• No results found

De relatie tussen (vormen van) ouderbetrokkenheid en de cognitieve ontwikkeling van kinderen

ouderbetrokkenheid In dit hoofdstuk ligt de focus op resultaten van onderzoek waarin aan de hand van een

3.3 De relatie tussen (vormen van) ouderbetrokkenheid en de cognitieve ontwikkeling van kinderen

3.3.1 Directe relaties tussen vormen van ouderbetrokkenheid en school-

prestaties

In de gevonden literatuur met betrekking tot de relatie tussen ouderbetrokkenheid en schoolprestaties van kinderen zijn grote verschillen in definities van zowel ouder-

betrokkenheid als schoolprestaties. Opvallend is bijvoorbeeld dat de onderscheiden vormen van ouderbetrokkenheid zich niet beperken tot ouderbetrokkenheid thuis en op school, zoals bij de in de vorige paragraaf besproken studies, maar daarbinnen preciezer gedrag definiëren (zie bv. ook Grolnick e.a., 1997). Voorbeelden hiervan zijn de verwachtingen van ouders, het actief managen van een leeromgeving thuis, helpen met huiswerk, het geven van steun of het uitoefenen van druk (Bandura e.a., 1996; Rogers e.a., 2009; Xu e.a., 2010; Froiland e.a., 2013; Puklek Levpušček e.a., 2013).

Ook de schoolprestaties van kinderen worden verschillend gedefinieerd. Zo zijn soms cijfers, cijfergemiddelden of scores op gestandaardiseerde testen gebruikt, voor verschillende vakken of combinaties van vakken. Een interessant gegeven is daarnaast dat de schoolprestaties van kinderen ook de aanleiding kunnen zijn voor ouders om meer of minder betrokken te zijn (Watkins, 1997). In de meeste studies echter wordt een effect van ouderbetrokkenheid op schoolprestaties verondersteld.

In Tabel 3.5 worden de vormen van ouderbetrokkenheid getoond waarvoor in de betreffende studies een direct verband is gevonden met een bepaalde soort school- prestatie van het kind. Het valt op dat de gevonden correlaties niet zo hoog zijn als de correlaties die zijn gevonden tussen determinanten van ouderbetrokkenheid en ouderbetrokkenheid (het gedrag zelf).

Tabel 3.5 Gerapporteerde zero-order correlaties vormen van ouderbetrokkenheid met schoolprestaties

Vorm van

ouderbetrokkenheid Vorm van schoolprestatie Gevonden relatie Ouderlijke ‘kijk’ op de

school Totaal van schoolprestaties op een combinatie van 7 schoolvakken r = -.07 (Alomar, 2007) Perceptie van het

kind ten aanzien van ouderbetrokkenheid

Totaal van schoolprestaties op een

combinatie van 7 schoolvakken r = .12 (Alomar, 2007) Verwachtingen van het

onderwijs Gestandaardiseerde scores voor leesvaardigheid (Xu e.a., 2010); Tests voor rekenen, lezen en science (Froiland e.a., 2013); gecombineerde score van schoolprestaties op verschillende vakken in het midden een aan het einde van het schooljaar (Bandura e.a., 1996)

r = .60 (Bandura e.a., 1996). Geen zero order

correlaties bekend voor Xu e.a., 2010 en Froiland e.a., 2013.

Ouderlijke druk Combinatie van het eindejaars cijfer voor wiskunde en een gestandaardiseerde wiskunde test

r = -.27 - -.39 (Puklek Levpušček e.a., 2013) Ouderlijke steun Combinatie van het eindejaars

cijfer voor wiskunde en een gestandaardiseerde wiskunde test

r = -.14 - -.19 (Puklek Levpušček e.a., 2013) Hulp bij het huiswerk Het gemiddelde van de meest recente

cijfers voor rekenen, taal en science (Rogers e.a., 2009);

Leesvaardigheid (Xu e.a., 2010); Tests voor rekenen, lezen en science (Froiland e.a., 2013)

r = n.s. / geen zero order correlaties bekend

Betrokkenheid op school

-aantal bezoeken aan school (Zellman & Waterman, 1998) -helpen in de klas / naar ouder-leraar bijeenkomst / naar open dag (Gutman & Eccles, 1999; Xu e.a., 2010)

Gestandaardiseerde scores voor leesvaardigheid (Zellman & Waterman, 1998; Xu e.a., 2010);

Gemiddelde van de cijfers voor wiskunde, science en een vreemde taal (Gutman & Eccles, 1999);

r = .09 - .25 (Gutman & Eccles, 1999)

In het Nederlandse onderzoek dat aan bod is gekomen in paragraaf 2.3 zijn ook enkele relaties gevonden tussen vormen van ouderbetrokkenheid en taal- en reken- prestaties. Het gaat om het helpen met huiswerk dat een negatief verband vertoonde met de rekenprestaties van leerlingen in groep 8 (r=-.21; Driessen e.a., 2005; Smit e.a., 2002). Een combinatievariabele van activiteiten van ouderbetrokkenheid op school en thuis laat een positief effect zien op de taal- en rekenprestaties van kinderen in groep 2 en in groep 4 op de taalprestaties. Het geven van leesinstructie / helpen bij het lezen heeft eveneens een positief effect op de taalprestaties in de groepen 4, 6 en 8 (Kloosterman e.a., 2011).8

3.3.2 Relaties gemedieerd door de competentie van het kind

In verschillende studies is naast de afhankelijke variabele voor schoolprestaties ook nog een variabele opgenomen die iets zegt over de academische competentie van het kind. Deze variabele is vaak een optelsom van verschillende dimensies, zoals de motivatie van het kind en zijn of haar academische en studievaardigheden (Rogers e.a., 2009). Grolnick en Slowiaczek (1994) hebben deze variabele gedefinieerd als de mate waarin de leraar het werk van het kind op school goed vindt.

Bij de studies waar de academische competentie van het kind is opgenomen, loopt volgens de onderzoekers het verband tussen ouderbetrokkenheid en schoolprestaties vaak via de academische competentie van het kind. Ook is er een zeer sterk verband tussen de academische competentie en de schoolprestaties (Rogers e.a., 2009: r=.79; Grolnick & Slowiaczek, 1994: r=.62). Het is daarom interessant om ook een aantal relaties te tonen, waarbij de relatie tussen ouderbetrokkenheid en schoolprestaties wordt gemedieerd door de academische competentie van het kind. In tabel 3.6 zijn de vormen van ouderbetrokkenheid opgenomen waarbij er bij de relatie met de schoolprestaties sprake is van mediatie van de academische competentie van het kind.

8 In de studie van Kloosterman e.a. (2011) worden ongestandaardiseerde coëfficiënten gerap- porteerd, die niet interpreteerbaar zijn als effectmaat.

Tabel 3.6 Gerapporteerde zero-order correlaties indirect via academische competentie kind

Vormen van

ouderbetrokkenheid Vorm van schoolprestatie Gevonden relatie Actief management van de

leeromgeving thuis Het gemiddelde van de meest recente cijfers voor rekenen, taal en science (Rogers e.a., 2009) r = .18 Verwachtingen van het

onderwijs Gecombineerde score van schoolprestaties op verschillende vakken in het midden en aan het einde van het schooljaar (Bandura e.a., 1996)

r = .30 Ouderlijke druk Het gemiddelde van de meest recente cijfers

voor rekenen, taal en science (Rogers e.a., 2009) r = -.22- -.29 Ouderlijke steun Het gemiddelde van de meest recente cijfers

voor rekenen, taal en science (Rogers e.a., 2009) r = .17 Interactie met de school Gemiddelde cijfers aan het einde van het jaar

over een aantal schoolvakken (Grolnick & Slowiaczek, 1994)

r = .17 - .30 Betrokkenheid bij

intellectuele / cognitieve activiteiten

Gemiddelde cijfers aan het einde van het jaar over een aantal schoolvakken (Grolnick & Slowiaczek, 1994)

r = .14 Efficacy Gecombineerde score van schoolprestaties op

verschillende vakken in het midden en aan het einde van het schooljaar (Bandura e.a., 1996)

r = .18

Het actieve management van de leeromgeving thuis lijkt op de in het Nederlandse onderzoek veelgebruikte variabele ‘schoolondersteunend thuisklimaat’ (zie paragraaf 2.3). Smit e.a. (2002) vinden in hun studie nog een aantal relevante relaties tussen het thuisklimaat enerzijds en vormen van ouderbetrokkenheid anderzijds. Het gaat om de actieve betrokkenheid bij school in groep 2 (r=.17), het bezoeken van open dagen ten behoeve van de middelbare schoolkeuze (r=.16) en het praten met andere ouders over de middelbare schoolkeuze (r=.19) (Smit e.a., 2002). Anderzijds hangt een school- ondersteunend thuisklimaat samen met de taal- en rekenprestaties in groep 2 en 8 (r=.34 en .38).

3.4 Een nieuw theoretisch model voor de relatie tussen (determinanten