• No results found

Resultaten enquête

In document To share or not to share (pagina 42-50)

7 Best practices

8.2 Resultaten enquête

De vragenlijst heeft gedurende een periode van twee maanden online gestaan. In deze periode hebben 163 ondernemers meegedaan aan het onderzoek. Na het inzien van de resultaten bleek dat 11 respondenten de vragenlijst dusdanig onvolledig hadden ingevuld, dat deze niet bruikbaar waren voor het onderzoek. De resultaten van deze respondenten zijn dan ook niet meegenomen bij de analyse. Het netto respondentenaantal is 152. 8.2.1 Betrouwbaarheid

Volgens de meest recente cijfers van het CBS over het mkb zijn er 1.247.445 actieve ondernemingen in Nederland, waarvan 869.000 zzp’ers (MKB Servicedesk, 2014). De populatie heeft dus een grotere omvang dan 20.000, waardoor het vereiste

respondentenaantal, bij een betrouwbaarheidsniveau van 95%, lag op 377 (Alles over marktonderzoek, z.j.b). Na het opschonen van de data zijn er 152 respondenten over. Dit betekent dat het betrouwbaarheidsniveau 79% is.

De enquête is afgenomen onder 152 ondernemers in Nederland. Het grootste deel van de respondenten (61,2%) is werkzaam in de dienstverlening. Het lijkt in eerste instantie alsof de resultaten hierdoor gekleurd zijn. Dit aantal komt echter overeen met de cijfers van MKB Servicedesk over startende ondernemers. Hieruit blijkt dat 63% van de starters een

onderneming is begonnen binnen deze branche (MKB Servicedesk, 2014). Deze verdeling lijkt dus een goede afspiegeling van de werkelijkheid.

Als we kijken naar de grootte van de organisatie, blijkt dat de meerderheid (55,9%)

zelfstandige is. Ongeveer 30% van de respondenten geeft aan 2-10 werknemers in dienst te hebben. Bijna 6% heeft een grootte van 10-50 medewerkers en respectievelijk 4% en 3,3% van de organisaties hebben een grootte van 50-250 of meer dan 250 werknemers. Ook deze cijfers wijken niet sterk af van de beschikbare cijfers van het CBS over de verdeling binnen het mkb (zie hoofdstuk 4: Doelgroep analyse).

8.2.2 Vragen

Met de enquête als onderzoeksmethode heb ik getracht de volgende vragen te beantwoorden:

Vraag Gebruikte enquêtevragen

Hoe ziet de doelgroep eruit? Vraag 1: Binnen welke branche bent u werkzaam? Vraag 2: Hoe groot is uw organisatie?

Hoe ziet het mediagebruik van de doelgroep eruit?

Vraag 4: Welke kanalen gebruikt u om meer informatie in te winnen over (economische) ontwikkelingen binnen uw branche?

Vraag 6: Op welk moment wint u het liefst informatie in over (economische) ontwikkelingen binnen uw branche? Vraag 7: Doet u dat het liefst voor, na of tijdens kantoortijd? Hoe neemt de doelgroep het liefst

content tot zich?

Vraag 5: Via welke contenttypen wint u het liefst informatie in over (economische) ontwikkelingen binnen uw branche? Hoe zou de doelgroep informatie in

willen winnen over de collaborative economy?

Vraag 18: Welke kanalen gebruikt u of zou u willen gebruiken om meer info in te winnen over de collaborative economy?

--> Is er verschil tussen vraag 4 en vraag 18? Welke contentsoort is geliefd op welk

kanaal?

--> Vraag 4 en vraag 5. Is de doelgroep bekend met de term

‘collaborative economy’?

Vraag 9: Heeft u eerder gehoord van de term collaborative economy?

Heeft men behoefte aan informatie over de collaborative economy?

Vraag 16: Heeft u behoefte aan informatie over deze economische ontwikkelingen?

Is er een relatie tussen de grootte van de organisatie en de mate waarin men behoefte heeft aan informatie over de collaborative economy?

Doelgroep:

Het grootste deel van de respondenten (61,2%) is werkzaam in de zakelijke of persoonlijke dienstverlening. Circa 15% is werkzaam in de branche kunst, cultuur en media. 10% is werkzaam in de detail- of groothandel. In de horeca zit, net als in de zorg, zo’n 4% van de respondenten. De overige respondenten (5,7%) zijn werkzaam in de sectoren kinderopvang, bouwnijverheid, vervoer, industrie of de agro sector.

Als we kijken naar de grootte van de organisatie, blijkt dat de ruime meerderheid (56%) zelfstandige is. Ongeveer 30% van de respondenten geeft aan 2-10 werknemers in dienst te hebben. Bijna 6% heeft een grootte van 10-50 medewerkers. En respectievelijk 4% en 3,3% van de organisaties hebben een grootte van 50-250 of meer dan 250 werknemers.

Mediagebruik (kanalen):

Uit het onderzoek blijkt dat Twitter een veel gebruikt medium is wanneer het gaat om het inwinnen van informatie. 80,9% van de respondenten geeft aan dit kanaal te gebruiken. Op de tweede plaats staat zoekmachine Google met 67,1%. Als we kijken naar LinkedIn groups, kennisplatformen en blogs, geeft ruim de helft van de respondenten aan deze kanalen te gebruiken. LinkedIn Pulse, Facebook (via vrienden) en Faceboekgroepen worden iets minder vaak genoemd, maar nog steeds een derde van de doelgroep geeft aan deze kanalen te gebruiken als het gaat om informatievoorziening. Met 15,8% scoort Facebook advertenties een stuk lager. Overige antwoorden die veel genoemd worden zijn vakbladen, kranten en netwerkbijeenkomsten/events.

Ook als het gaat om informatie inwinnen over de collaborative economy is Twitter het populairst. 57,4% van de respondenten geeft aan dit kanaal te (willen) gebruiken. Blogs en kennisportals staan met respectievelijk 52,7% en 51,9% op de tweede plek. Deze kanalen worden gevolgd door LinkedIn groups (43,4%) en Google (44,2%). De resultaten verschillen niet erg met die van vraag 4: Welke kanalen gebruikt u om meer informatie in te winnen over (economische) ontwikkelingen binnen uw branche?

Mediagebruik (contenttypen):

Naast de kanalen is het ook belangrijk om te weten welke contenttypen geliefd zijn onder de doelgroep. Artikelen is met 71,1% het meest gebruikte contenttype. Daarna volgen

blogposts en nieuwsbrieven met 55,9% en 48,7%. Ruim een derde van de respondenten geeft ook aan graag video’s en infographics te gebruiken. Content in de vorm van

whitepapers en (e-)boeken is minder populair onder de respondenten. Ruim een kwart geeft aan deze contenttypen graag te gebruiken voor het inwinnen van informatie.

Als we vraag 4 en vraag 5 vergelijken, kan bepaald worden welk contenttype via welk kanaal verspreid kan worden. Op de horizontale as staan de contenttypen die de

respondent graag gebruikt en op de verticale as de kanalen die hij/zij graag gebruikt. Zoals te zien is in onderstaande tabel scoren artikelen en blogposts hoog bij elk kanaal. Met name bij de mensen die aangaven Kennisplatformen, Google, LinkedIn Pulse en LinkedIn groups te gebruiken, scoort het contenttypen artikelen hoog. Het contenttype blogsposts wordt veel gebruikt door mensen die blogs en Facebook advertenties gebruiken. Respondenten die aangaven graag infographics te gebruiken, bevinden zich voornamelijk op blogs, kennisplatformen en LinkedIn groups. Mensen die graag video’s gebruiken, zijn vooral te vinden op blogs, LinkedIn Pulse en Facebook (via vrienden).

Mediagebruik (tijdstip):

De meeste (40,4%) respondenten geven aan het liefst ’s ochtends doordeweeks informatie in te winnen over ontwikkelingen binnen hun branche. Ruim een derde doet dit het liefst ’s avonds doordeweeks. Zoals te zien is in onderstaande grafiek is het weekend geen geliefd moment om informatie in te winnen over branche-ontwikkelingen. Ook ’s middags

doordeweeks is een minder populair moment voor deze bezigheid.

Waarschijnlijk hangt dit samen met het feit dat de meeste respondenten dit het liefst voor (23,2%) of na (43,7%) kantoortijd doen. Een derde geeft aan dit het liefst tijdens kantooruren te doen.

Collaborative economy:

De meerderheid van de respondenten (56,6%) geeft aan nog niet eerder van de term ‘collaborative economy’ te hebben gehoord. Terwijl na een uitleg een ruime meerderheid (80,3%) aangeeft wel bekend te zijn met het concept.

Er lijkt een verband te zijn tussen de grootte van de organisatie en of men wel of geen behoefte heeft aan informatie over de collaborative economy. Wanneer we kijken naar onderstaande kruistabel, lijken grotere bedrijven eerder behoefte te hebben aan informatie dan zzp’ers.

9 Conclusie

In dit hoofdstuk worden conclusies getrokken aan de hand van de desk- en fieldresearch om de volgende probleemstelling te kunnen beantwoorden: “Hoe ziet een contentstrategie er uit voor potentiele stakeholders van Crowd Expedition die bijdraagt aan de doelstelling: meer mensen kennis laten maken met de collaborative economy?”

Forget The Box BV heeft als doel een koppeling aanbrengen tussen de ‘nieuwe’ en de ‘oude’ economie. Om dit te bereiken doet Martijn Arets met zijn huidige project, Crowd Expedition, onderzoek naar de nieuwe economie: de collaborative economy. Met dit project gaat Arets op zoek gaat naar de toegevoegde waarde en het potentieel van de collaborative economy. Hoe gaan de oude en de nieuwe economie elkaar versterken in plaats van beconcurreren?

Dit onderzoek is gericht op potentiële stakeholders van Crowd Expedition. Het is belangrijk dat de content die verspreid wordt waardevol is voor deze groep. Uit vooronderzoek is gebleken dat de doelgroep ondernemers een zeer interessante doelgroep is om te bereiken met Crowd Expedition (Waart, 2014) De doelgroep is dan ook gesteld op ondernemers in Nederland. Uit recent onderzoek van het CBS blijkt dat de Nederlandse ondernemer relatief erg actief is op het gebied van sociale media. Sociale netwerken (Facebook of LinkedIn) lijken het populairst bij ondernemers. Op de tweede plaats komen blogs of microblogs, zoals Twitter (Keswiel, 2014).

Om te bepalen welke content waardevol is voor de potentiële stakeholders, wordt een contentstrategie opgesteld. Een contentstrategie helpt om er achter te komen wie op welk moment welke informatie nodig heeft om jouw doel te bereiken. En wat de beste vorm en de beste manier is om informatie aan te bieden aan je doelgroep. Belangrijke trends hierbij zijn platformonafhankelijkheid en denken vanuit de klant.

We kunnen concluderen dat directe concurrenten relatief weinig verschillende kanalen inzetten en weinig creatief zijn. Op de sociale media kanalen wordt veelal gelinkt naar content van anderen of naar de corporate website. Er wordt geen gebruik gemaakt van de kracht van elk individueel kanaal. De indirecte concurrenten gebruiken meer verschillende kanalen naast elkaar. Er wordt wel gebruik gemaakt van verschillende contenttypen, maar over het algemeen worden de sociale media kanalen niet optimaal benut.

Uit eigen onderzoek kan geconcludeerd worden dat Twitter een veel gebruikt medium is waar het gaat om het inwinnen van informatie. Op de tweede plaats staat zoekmachine Google. Ook LinkedIn groups, kennisplatformen en blogs worden veel gebruikt.

Artikelen is het meest gebruikte contenttype. Daarna volgen blogposts en nieuwsbrieven. Ruim een derde van de respondenten geeft ook aan graag video’s en infographics te gebruiken. Content in de vorm van whitepapers en (e-)boeken is minder populair.

10 Advies

In dit hoofdstuk wordt een advies uitgebracht aan Forget The Box B.V. op welke manier content ingezet kan worden om via Crowd Expedition meer mensen kennis te laten maken met en overtuigen van de waarde van de collaborative economy. Eerst wordt er gekeken naar het organisatiedoel. Om de contentstrategie uit te werken, wordt in de basis het MCMT-model gebruikt (op advies van Jochem Koole). Het onderzoek sluit echter niet helemaal aan op dit model, dus enkele elementen zullen buiten beschouwing blijven.

10.1 Organisatiedoel

Een belangrijk doel van dit project is de draagkracht van de collaborative economy vergroten. Ofwel, meer mensen kennis laten maken met de collaborative economy en overtuigen van de waarde ervan (Crowd Expedition, z.j.). Om deze doelstelling te

operationaliseren wordt het doel gesteld op tenminste 10.000 unieke bezoekers per maand op het online platform vóór 01-01-2015.

10.2 MCMT-model

In document To share or not to share (pagina 42-50)