• No results found

Reputatie en invloed

In document Chris de Graaff (pagina 30-34)

5. Chris de Graaff 26

5.3 Reputatie en invloed

In de loop van de bezetting kon Chris de Graaff zich tot de ‘elite der

nazi-literatoren’ rekenen. In oktober 1943 was hij bijvoorbeeld een van de zesentwintig

genodigden van een ‘letterkundigenweekend’ van de Kultuurkamer, gehouden in

Hotel Birkhoven te Amersfoort.

89

Het leidt geen twijfel dat De Graaff deze uitnodiging en zijn reputatie in

nationaalsocialistische kring heeft moeten ‘verdienen’. Dit was hem gelukt door

het publiceren van gedichten als het fel antisemitische ‘Beroep op Amsterdam’,

gepubliceerd in de door Henri Bruning samengestelde bundel Gelaat der

dichters.

90

Een vilein stukje werk tegen de achtergrond van de wetenschap dat op

het moment van verschijnen vrijwel alle Amsterdamse joden al waren

gedeporteerd.

Verworden stad, eens 't hart der Nederlanden,

wie doofde, tergend traag, uw laaie vlam,

85 Citaat uit de door De Graaff afgelegde verklaring voor het Tribunaal voor Bijzondere Rechtspleging op 19 maart 1946. Bron: Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging 1945-1952, inventarisnummer: 18283, dossier Chris de Graaff, Nationaal Archief, Den Haag.

86 Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 1: Het systeem, p. 270.

87 Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 1: Het systeem, p. 262.

88 Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 1: Het systeem, p. 271-272.

89 Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 1: Het systeem, p. 81.

90 Chris de Graaff, ‘Beroep op Amsterdam’, in: Gelaat der dichters. Een keuze uit hedendaagse revolutionaire poëzie in Noord- en Zuid-Nederland, samengesteld door Henri Bruning, De Amsterdamsche Keurkamer, Amsterdam 1944, p. 31.

31

wie waagde 't zoo veel fierheid aan te raden?

Herken uw tegenstander, Amsterdam!

Uw volk sloft, half versuft en half verwilderd,

langs straat en gracht met norsch gekromden rug,

maar eens heeft Rembrandt voor dat raam geschilderd

en Breêro vond zijn liefste bij die brug.

Daar, tusschen Montelbaens- en Schreierstoren,

zag Vondel Gysbreght, hoe hij, 't zwaard ontbloot,

niet wijken wou, al wist hij 't pleit verloren,

toen om uw val hij haakte naar den dood.

Ginds groette Barendsz., schijnbaar onbewogen,

uw laatsten gevel voor de laatste maal,

De Ruyter, als jongmaat naar zee getogen,

is hier voor goed geland als admiraal.

Venetië en Lissabon benijdden

uw kracht, door Londen en Madrid gevreesd,

sinds 't Zuiden wreed van 't Noorden werd gescheiden

is Vlaandrens blik op u gericht geweest.

Wie heeft uw taal ontmand, uw lach ontluisterd,

wie knotte 't zwaard, wie kreukte vlag en faam?

Op alle hoeken van uw straten fluistert,

terwijl gij zwijgt, verbitterd volk zijn naam.

Opdat uw kinderen weer fier elkander

in de oogen kunnen zien, spreek eindlijk recht:

Ontmasker, Amsterdam, uw tegenstander

en noem zijn naam ten vonnis: ‘Jodenknecht!’

De Graaff ontwikkelde in deze periode ideeën over ‘de opleiding van den

Nederlandschen journalist, voor welke opleiding Mein Kampf een van de

32

belangrijke grondslagen werd geacht’.

91

Ook leverde hij een bijdrage aan het

nationaalsocialistische werk De Pers in Nederland, met een inleidend woord van

Max Blokzijl dat onder auspiciën van het Departement van Volksvoorlichting en

Kunsten (

DVK

) verscheen.

92

De Graaff had nog meer banden met het

DVK

aangezien

hij als ‘Lezer’ bijdroeg aan de bevordering van het Duitse persbeleid. Onder de

sector Boekwezen van het

DVK

viel het in juni ’41 opgerichte Bureau Lectoraat.

De voornaamste taak van dit bureau was om de naleving van de Duitse regels,

met betrekking tot literatuur, te waarborgen. Begin 1942 werden uitgevers

verplicht gesteld om manuscripten naar het

DVK

te sturen ter goedkeuring. Om de

grote stroom kopij te kunnen controleren stelde het Bureau Lectoraat ‘Lezers’ aan.

Er bestaat discussie over het precieze aantal, maar in dit onderzoek zal vast

worden gehouden aan de 130 lectoren die Venema telt.

93

Later werd De Graaff ook

correspondent van de Nederlandse Kultuurkamer voor het district Amsterdam. In

deze hoedanigheid speelde hij informatie over zijn beroepsgroep door aan de

Kultuurkamer. Deze besliste wat er met de informatie gebeurde.

De Graaff bleef de gehele bezetting werkzaam als chef kunstredactie van het

Handelsblad. De Graaff had een duidelijk mening over dichters die een belangrijke

rol speelden voor zijn redactie: ‘De dichter immers lééft uit de taal van zijn volk,

meer dan wie ook. In de taal ruischt het bloed van zijn voorouders, ademt de geur

van zijn geboortegrond, herleeft – steeds opnieuw – het avontuur van zijn jeugd.

Aan die taal dankt de waarachtige dichter het vermogen om, óók als zijn volk door

de ziekte der verwording is aangetast, nog een tijd lang bezielde verzen te

schrijven.’

94

In een artikel getiteld ‘Bezonken Verdichtsels’ dat van zijn hand in het

Algemeen Handelsblad verscheen, liet De Graaff zich eveneens ondubbelzinnig

uit: ‘Het behoort tot een nabij verleden den internationalen kant van alle dingen

het eerst en het liefst te willen zien en den volkseigenen zooveel mogelijk te

vergeten en te veronachtzamen. Vooral sinds den vorigen oorlog is die voorkeur in

verscheidene landen van West-Europa een ware ziekte geworden, waarvan velen

maar niet willen genezen.’

95

Een geliefd onderwerp van De Graaff in deze jaren was de zogenaamde

‘boerenromen’. Over de populariteit ervan tijdens de bezetting schrijft De Graaf:

91 Uitspraak Commissie voor de Perszuivering, 30 januari 1947. Bron: Archief Raad van Beroep voor de Perszuivering, inventarisnummer 44, in: Nationaal Archief, Den Haag.

92 H.A. Goedhart [e.a.], De Pers in Nederland, Nederlandsche Uitgeverij Opbouw, Amsterdam 1943, p. 133.

93 Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 1: Het systeem, p. 73.

94 Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 1: Het systeem, p. 389.

33

‘Het zal er wel mee gesteld zijn als indertijd in Duitschland, waar na 1933 ook

plotseling vele verrassend goede boerenromans als uit den grond opkwamen. En

evenals destijds in Duitsland kan men er zeker van zijn dat de schrijvers van die

bewonderenswaardige en vooral buitengewoon frissche boeken niet door de

politieke gebeurtenissen uit den grond zijn gestampt.’

96

Dit soort citaten geven

weer aan hoe moeilijk het is aan de hand van een citaat uit een culturele recensie

de mate van toerekenbaarheid van collaboratie op te maken.

Ook na de opheffing van Criterium bleef De Graaff dus een lans breken voor

wat hij ‘bloed- en bodemliteratuur’ noemde en voor ‘het ideaal van alle noordsche

volken’, maar zijn werkelijk strafbare activiteiten vonden plaats buiten de

redactieruimte. In deze periode was Chris de Graaff ook actief betrokken bij de

Kultuurkamer. Hij was ‘correspondent’ voor het district Amsterdam, een

verklikkersrol waarin De Graaff geacht werd schrijvers en journalisten in de gaten

te houden. Behalve een korte beschrijving bij Venema is er weinig bekend over

deze activiteiten van De Graaff.

97

De zoektocht naar bronnenmateriaal in het kader van dit onderzoek heeft een

groot aantal door Chris de Graaff ondertekende recensies en vergelijkbare

artikelen in het Handelsblad opgeleverd. Tot vlak voor de bevrijding bleef hij kopij

aan de kunstredactie bijdragen, in de meeste gevallen over literatuur en film.

Wanneer men de artikelen onder de loep neemt, wordt het door Dirk de Geest

opgeroepen beeld, dat uit culturele kopij moeilijk is vast te stellen in hoeverre er

sprake is van aanwijsbare collaboratie, bevestigd.

98

De Graaff schreef voor het

overgrote deel neutraal over de onderwerpen, waarbij hij overigens bijna altijd

voor een positieve toon koos. De keuze van de onderwerpen was daarbij tekenend.

Vrijwel zonder uitzondering ging het in de besproken boeken en films over Duitse

of sterk aan het Duitse cultuurgoed gerelateerde onderwerpen. Het ‘gezonde

volksgevoel’ lag voortdurend op de loer en De Graaff stak zijn enthousiasme

hierover bepaald niet onder stoelen of banken. Ter nuancering moet worden

vermeld dat er - zeker in de laatste oorlogsjaren - als gevolg van de beperkte

activiteiten van de Kultuurkamer weinig keus in het aanbod was.

Op deze basis kan de vraag worden gesteld in hoeverre het voortdurend

bestoken van de lezers met ‘gezond Duits cultuurgoed’ een grens overschrijdt. Hoe

96 ‘Boerenleven in Groningen’, in: Algemeen Handelsblad 8 februari 1942.

97 Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 1: Het systeem, p. 263-265 en 269-274.

98 Onder meer: ‘Romance’ (filmrecensie), in: Algemeen Handelsblad 11 september 1943; ‘Het bad in de schuur’ (filmrecensie), in: Algemeen Handelsblad 27 november 1943; ‘Wereldstad melodie’, in: Algemeen Handelsblad 1 april 1944; ‘Bespiegelingen over het goede der aarde’ (boekrecensie), in: Algemeen Handelsblad 17 juni 1944; ‘Bioscoop heropend’, in: Algemeen Handelsblad 10 januari 1945. Zie ook paragraaf 4.2.

34

pro-Duits De Graaff in zijn artikelen ook was, hoe gemeend zijn loftuitingen

richting Duitse schrijvers en regisseurs ook waren, dit alles bleef verre van

strafrechtelijk verwijtbaar. En daarin schuilt exact de problematiek van de mate

van schuld van leden van kunstredacties, althans wanneer ze binnen het domein

van hun dagelijkse werkzaamheden worden beoordeeld. Op deze problematiek

wordt in de conclusie verder ingegaan.

In document Chris de Graaff (pagina 30-34)