• No results found

Chevalier le Curieu

H3 bezoekers van kunstkabinetten

3.1 Chevalier le Curieu

De uit Sedan afkomstige Franse koopman en kunstverzamelaar Nicolas Chevalier (1661-1720) vestigde zich in 1685 in Amsterdam als handelaar. Hij was een veelzijdig ondernemer: hij handelde in boeken en rariteiten en was tegelijkertijd drukker, uitgever en publicist. Bovenop dit alles was hij ook nog eens actief als medailleur, hij ontwierp munten en penningen.147 Misschien wel geïnspireerd door zijn eigen handelswaar verzamelde Chevalier zelf ook rariteiten en oudheden, die hij had

ondergebracht in zijn woonhuis in de zogenoemde Chambre des Raretez. De scheidslijn tussen Chevaliers privéverzameling en handelswaar is vaag; omdat hij vanuit huis handelde is niet duidelijk welke objecten hij wel of niet verkocht.148 Toch was zijn collectie noemenswaardig: zowel Reimarus als Von Uffenbach wisten van het bestaan af en zijn bij Chevalier op bezoek geweest, al lag de nadruk hier meer op ‘van het bestaan afweten’ dan op ‘noemenswaardig’. Von Uffenbach ging met minimale verwachtingen op bezoek:‘Wir haben selbiges besser gefunden, als wir uns eingebildet; dann man hat uns weis gemacht.’149 Hij had tijdens zijn bezoek aan ‘Frau del Court’ vernomen dat Chevalier een

146

J.M.G.M. Brinkhoff, ‘Het Album Amicorum van Joh. Smetius Jr.’ In: NUMAGA Tijdschrift gewijd aan heden en verleden van Nijmegen en Omgeving Jaargang II. Vol 3. 1955. 68-82; Hans Bots, ‘Het kabinet Smetius, een illustere Nijmeegse bezienswaardigheid,ook tijdens het vredescongres’ In: NUMAGA Tijdschrift gewijd aan heden en verleden van Nijmegen en Omgeving Jaargang XXV. Vol 4. 1978. 170-181; Eric Jorink, Het Boeck der Natuere: Nederlandse geleerden en de wonderen van Gods Schepping 1575-1715 (Leiden 2006); Jaap van der Veen, ‘Dit klain Vertrek bevat een Weereld vol gewoel: Negentig Amsterdammers en hun kabinetten, in: E. Bergvelt, e.a., De wereld binnen handbereik: Nederlandse kunst- en rariteitenverzamelingen, 1585-

1735 (Zwolle 1992) 232-258, Bijlage 313-334; Roelof van Gelder, ‘Liefhebbers en geleerden luiden: Nederlandse kabinetten en hun bezoekers’, in: E. Bergvelt, e.a., De wereld binnen handbereik: Nederlandse kunst- en rariteitenverzamelingen, 1585-1735 (Zwolle 1992) 259-292.

147

Van der Veen, ‘Dit klain Vertrek’, Bijlage 316.

148

D.P. Snoep.’ ‘Virtus post Nummos’ Nicolaas Chevalier’s Chambre des Raretez en zijn bezoekers’, In: J. Bruyn e.a., Album Amicorum J.G. van Gelder (Den Haag 1973) 277-284. 277.

149

Von Uffenbach, Volume 3, 699.

‘betruger’ was die munten namaakte en ze voor echt verkocht.150 Eerlijk als hij was moest Von Uffenbach toegeven dat hij het kabinet toch beter vond dan verwacht.

De broers keerden op 3 april terug voor een tweede bezoek. Tijdens het eerste bezoek twee dagen eerder was Chevalier niet aanwezig en stond zijn zoon hen te woord. Chevalier had hen laten weten dit keer zelf aanwezig te zijn en dat hij hen te woord kon staan. Waarschijnlijk hoopte Chevalier dat hij de broers het een en ander kon verkopen. Tijdens hun eerste bezoek liet zijn zoon wel enige objecten zien (penningen en – wederom – het boek van Strada), maar er vonden geen aankopen plaats. Het tweede bezoek daarentegen stond veel meer in het teken van de commercie; in alles kwam Chevaliers handelsgeest naar voren. Hij leidde de broers rond in zijn kabinet en de beschrijving die Von Uffenbach hiervan geeft is vrijwel identiek aan die hij van De Wilde gaf. Het verschil was dat Chevalier bij ieder object een (verkoop)praatje hield over de uniciteit van het object en benadrukte wat de prijs ervan was. Uiteindelijk wilden beide broers iets kopen, maar Chevalier vroeg veel te hoge bedragen. Het eerste wat Von Uffenbach dan ook noteerde in zijn verslag was het eigenaardige karakter van Chevalier:

‘Er ist ein kleiner dürrer Mann, von etliche und fünfzig Jahren, den der Betrug aus den Augen siehet, wie er dann auch ein gewaltiger französischer [Wäscher] ist, der so groß thut, als armselig er aus siehet, der gerne verkaufen wollte, und dennoch sich stellet, als wann ihm nichts feil wäre, auch alles entsetzlich teuer biete.‘151

Ook Reimarus wilde tijdens zijn verblijf in de Republiek ‘the famous’ kabinet van Chevalier bezichtigen, maar dit ging niet door omdat de verzameling op dat moment werd verkocht.152 Als alternatief bracht hij een bezoek aan het kabinet van De Wilde, het grote voorbeeld van Chevalier. De inhoud, opstelling en het functioneren van Chevaliers kabinet zou beïnvloed zijn door het

oudhedenkabinet van De Wilde.153 De bewondering die Chevalier voor De Wilde koesterde komt naar voren in het lofdicht dat hij voor hem schreef en in het bezoekersboek publiceerde:

‘De Wilde ton esprit chez tours les curieux Tient le rang le premier et le plus glorieux: Car connaissant a fond les médailles antique, Tu vends les faits douteux certains et authentiques, Etalant par tes soins aux yeux de l'univers

De tant d'exploit cacher ces monumens divers. (..)’154

150

Von Uffenbach, Volume 3, 648. Het gaat hier om de Amsterdamse kunstverzamelaar Petronella de la Court 1624-1707.

151

Von Uffenbach, Volume 3, 707-708.

152

Mulsow, Hermann Samuel Reimarus, 5.

153

Snoep, ‘Virtus post Nummos’, 278.

Ook is De Wilde de eerste geregistreerde bezoeker in het bezoekersboek van Chevalier, hij bezocht het kabinet op 7 november 1690. Curieus genoeg staat zijn handtekening niet op een van de eerste

pagina’s; de eerste pagina was weggelegd voor De Wildes goede vriend Ludolph Smids. De Wilde mocht zijn lofdicht op pagina 54 achterlaten. Ongeacht zijn positie greep De Wilde deze mogelijkheid aan om zijn passie en doel van het verzamelen nog eens te duiden:

‘(..) Moedig voorwaarts, mijn waarde Chevalier, blijf schrijven en vergelijkingen maken met die prachtige getuigenissen van weldaden op zilveren en koperen munten uit de Oudheid. En laten zij tevens voor onze landgenoten en voor buitenlandse bezoekers toegankelijk zijn. Want dat zal niet alleen een sieraad zijn van uw eigen huis (zoals het geval was bij Heus, de vorst der Mamertinen in Cicero), maar ook tot ornament van onze prachtige maatschappij.’155

Chevalier had twee bezoekersboeken: één uit de periode 1690 tot 1704 (265 bezoekers) en één uit de periode 1705 tot 1720 (116 bezoekers). De eerste betreft de bezoekers van zijn Amsterdamse kabinet. In 1704 verplaatste Chevalier zich naar Utrecht waar zijn verzameling tot stadsrariteitenkamer werd verheven. Hiertoe startte hij ook met een nieuw bezoekersboek.156

In beide bezoekersboeken van Chevalier zijn alle originele inscripties aanwezig. De boeken zijn bovendien voorzien van illustraties vervaardigd door kunstenaars als Romeyn de Hooghe, Petrus Schenk en Johanna Koerten. Veel van de illustraties voegde Chevalier zelf toe. Het betreft hier portretten van bezoekers als de historicus Gregori Leti, Johannes Graevius en de verzamelaar Simon Schijnvoet. Ook sommige van Chevaliers ‘normale’ bezoekers lieten hun creativiteit de vrije loop en vergezelden hun traditionele inscripties met een schets van een munt of penningkabinet.157 Het feit dat Chevaliers bezoekersboeken ongeschonden door de graaiende handen van autografenjagers zijn gekomen, wordt gewijd aan de minder imposante bezoekers. ‘Dat Czaar Peter bij zijn bezoek aan Amsterdam wel het Museum Wildianum bezichtigde en niet Chevaliers rariteitenkabinet, is mogelijk maatgevend voor het kwaliteitsverschil tussen beide verzamelingen’, aldus historicus D.P. Snoep.158 Dit argument is misschien wel een beetje te kort door de bocht: ja, De Wilde ontving meer

buitenlandse vorsten dan Chevalier, maar Chevaliers Amsterdamse bezoekersboek toont een aantal

154

Chevalier, Description de la chambre des raretez avec les noms des amateurs qui mont honnore de leur presence qui ont souscrit chaqu'nt un dictont ou devise a la gloire de la curiositez (Amsterdam 1690-1706) 40r.

155

Nicolas Chevalier, Description de la chambre des raretez, 40r, vertaald uit het Latijn: 54r.

156

Snoep, ‘Virtus post Nummos’, 282.

157

Chevalier, Description de la chambre des raretez, 140r (Andreas Morellius), 158r (Jean Baron Scot de Mornay).

158

Snoep. ‘Virtus post Nummos’ ,278.

Nederlandse namen die niet bij De Wilde voorkomen, wat de nodige waaromvragen oproept.159 Bovendien zal in paragraaf 3.2 duidelijk worden dat er meer factoren meespeelden bij de keuze welk kabinet te bezoeken.

Het aantal Nederlandse verzamelaars dat, voor zover de bezoekersboeken dat weergeven, wel bij Chevalier op bezoek gingen en niet bij De Wilde is een interessant vraagstuk. Waarom staat Nicolaas Witsen, die zo’n dertig jaar lang op tien minuten lopen afstand van De Wilde woonde, niet in het bezoekersboek?160 Witsen zal zeker een bezoek hebben gebracht aan De Wilde – hun wegen moeten elkaar regelmatig gekruist hebben. Ze deelden veel: ze woonden in dezelfde buurt, hadden dezelfde liefhebberij en maakten deel uit van dezelfde netwerken. Ik kan niet helemaal plaatsen waarom Witsen niet in het bezoekersboek staat. Voor De Wilde was het bezoekersboek een essentieel onderdeel van zijn kabinet. Tijdens een bezoek bracht hij het boek met trots naar zijn gasten met het verzoek hier iets in te schrijven. Het boek droeg prestige met zich mee, de gasten bladerden door het boek en zagen de vele vooraanstaande personen voorbijkomen. Een naam als die van Witsen had hier prima bij gepast.

Voor de andere gasten kan de inhoud van het kabinet een rol hebben gespeeld bij een bezoek. De Wilde concentreerde zich op oudheden waar Chevalier ook naturalia en rariteiten, waaronder een geamputeerde ledemaat van een mummie,161 tot zijn collectie rekende. Eerder in dit onderzoek kwam al naar voren dat naturalia een bijzonder grote aantrekkingskracht had op bezoekers. Toch was er ook enige overlap tussen de twee verzamelaars: in het bezoekersboek van Chevalier komen 68 personen naar voren die ook in het boek van De Wilde voorkomen. Op de 381 bezoekers van Chevalier nog best een aardig aantal. Het gaat om een gezelschap van 24 Nederlanders, 30 bezoekers afkomstig uit de Duitse deelgebieden en nog enkele Zweden en Pruisen. Het is een gemêleerd gezelschap bestaande uit juristen, theologen, artsen, hoogleraren en een enkele student, koopman en verzamelaar.

Bezoekersanalyse

De bezoekers van Chevalier zijn op gelijke wijze als die van De Wilde onderzocht: op afkomst en achtergrond en interesses. De twee bezoekersboeken zijn in deze analyse samengevoegd tot één bestand omdat ze tezamen de gelijke periode omvatten als De Wildes bezoekersboek (1689-1721). Ter verduidelijking van de overeenkomsten of verschillen tussen de bezoekers van Chevalier en De Wilde worden de uitkomsten van de twee in beeld tegen elkaar afgezet. Chevalier hanteerde het boek op een andere wijze dan De Wilde. Bezoekers noteerden ook steden als Rotterdam, Den Haag en Leiden als

159

Petrus Burman (Rector magnificus van de Rijksuniversiteit Utrecht, classicus, historicus en filoloog), Romeyn de Hooghe (kunstenaar), Johanna Koerten (knipselkunstenares), Henricus d’ Acquet (Burgermeester Delft, naturaliaverzamelaar), Simon Schijnvoet (verzamelaar, ondernemer), Nicolaas Witsen(AmbachtsheerAmstelveen, cartograaf, verzamelaar, schrijver, diplomaat), Jan Six (verzamelaar, regent) en Friedrich Spanheim (Hoogleraar theologie, filoloog, filosoof).

160

Marion Peters, De wijze koopman: Het wereldwijde onderzoek van Nicolaes Witsen (1641-1717), burgemeester en voc-bewindhebber van Amsterdam (Amsterdam 2010) 348, 388. Het ouderlijk huis van Witsen bevond zich op Keizersgracht 327, hij woonde zelf op Herengracht 440 en later 470. De Wilde was woonachtig op Keizersgracht 333.

plaats van intekening. In eerste instantie lijkt het alsof Chevalier zijn boek meenam op reis en men ter plaatse liet intekenen, wat ook de reden zal zijn waarom het werk in principe geen bezoekersboek wordt genoemd, maar een album amicorum. Snoep oppert dat Chevalier prominenten bezocht en hen later een blad ter tekening toezond.162 Het is bij deze mensen de vraag of ze het kabinet wel bezocht hebben. Vooralsnog heb ik alle inscriptoren als bezoeker meegenomen in de analyse.

Bezoekers, afkomst

Uit het bezoekersboek van Chevalier heb ik van de totale 381 bezoekers van 263 kunnen achterhalen waar zij woonachtig waren. Van enkelen betreft de afkomst niet hun originele geboorteplaats. De Portugese diplomaat Francisco de Sousa Pacheco, bijvoorbeeld, was ten tijde van het bezoek voor langere tijd woonachtig in Den Haag en huwde met een Nederlandse – hij is tot de Nederlandse bezoekers gerekend.163 Hetzelfde geldt voor de Franse predikanten Stephanus Chauvin, Pierre Jurieu en de Franse hoogleraar Pierre Bayle; zij waren allen voor langere tijd werkzaam en woonachtig in de Republiek.164 De Franse religieuze in ballingschap ‘Langey’ heb ik gerekend tot de bezoekers van Franse afkomst. Ik heb van hem geen andere informatie kunnen vinden dan dat hij naar de Republiek gevlucht was. Of hij hier werkzaam was of voor een korte periode verbleef is onbekend.

Net als bij De Wilde geldt voor Chevalier dat zijn kabinet een mannelijke aangelegenheid was. Slechts drie vrouwen kwamen bij hem over de vloer, van wie er twee overeenkomen met het

bezoekersboek van De Wilde: de moeder van de keurvorst Johann Wilhelm van de Palts en zijn echtgenote. De derde vrouwelijke bezoeker is Johanna Koerten (1650-1715), knipselkunstenares uit Amsterdam.165 In het Utrechtse bezoekersboek komt nog één andere vrouwelijke naam voor: die van de geleerde, dichteres en kunstenares Anna Maria van Schurman (1607-1678). Haar bijdrage is echter postuum, aangezien Van Schurman bijna dertig jaar eerder was overleden. Chevalier plakte een tweetal illustraties van haar hand in het bezoekersboek: een zelfportret en een meertalige

kalligrafieproef. Hierbij voegde hij een krijtportret van Van Schurman van de hand van Johan George Colasius (1698-1739).166

De herkomst van de bezoekers van Chevalier is, zoals te zien in afbeelding 5, in vergelijking met die van De Wilde vrij gebalanceerd. De Wilde kreeg een grotere verscheidenheid aan

nationaliteiten over de vloer. De categorie ‘Overig’ staat voor die enkele bezoeker die één land vertegenwoordigde. Chevalier ontving één Hongaar, één Rus en één Deen, De Wilde één bezoeker uit Luik, één uit Griekenland en één uit Lapland. Het meest opvallend zijn de Duitse bezoekers die bij De Wilde met een aanwezigheid van achtenveertig procent domineren, terwijl bij Chevalier de

162

Snoep, ‘Virtus post Nummos’, 281.

163

O. Schutte, Repertorium buitenlandse vertegenwoordigers residerende in Nederland 1584-1810 (’s Gravenhage 1983) 624.

164

Over Chauvin: Eduard Alberti‚ ‘Chauvin, Etienne‘, In: Allgemeine Deutsche Biographie (1876), S. [Onlinefassung]; http://www.deutsche-biographie.de; Over Bayle: http://nl.wikipedia.org/wiki/Pierre_Bayle; Over Jurieu: http://www.biografischportaal.nl/persoon/43600591.

165

Chevalier, Description de la chambre des raretez, 61r, 108r.

Nederlandse en Duitse bezoekers elkaar in balans houden met om en nabij de veertig procent. Chevalier ontving in verhouding meer Nederlandse bezoekers dan De Wilde. Voor de

bezoekersvergelijking is dit de belangrijkste conclusie. De verschillen bij de overige landen zijn duidelijk aanwezig, maar redelijk te verklaren. Chevalier ontving minder buitenlandse (adellijke) bezoekers. Verder wordt een verschil tussen de twaalf Russische bezoekers van De Wilde en de enkele Rus van Chevalier bijvoorbeeld veroorzaakt door het bezoek van de Russische tsaar met zijn gevolg. Tijdens de diplomatieke missie in 1697 bracht niet alleen de tsaar een bezoek aan het oudhedenkabinet van De Wilde, maar ook een groot deel van zijn Grote Ambassade schreef zich in: de officiële

aanvoerders van de ambassade Franz Lefort, Fjodor Golovin en Prokopi Voznitsyn en de artsen van de tsaar en tsarina Jean von L'Estocq en Robert Areskine.167

Afbeelding 5 Land van afkomst bezoekers Chevalier en De Wilde in percentages.

167

De Wilde, Bezoekersboek, A, 30-33, 249. Dat het gevolg van de Russische tsaar wel hun naam mocht achterlaten in het bezoekersboek heeft (vanzelfsprekend) te maken met hun status. Het gaat hier om belangrijke militairen en artsen.

De Wilde en Chevalier ontvingen ongeveer evenveel Nederlandse bezoekers: 111 om 105. Er zijn kleine verschillen aanwezig in de geografische spreiding, maar deze zijn voor de vergelijking niet interessant. Meer vragen roept het type bezoeker op: wat was hun maatschappelijke achtergrond, beroep en leeftijd? Is het mogelijk om op basis van deze gegevens een oorzaak aan te wijzen voor de grotere aantrekkingskracht van Chevaliers kabinet op Nederlandse bezoekers?

Bezoekers, achtergrond en interesses

In zowel bijlage 5 (pagina 84) met de overzichten van de primaire en secundaire beroepen als in onderstaande tabellen 10 en 11 zijn de eerdere waarnemingen van Snoep te zien: Chevalier ontving inderdaad minder vorsten en lagere edelen dan De Wilde in zijn kabinet. De bezoekende hertogen daarentegen staan in verhouding met die van De Wilde wanneer we kijken naar de totale

bezoekersaantallen van De Wilde (758) en Chevalier (381). Hetzelfde geldt voor de predikanten en hoogleraren. De bezoekers die in het oog springen zijn de juristen, artsen en het hoge aantal Nederlanders. Meer dan De Wilde ontving Chevalier juristen uit de Duitse regio’s en Nederlandse verzamelaars en bezoekers werkzaam in de culturele industrie. Een gecombineerde analyse tussen beroepen, leeftijden en afkomst aan de hand van bezoekersoverzicht leverde geen duidelijke resultaten op die zouden kunnen verklaren waarom deze bezoekers domineren. Enerzijds zijn de gegevens in het bezoekersoverzicht niet volledig: er zijn niet veel bezoekers waarvan zowel het beroep, de leeftijd als afkomst bekend is. Anderzijds leveren de gegevens die bekend zijn van de Nederlandse bezoekers geen bijzondere resultaten op: afkomst en leeftijd zijn zeer divers. Van de Duitse juristen is van elf bekend dat zij onder de dertig waren ten tijde van hun bezoek.

MEEST BEOEFENDE BEROEPEN BEZOEKERS

Primair beroep Jacob de Wilde Nicolas Chevalier

Edelman, ridder 41 5

Jurist 39 30

Hertog, graaf, baron 37 14

Arts 34 23 Hoogleraar 33 18 Predikant 30 14 Theoloog 26 4 Vorsten 25 2 Culturele industrie 11 14

Bij de secundaire beroepen worden de verschillen tussen de bezoekers van De Wilde en Chevalier groter. De categorie verzamelaars en ook de letterkundigen, filologen, filosofen en dichters vertegenwoordigen in verhouding een groter aantal dan bij De Wilde.

Secundair beroep Jacob de Wilde Nicolas Chevalier

Theoloog 20 5 Hoogleraar 10 3 Dichter 15 9 Historicus 12 4 Filoloog 9 6 Letterkundige 8 5 Verzamelaar 7 15 Filosoof 8 6 Bibliothecair 5 1 Oudheidkundige 7 2 Numismaat 4 1 Antiquair 1 1

Tabel 11 Secundaire beroepen bezoekers in aantallen

Bezoekers, De Wilde vs. Chevalier

De Wilde en Chevalier ontvingen in een periode van dertig jaar hetzelfde bezoekerstype en in sommige gevallen zelfs dezelfde bezoekers. Chevalier ontving vijftig procent minder bezoekers dan De Wilde. Ook lijkt Chevalier een minder grote aantrekkingskracht te hebben uitgeoefend op vorsten en hoge edelen. Daarentegen ontving hij wel meer juristen, verzamelaars en bezoekers afkomstig uit de culturele industrie. Er zijn een flink aantal factoren te noemen waarom deze verschillen aanwezig zijn. Het volledige bezoekersaantal kan verklaard worden aan de hand van de status van Chevalier. Hij ontving minder personen van aanzien; hij kon niet pronken met het gegeven dat een vorst bij hem op bezoek was geweest. Waar De Wilde gepromoot werd door geleerden als Spanheim en Reeland, is het bij Chevalier de vraag of een bezoeker gedacht zou hebben: ‘hier moet ik geweest zijn’. Deze vraag was voor de verzamelaars minder van belang.

De grote aantrekkingskracht die Chevalier op hen uitoefende kan gezocht worden in het feit dat hij handelaar was. Von Uffenbach schreef dat Chevalier wel degelijk aparte zaken in huis had – voor verzamelaars viel er iets te halen. Hetzelfde geldt voor de bezoekers afkomstig uit de culturele industrie. Misschien wilden zij iets bij Chevalier kopen, of meer nog: konden zij bij hem terecht voor inspiratie. Chevalier vroeg entree, waardoor het in principe eenvoudiger was om bij hem naar binnen te lopen dan bij andere kabinetten waar men een aanbevelingsbrief nodig had. Dit zou ook de reden kunnen zijn van het hoge aantal juristen: zoals de analyse uitwees zijn dit voornamelijk jonge afgestudeerden die zeer waarschijnlijk op Grand Tour waren (in paragraaf 3.3 kom ik op de Grand Tour terug). Zij wilden hoe dan ook op bezoek bij een kunst- en rariteitenkabinet en bij Chevalier was het door de entreeprijs makkelijker om binnen te komen.

Ten slotte de gehele hoeveelheid bezoekers. Waarom ontving Chevalier minder bezoekers dan De Wilde? Uniciteit, status en bekendheid spelen hier wederom een rol. De Wilde was eigenaar van een van de vijf oudhedenverzamelingen in Amsterdam, bovendien werd hij geroemd door velen. Johan

Wilhelm van de Palts schreef voor twee catalogi gedichten, geleerden brachten het kabinet van De Wilde ter sprake in publicaties en de prent van De Wilde met de tsaar zal zijn status ook hebben verstevigd. Chevalier was een van de velen die een rariteitenkabinet hield. Hoewel zijn kabinet bekend