicht wordt de visstand vooral bepaald door brasem en blankvoorn. Op basis van aantallen domineert blankvoorn de visstand. Het broedbestand van vrijwel alle aangetroffen soorten is van beperkte omvang. Normaliter kan dit duiden op minder gunstige paai- en opgroeimogelijkheden voor vis. In het kanaal zijn overigens voldoende zwaaikommen en speciaal aangelegde paaiplaatsen

(zeven stuks in totaal) aanwezig waar de onderwatervegetatie zich goed ontwikkeld. Er zou verwacht mogen worden dat deze plaatsten afdoende mogelijkheden bieden als paai- en opgroeigebied.

Hengelaars melden ook paaiactiviteit van vooral voorn, baars, brasem en karper in de zwaaikommen.

Ook wordt er massaal visbroed waargenomen (med. PVC). Het is daarom niet geheel duidelijk waarom het aangetroffen broedbestand van veel soorten relatief laag is. Het aanwezige

roofvisbestand is ten opzichte van de hoeveelheid prooivis relatief groot. Een regulerende werking op de hoeveelheid prooivis kan dan ook zeker verwacht worden.

In 2010 werd het visbestand in het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten geraamd op 205 kg/ha (ref. 2).

Dit komt redelijk overeen met de huidige geraamde visbiomassa van 257 kg/ha. In onderstaande tabel zijn de verschillen voor de meest voorkomende soorten weergegeven. De samenstelling van de visstand is in beide jaren anders van opbouw. In 2014 is de geraamde biomassa van baars, brasem, snoekbaars en snoek hoger dan in 2010. Daar staan tegenover dat in 2010 het blankvoornbestand van grotere omvang was dan in 2014 (ref. 2). Bij brasem wordt het verschil vooral gevonden bij de exemplaren groter dan 40 cm. Waar in 2010 de schatting voor deze groep nog op 25 kg/ha uitkwam is deze in 2014 85 kg/ha. In 2010 is het open water van het kanaal bemonsterd middels de inzet van de zegen en de wonderkuil. Van de wonderkuil is bekend dat de vangsefficientie voor grotere vis zeer beperkt is. Mogelijk speelt dit mee in het aangetroffen verschil in het bestand aan grote brasem.

Tabel 6.1. Verschil in het visbestand (kg/ha) bij de belangrijkste soorten tussen 2010 en 2014.

6.2.3 Vergelijking gelijkaardige wateren

In figuur 6.2 is een overzicht gegeven van de bestandschattingen op een 14-tal kanalen in België in de periode 2010-2014. Het huidige visbestand van 257 kg/ha op het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten kan in verhouding tot de andere Vlaamse kanalen als behoorlijk visrijk worden omschreven. Alleen op het kanaal Roeselare-Leie is een nog omvangrijker bestand aangetroffen (448 kg/ha). In tegenstelling tot veel andere kanalen waar de visstand vaak tamelijk eenzijdig is, is de visstand in het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten soortenrijk en gevarieerd.

Figuur 6.2. Geraamde visbiomassa in gelijkaardige kanalen (ref. 4 t/m 9).

2010 2014

6.2.4 Viswatertypering

Kenmerkend voor scheepvaartkanalen is een slechte ontwikkeling van waterplanten. Dit komt

enerzijds door een veelal smalle, beschoeide, oeverzone en anderzijds door opwerveling van slib door scheepvaart. In dergelijke wateren bevindt zich vaak een eenzijdig visbestand met een lage

soortenrijkdom. Kenmerkende soorten zijn brasem en snoekbaars met begeleidende soorten als blankvoorn, pos en kolblei. De draagkracht van dergelijke wateren is vooral afhankelijk van de

samenstelling van de waterbodem en de verblijftijd van het water en kan oplopen tot 800 kilogram per hectare (ref. 14). Tegenwoordig is een dergelijk hoge biomassa echter uitzonderlijk gezien de sterke teruggang van de nutriëntengehaltes.

De visstand in het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten is niet eenduidig te typeren. Op basis van de inrichting en kenmerken van het kanaal mag een brasem-snoekbaarstype worden verwacht. De omvang en samenstelling van de visstand wijzen echter meer op een snoek-blankvoorntype of een blankvoorn-brasemtype. De aangetroffen visbiomassa ligt wel onder de streefwaarden die bij deze typen passen. Kenmerkende vissoorten zijn brasem, baars en blankvoorn. Daarnaast is de

belangrijkste roofvis de snoek en heeft de rietvoorn een relatief groot aandeel in de bestandschatting.

De overeenkomsten met het snoek-blankvoorn viswatertype lijken voort te komen uit de relatief grote verhouding tussen oeverlengte en wateroppervlak, zoals in dergelijke (smalle) lijnvormige wateren het geval is. Vegetatieontwikkeling is voornamelijk aanwezig in de ondiepe oeverzone en in de vele aanwezige verbredingen en aangelegde paaiplaatsen. Vooral voor typische plantminnende soorten als de rietvoorn, maar ook juveniele snoek, is deze vegetatie van essentieel belang. Herbepotingen van snoek worden in deze zones uitgevoerd. Samenvattend lijkt de visstand in het kanaal de meeste overeenkomsten te vertonen met het snoek-blankvoorntype en het blankvoorn-brasemtype. Dit zijn

6.2.5 Predatie, onttrekkingen en herbepotingen

Op basis van het aangetroffen bestand van roofvissen en het prooivisbestand is het aannemelijk dat de roofvis een belangrijke rol speelt bij de regulatie van de dichtheid van het visbestand. De snoek en snoekbaars zijn hierbij de belangrijkste predatoren. Naast predatie door roofvissen is er eveneens sprake van enige predatie door vogelsoorten zoals de aalscholver. In de zomer betreft het meestal slechts enkele solitaire exemplaren. In de winter komt het voor dat er door kleine groepjes

aalscholvers (5 á 10 exemplaren) wordt gevist (med. PVC). Er blijkt geen grote impact van

aalscholverpredatie uit de lengteopbouw van soorten als blankvoorn en brasem. De lengteopbouw van beide soorten is normaal waarbij ook voldoende exemplaren met lengtes tussen 15 en 40 cm aanwezig zijn. Wanneer de aalscholvers veel impact op de visstand hebben zijn vissen uit deze lengtegroep veelal sterk ondervertegenwoordigd of ontbreken zelfs geheel. Op het kanaal is dat zeker niet aan de orde.

Het is niet goed bekend in hoeverre er onttrekking van vis plaatsvindt door hengelaars. De meeste vissers lijken overigens geen vis mee te nemen. Slechts paling en snoekbaars worden nog wel eens meegenomen voor consumptie. Consumptie van vis uit het kanaal wordt overigens ook sterk afgeraden vanwege zware vervuiling van de waterbodem (med. PVC). Het is onbekend of er recent vissterfte heeft plaatsgevonden. Het is niet duidelijk in hoeverre de onttrekking van snoekbaars door hengelaars invloed heeft op het bestand van deze soort. Thans is nog een redelijk bestand aan snoekbaars aanwezig. Wel is het zo dat er bijna uitsluitend grotere maten snoekbaars aanwezig zijn, juvenielen zijn vrijwel niet aangetroffen. De oorzaak hiervan ligt niet bij de onttrekkingen maar mogelijk heeft de jonge snoekbaars het steeds moeilijker in het kanaal als gevolg van het toegenomen

doorzicht.

In het verleden werd het blankvoornbestand ondersteund met uitzettingen volgens het

herbepotingsmodel. Momenteel vinden er geen uitzettingen meer plaats omdat het voornbestand voldoende is hersteld. Wel vinden aanvullende uitzettingen plaats van zeelt, snoek en karper (med.

PVC). Er is een omvangrijk en deugdelijk opgebouwd blankvoornbestand aangetroffen. Herbepoting van blankvoorn is dan ook niet noodzakelijk. Zeelten zijn slechts lokaal aangetroffen. De

aanwezigheid van éénzomerige exemplaren duidt op natuurlijke reproductie. Van karper is slechts één exemplaar aangetroffen. Het verkrijgen van een duidelijk beeld van de karperpopulatie op een

dergelijk kanaal is doorgaans zeer lastig, omdat de grote karpers zich moeilijk laten vangen en zich vaak in voorkeurgebieden ophouden die niet altijd goed te bemonsteren zijn. De snoeken lijken zich goed te kunnen handhaven op het kanaal. Het is onduidelijk of de juveniele exemplaren alleen voortkomen van de uitzettingen of deels afkomstig zijn van de natuurlijke aanwas. Het snoekbestand is overigens niet erg omvangrijk.

6.2.6 Hengelactiviteiten

Op het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten vinden diverse hengelactiviteiten plaats. Het kanaal wordt genoemd als een belangrijk hengelwater in de provincie Antwerpen. Er worden allerlei

hengeldisciplines op het kanaal beoefend. Als de omstandigheden het toelaten wordt er vrijwel dagelijks op het kanaal gevist (med. PVC). Ook worden er op jaarbasis een veertigtal wedstrijden georganiseerd.

De hengelvangsten (wedstrijdvisserij) op het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten hebben de laatste jaren een omvang van circa 300 tot 700 gram per manhengeluur, waarbij er sprake lijkt van een licht

stijgende trend in de vangsten. Er is hierbij tevens een behoorlijke spreiding in vangsten tussen de verschillende sectoren. Uit de vangstsamenstelling blijkt dat de vangsten voor circa 60% bestaan uit voornachtigen. Dit komt overeen met de resultaten van het visstandonderzoek waarbij de

voornachtigen ook circa 60% van het visbestand in aantallen bepalen. De samenstelling van de vangsten komt goed overeen met het aangetroffen visbestand. Snoek wordt sinds de laatste jaren steeds vaker gevangen.

De voornachtigen die in 2014 gevangen zijn vallen grotendeels in de lengteklasse van 10 tot 20 cm.

Vissen binnen deze lengterange zijn het meest abundant in het kanaal. De brasemachtigen zijn verdeeld over de verschillende lengteklassen. De overige vissoorten vallen grotendeels binnen de lengteklasse van 10 tot 20 cm, wat overeenkomt met de meest abundant voorkomende lengterange van baars en pos.

De tevredenheid over de vangsten door wedstrijdvissers zijn wisselend. Gemiddeld genomen worden de vangsten als matig tot goed omschreven. Hierbij is er een variatie tussen de jaren en de

verschillende sectoren.

6.2.7 Theoretische draagkracht

Het aanwezige visbestand op kanaal Dessel-Turnhout-Schoten lijkt zich ongeveer op het berekende theoretische dragend vermogen te bevinden. De visstand bevindt zich in elk geval niet onder het dragend vermogen.