• No results found

Reis en bezoekersmotivaties

H3 bezoekers van kunstkabinetten

3.3 Reis en bezoekersmotivaties

De analyse van de vier verzamelaars en hun bezoekers resulteert in een bezoekersprofiel bestaande uit: vorsten, adel, elite, hoogleraren, studenten/recentelijk afgestudeerden, juristen, artsen en theologen, maar ook letterkundigen, handelaren, kunstenaars en politici. Vaak hielden deze bezoekers er naast hun professie nog andere liefhebberijen of vaardigheden op na zoals filosofie, oudheidkunde, filologie, schrijverschap of ze verzamelden zelf. Velen hadden hiermee een gerichte motivatie om een

oudheden- of naturaliakabinet te bezoeken. Maar voor lang niet alle bezoekers geldt dat zij een kabinet bezochten omdat zij hier een persoonlijke band mee hadden. Wat waren de motivaties om een kabinet te bezoeken? En in hoeverre verschilden de motivaties van de buitenlandse en binnenlandse

bezoekers? Bezochten zij de Republiek specifiek voor kunstverzamelingen of maakte een bezoek aan een kabinet deel uit van een grotere reis? In wat volgt worden eerst de motivaties van buitenlandse bezoekers besproken, vervolgens komen de motivaties om een kunstkabinet te bezoeken aan bod.

Reismotivaties

Waarom kwam men naar de Republiek? Van enkele bezoekers uit de bezoekersboeken is dit bekend: de Duitse Reimarus bezocht de Republiek in 1720 in het kader van zijn peregrinatio academica; hij maakte een studiereis naar Engeland en de Republiek. Zijn dagen in de Republiek bracht hij door in bibliotheken. De jonge Duitser onderbrak zijn bibliotheekroutine alleen voor uitstapjes naar geleerden als Johannes Clericus en de natuurkundige Nicolaas Hartsoeker of een bezoek aan een kunstkabinet als die van De Wilde of de schilder Willem van Mieris.198 De Italiaan Jacopo Niccolo Guidiucci kwam met andere intenties naar de Republiek. Hij maakte deel uit van het omvangrijke informatienetwerk van Cosimo III de Medici, de groothertog van Toscane die de Republiek als het grote voorbeeld zag voor zijn plannen om de Toscaanse maatschappij grondig te hervormen, van economie tot

infrastructuur en de wetenschappen. Guidiucci reisde in 1714 door Noord-Europa om hier kennis op te doen van de kunst- en naturaliakabinetten. Zijn bevindingen rapporteerde hij per brief aan De

Medici.199 Op een meer persoonlijke kennisreis waren de Britse John Percival en Richard Grosvenor. Na hun afstuderen vertrokken zij richting het vasteland voor een Grand Tour.200 Ook de uit Pruisen afkomstige Philipp von Stosch was op achttienjarige leeftijd begonnen aan een studiereis door Frankrijk, de Republiek en Engeland. In september 1709 bracht hij samen met de Pruisische medailleur Johan Cristiaen Coch een bezoek aan De Wilde.201 Al deze bezoekers kwamen met een specifiek doel naar de Republiek: voor uitbreiding van kennis, om inspiratie op te doen en om contacten te leggen.

Chales de Beaulieu stelt meer motivaties voor om de Republiek te bezoeken in de

vroegmoderne tijd. Hoewel ze zich concentreert op Duitse reizigers zijn deze breder te trekken naar bijvoorbeeld de Engelse reizigers die qua sociale achtergrond, opleiding en beroep veel overeenkomen met de Duitse reizigers.202 Ze noemt: reizigers die de Republiek bezochten om hier werk te vinden,

198

Mulsow, Hermann Samuel Reimarus,1-6.

199

H. Th. van Veen, ‘Cosimo de Medici’s reis naar de republiek in een nieuw perspectief’, In: Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden Volume 102. 1978. 44-52. In de secundaire literatuur worden verschillende uitspraken gedaan over de connectie tussen De Medici en Guidiucci. Het is zowel mogelijk dat Guidiucci in opdracht van De Medici rondreisde of dat hij door hem gesponsord werd in ruil voor informatie.

200

De Wilde, Bezoekersboek, 18. John Percivale schreef een verslag over zijn reis. Kees van Strien refereert hier regelmatig naar in zijn Touring the Low Countries; Accounts of British

travellers, 1660-1720 (Amsterdam 1998). In deze anekdotes wordt niet naar kunstverzamelingen verwezen.

201

De Wilde, Bezoekersboek k, 111 achterzijde.

vaak in de hoop op een betere toekomst. Reizigers die naar de Republiek kwamen om hier hun beroep uit te oefenen. Reizigers die specifiek vanuit educatieve motivaties op reis gingen en de Republiek bezochten met als doel hier een opleiding of cursus te volgen die hen verder moest helpen in hun carrière. Reizigers die met het oog op educatie op reis gingen, maar hier niet zo strikt aan verbonden waren als bij de vorige groep; het ging bij hen meer om het zien en beleven en het verbreden van de horizon. Reizende studenten, studenten die studeerden aan Nederlandse universiteiten. Reizigers die langer dan een jaar vrijwillig in de Republiek verbleven. (De termijn van minimaal één jaar is belangrijk om zo de vele scheepslui en militairen uit te sluiten die in de Republiek bleven plakken wachtend op een nieuwe vaart of deelname aan staatsdienst).203

Met name de educatieve reizigers zijn in eerder genoemde voorbeelden naar voren gekomen. Het gaat hier om reizen als de Grand Tour, de Duitse Kavaliersreise, de peregrinatio academica en geleerdenreizen. Hoewel deze alle een educatieve strekking hadden, bestond er een verschil tussen de reizen. De Grand Tour was voor de jonge adel, patriciërs en gegoede burgerij, een gezelschap dat met regelmaat terug is te vinden in het bezoekersboek van De Wilde.204 Zij gingen op reis om vaardigheden en kennis op te doen die hen voorbereidden op hun toekomstige maatschappelijke positie als

volwassen man. Als motivatie voor een bezoek aan de Republiek worden steevast de Nederlandse handel, kunst en fortificaties genoemd die een grote aantrekkingskracht uitoefenden op de jonge Duitse adellieden.205 De reis vormde een algemene oriëntatie op cultuur, staatsinstellingen en religie, maar het ging ook om het tonen van goede manieren en karakter. Na terugkeer van de Grand Tour dompelden de jongvolwassenen zich onder in het welgestelde leven van de adel of betrokken zij een functie als diplomaat of militair. De Grand Tour wordt bestempeld als een ‘educatiereis die werd gemaakt ter voltooiing van een maatschappelijk georiënteerde opvoeding.’206 Ondanks de educatieve strekking werden de reizigers als toeristen beschouwd.

De reizigers van de peregrinatio academica waren studenten die ter afronding van een wetenschappelijke opleiding een academiereis maakten, Reimarus is hier het beste voorbeeld van.207 Het waren vooral de oudere bezoekers met een hoogopgeleide achtergrond en een functie in het onderwijs of in de wetenschap die de zogenaamde geleerdenreizen ondernamen. Reizen had voor hen slechts één doel: het vergaren van kennis.208 Dit waren medici die interesse hadden in medische en natuurhistorische ontwikkelingen. Zij kwamen voor het anatomisch kabinet van de Amsterdamse verzamelaar Frederick Ruysch waar ze de kunst van het prepareren konden bekijken, de vele

203

Chales de Beaulieu, Deutsche Reisende in den Niederlanden, 34-38.

204

De Wilde, Bezoekersboek: Franz Karl Graf von Gaschin, 31 achterzijde, Victor Amadeus Adolf van Anhalt-Bernburg-Schaumburg-Hoym, 56, Carolus Fredericus Piper, 246 achterzijde.

205

Markus Böötefuör, Reiseziel staöndische Integratiön: Biögraphische und autöbiögraphische Kavalierstöurberichte des 17. Und 18. Jahrhunderts als Quellen der deutschen Kultur- und Mentalitaötsgeschichte (Essen 1999) 43-44; Gerrit Walther, ‘Antike als Reiseziel? Klassische Orte und Objekte auf dem Grand Töur zwischen Humanismus und Aufklaörung’, In: Grand Töur. Adeliges Reisen und Euröpaöische Kultur vöm 14. bis zum 18. Jahrhundert (Parijs 2005) 129-141. 130; Thömas Freller, Adlige auf Töur: Die Erfindung der Bildungsreise (Ostfildern 2007) 7.

206

Anna Frank- van Westrienen, De Groote Tour (Amsterdam 1983) 8.

207

Frank- van Westrienen, De Groote Tour, 8.

naturaliakabinetten vol uitheemse objecten en de hortus botanicus. De filologen anderzijds hadden een voorkeur voor de met oudheden gevulde kabinetten. Een gesprek met een verzamelaar of geleerde in intieme kring leverde de geleerden meer informatie en zo leerden zij bovendien hun gastheer beter kennen, aldus Von Uffenbach toen de Friese professor Campegius Vitringa aan hem vroeg waarom hij niet gewoon naar één van zijn hoorcolleges ging.209

Ook de andere types reizigers zien we terugkomen in de bezoekersboeken. Eerder kwamen bij de analyse van Chevaliers bezoekers de Portugese diplomaat de Sousa Pacheco tegen die langer dan een jaar in de Republiek verbleef, hetzelfde was van toepassing op de Franse predikanten Chauvin en Jurieu. De bezoekers die tot nu bij geen van de reismotivaties naar voren zijn gekomen, maar wel in de bezoekersboeken van De Wilde, Smetius en Vincent vermeld staan, zijn de vorsten en landgraven – juist de groep die de verzamelaars tot hun grote trots rekenden en de status van een verzamelaar of kabinet konden opvijzelen. Zij konden de Republiek vanuit verschillende motivaties bezoeken: voor een rondreis, diplomatiek overleg, vanwege dynastieke belangen of in het geval van Johann Wilhelm van de Palts voor het doen van kunstaankopen, een aspect dat tot nu toe alleen nog aangestipt is in de inleiding. Eerder nog dan in de Republiek ontstonden eind zestiende eeuw in de Duitse

vorstendommen en graafschappen steeds meer kunstkabinetten. Veelal geïnitieerd door de vorsten en landgraven gingen deze generaties lang mee. Het verzamelen en het reizen met als doel objecten te vergaren was dan ook zeker geen excentrieke uitspatting, maar voor velen vorsten en graven een familietraditie en liefhebberij.210

En juist de groep die Chales de Beaulieu uitsluit in haar onderzoek – zij die in de Republiek verbleven vanwege staatsdienst – betreft regelmatig jonge graven. Eén hiervan bezocht het kabinet van Chevalier: Ernst Friedrich I von Sachsen-Hildburghausen (1681-1724).211 Historica Eva Bender noemt onder andere als motivatie voor de Duitse vorsten en graven om op reis te gaan; deelname aan het ‘Militärwesen’.212 In haar artikel over de motivaties van de landgraven van Hessen om de Republiek te bezoeken laat ze zien hoe dynastieke belangen, religie en diplomatie innig waren verweven met de bestemming van de Duitse Kavaliersreisen van deze adellijke linie. Zo bezochten de landgraven van Hessen-Darmstadt alleen de Spaanse Nederlanden (zij onderhielden nauwe banden met de Spaanse Habsburgers) terwijl de landgraven van Hessen-Kassel bewust de Republiek in hun studiereizen betrokken (zij onderhielden connecties met zowel de Oranjes als de Staten Generaal).213

Het reizen hoefde echter niet altijd een serieuze aanleiding te hebben gehad als studie, werk of diplomatie. Rond de eeuwwisseling werden plezierreisjes meer gebruikelijk en sightseeing het hoofddoel. Zowel voor de iets minder vermogende (maar nog steeds de gegoede burgerij) als de

209

Dirks, 'Aantekeningen’, 29.

210

Franz Adrian Dreier, ‘The kunstkammer of the Hessian Landgraves in Kassel’, in: Oliver Impey (red), The Origins of Museums: The cabinet of curiosities in sixteenth- and seventeenth-

century Europe (Oxford 1985) 102-109. Passim.

211

Chevalier, Bezoekersboek, 11r.

212

Eva Bender, Die Prinzenreise: Bildungsaufenthalt und Kavalierstöur im hööfischen Köntext gegen Ende des 17. Jahrhunderts (Berlijn 2011) 193-237.

213

Eva Bender, ‘Die Bedeutung der Niederlande als Reiseziel der Landgrafen von Hessen (1567-1800)’, In: Grand Tour. Adeliges Reisen und Europäische Kultur vom 14. bis zum 18.

reiziger die niet te lang weg kon blijven vanwege werk, waren deze korte tripjes van enkele weken geschikt om een bepaald gebied te verkennen. Dit geldt voor zowel Nederlanders die naar het buitenland gingen of een tochtje door eigen land maakten, als voor buitenlanders die een korte tijd in de Republiek verbleven.214 Tijdens deze plezierreisjes bezochten de reizigers (afhankelijk van de persoonlijke interesses) veelal dezelfde bezienswaardigheden als zij die op Grand Tour gingen. Het ging hier om bezienswaardigheden als kerken, het stadhuis, kunstcollecties, universiteiten, havens, bibliotheken, tuinen en in Amsterdam bijvoorbeeld het Spinhuis, de beurs en de Admiraliteit. Deze reizigers hadden de Republiek specifiek als reisbestemming gekozen. Niet vergeten moet worden dat de Republiek ook diende als overgangsplaats naar Engeland. De Republiek diende in dit geval als een tussenstop voor reizigers. Sommigen maakten van de gelegenheid gebruik om een korte trip door de Republiek te maken of bezochten een stad als Amsterdam en haar bezienswaardigheden.

Bezoekersmotivaties

Waarom bracht men een bezoek aan de kunstkabinetten van De Wilde, Smetius, Chevalier en Vincent? Tussen de regels door is het antwoord op deze vraag al langzaam naar voren gekomen. De motivaties variëren van een leerschool, tot oprechte interesse, vermaak en het verkrijgen van nieuwe inzichten bij wetenschappelijk onderzoek. Binnen- en buitenlandse bezoekers bezochten de kabinetten uit liefhebberij en nieuwsgierigheid, maar ook vanuit professionele interesse. De verzamelaars, bibliofielen, filologen, numismaten, botanisten en medici hebben zich in zeventiende-eeuws Amsterdam rijkelijk kunnen vergapen aan de prachtige vondsten die in de kabinetten werden tentoongesteld. Voor hen functioneerden de kunstkabinetten als onderzoeksobject en als

discussieruimte. Voor vorsten die van de kunsten hielden was de Republiek en ook Amsterdam een kleine schatkamer waar zij objecten voor hun eigen verzameling aankochten. Zij afkomstig uit de creatieve industrie bezochten de kunstkabinetten om inspiratie op te doen.215

Een bezoek aan een kunstkabinet vond niet altijd vanuit educatieve of wetenschappelijk doeleinden plaats; voor sommigen functioneerden de kabinetten gewoon als een bezienswaardigheid. Dit blijkt ook uit een aantal bezoekers van het kabinet Smetius. Tijdens het vredescongres in Nijmegen van 1676 tot 1679 was de stad gevuld met vertegenwoordigers uit Frankrijk, Spanje, Zweden, het Heilige Roomse Rijk en Munster. Vele van de diplomaten brachten tijdens hun vrije dagen een bezoek aan het Museum Smetianum. Sommigen uit vermaak, anderen uit oprechte interesse.216 Ook voor de meeste vorsten en landgraven diende een bezoek aan een kunstkabinet louter ter plezier. Bender stelt dat er vaak een standaardprogramma op het menu stond, waarbij het gezelschap in Amsterdam het Oost-Indisch huis, de haven, de beurs, de Admiraliteit en de Portugese Synagoge bezocht. De

214

Gerrit Verhoeven, ´Foreshadowing tourism: Looking for modern and absolete features – or some missing link – in early modern travel behavior (1675-1750)’, In: Annals of Tourism

Research, Vol. 42 2013 262-283, passim; Van Strien, Touring the Low Countries, 8.

215

Van Gelder, ‘Liefhebbers en geleerden luiden’, 289-290.

216

Bots, ‘Het kabinet Smetius’, 177-178.

bezoekersboeken van de verzamelaars laten zien dat een bezoek aan kunstkabinet ook tot het programma hoorde.217 Een bezoek aan een oudheden- of rariteitenkabinet kon ook een must see zijn. Toen Johann Friedrich Cramer aan Jacob Burchard vroeg waar hij moest zijn als hij naar Amsterdam ging, vertelde Burchard hem naar de kabinetten van De Wilde en Vincent te gaan. Vermaardheid en beroemdheid van een kabinet kan mensen hebben aangezet tot een bezoek. Zij werden gemotiveerd door het idee dat ze ‘er geweest moesten zijn’.

De bezoekers die vanwege studie, werk of vrijetijdsoverwegingen een bezoek aan een kabinet hebben gebracht zijn hiermee uitgebreid aan bod gekomen. In alle bezoekersboeken kwamen ook in grote getallen juristen, hoogleraren, theologen en predikanten naar voren. Wat was de motivatie voor deze bezoekers? Met uitzondering van de buitenlandse juristen, die op Grand Tour waren, hadden zij voor het merendeel een hogere leeftijd. Zijn deze bezoekers te plaatsen in de categorie geleerdenreizen of misschien wel plezierreisjes? Hoewel de motivatie misschien wel onderdeel uitmaakt van dit type reizen is de interesse van deze geleerden, in het geval van de kabinetten van De Wilde, Smetius en in beperkte mate die van Chevalier, te zoeken bij het humanisme. Het gaat hier om een categorie bezoekers die zich vasthield aan het idee dat alle kennis te vinden was in teksten uit de klassieke oudheid. Hiermee gaan we dus weer terug naar de humanistische basis van de antiquaar die de

middelen beschikbaar stelde waar humanisten informatie uit konden putten. In het geval van De Wilde gaat het dan om de zijtakken van het humanisme, de filologie en numismatiek.

De studie van Saskia Stegeman naar Theodorus Jansonius van Almeloveen (Leiden 1996) is een praktijkvoorbeeld dat deze situatie in alle opzichten onderschrijft. Van Almeloveen (bezoeker van De Wilde en Chevalier) was een polyhistor die eind zeventiende eeuw op verschillende plaatsen in de Republiek woonachtig was. Hij beoefende de geneeskunde, geschiedenis en filologie. Zijn kennis baseerde hij volledig op de werken van klassieke auteurs. Voor hem stond de autoriteit van de klassieke auteurs vast – empirisch onderzoek was geen optie. Van Almeloveen had een grote belangstelling voor de oudheidkunde, een passie die hij met veel Nederlandse predikanten deelde. Meer specifiek ging het hier om de Bijbelse oudheidkunde waar zij Bijbelse teksten, antieke objecten en bijvoorbeeld religieuze volksgebruiken probeerden te verklaren. De objecten in de kabinetten konden de filologen en numismaten hier bij helpen.218

Van Almeloveen was een van de vele bezoekers waarvan zijn humanistische ideologie een aanleiding was om het kabinet van De Wilde te bezoeken. Ditzelfde geldt voor veel Nederlandse en enkele buitenlandse predikanten en geleerden die in het bezoekersboek terugkomen, maar die ook met Van Almeloveen bevriend waren of correspondentie mee onderhielden: Johan Conrad Peyer, Johan Georg Volkamer, Henricus van Sijpesteijn, Jacob Perizonius, Johan Georg Graevius, Jacobus Gronovius en Jacobus Tollius. Net als Van Almeloveen bezochten zij het oudhedenkabinet van De

217

Bender, ‘Die Bedeutung der Niederlande als Reiseziel der Landgrafen von Hessen’, 335.

Wilde voor onderzoek, discussie en ongetwijfeld ook plezier bij het aanzien van al die bijzondere objecten.

Net als de geneeskundigen en theologen waren ook de juristen opgeleid met deze humanistische traditie. Op de universiteit leerden zij op basis van taal- en oudheidkundig bronnenonderzoek de ontwikkeling van het Romeins recht te onderzoeken. Het is dan ook

voornamelijk de filologie die deze groepen geleerden kenmerkt.219 Overigens is wel op te merken dat deze humanistische achtergrond niet betekende dat deze bezoekers zich alleen voor oudheden

interesseerden. Zij brachten uit interesse en nieuwsgierigheid net zo goed een bezoek aan naturalia- en rariteitenkabinetten.

Tenslotte is er nog een laatste motivatie – of niet zo zeer een motivatie, maar een reden waarom iemand een kabinet bezocht: vriendschap. In hoofdstuk 1 kwam al naar voren dat De Wilde via Johannes Brandt vriendschappen onderhield met veel remonstrantse dichters. Al deze namen zijn terug te vinden in het bezoekersboek. Sommigen waren classicus van professie, anderen waren werkzaam als predikant of hoogleraar. Gezien hun achtergrond zullen zij het kabinet zeker uit interesse hebben bezocht, maar het aspect vriendschap moet hier niet vergeten worden. Daarbij was het gezien de status van De Wilde misschien wel net zo’n groot compliment om bevriend met De Wilde te zijn als andersom.

Conclusie

De essentie van dit onderzoek is het analyseren van de bezoekers van de Nederlandse kunstkabinetten in de vroegmoderne tijd. Tot nu toe was er niet meer dan een algemeen beeld over hun

maatschappelijke positie en opleidingsniveau bekend; de bezoekers bewogen zich in de hogere sociale kringen en hadden vrijwel allemaal een universitaire opleiding genoten. Met het bezoekersboek van de oudhedenverzamelaar Jacob de Wilde als uitgangspunt en de drie bezoekersoverzichten van de oudheden-, naturalia- en rariteitenverzamelaars Johannes Smetius senior en junior, Levinus Vincent en Nicolas Chevalier ter ondersteuning kan dit beeld meer genuanceerd worden. Wie waren deze

bezoekers, waar kwamen ze vandaan en wat waren hun motivaties om een kunstkabinet te bezoeken?

En zijn er verschillen waar te nemen tussen de bezoekers van oudheden-, naturalia- en rariteitenverzamelingen?

Zoals verwacht sluit het bezoekersprofiel naadloos aan op het eerder geformuleerde type bezoeker dat de historicus Roelof van Gelder waarnam. De verzamelaars ontvingen allen grotendeels mannelijke bezoekers met een hogere sociale en intellectuele achtergrond. Het gaat hier om adel, elite