• No results found

Regtswezen en Politie

In document BEHEER EN DEN STAAT (pagina 196-200)

I. BUEGEBEEGT.

In 1850 zijn te Curaçao brieven van burgerregt verleend aan twee personen, geboren, de een in Engeland en de ander in Hannover.

Ook nebben in datzelfde jaar vier personen het burgerregt bekomen te St. Martin.

Een daarvan was geboren binnen het Nederlandsch gedeelte van dat eiland, doch sedert verscheidene jaren gedomicilieerd geweest in Noord-Amerika. De drie ove-rigen waren afkomstig van het Eransche gedeelte des eilands.

I I . EEGTEELIJKE MAGT.

Bij de regtbank te Curaçao zijn in 1850 de navolgende zaken behandeld: 20 civiele zaken en 37 strafzaken, waarvan 26 wegens feitelijke gewelddadigheid, 1 wegens feitelijke gewelddadigheid uit onvoorzigtigheid, 3 wegens diefstal, 5 wegens

— 173 —

beleediging en burengerucht, 1 wegens openbare beleediging van de eerbaarheid en 1 wegens politie-overtreding.

Bij commissarissen voor kleine zaken zijn 25 zaken behandeld.

Bij de regtbank te St. Martin zijn gedurende het jaar 1850 in civiele gedingen 4 vonnissen gewezen en in strafzaken 5, waarvan 1 wegens verberging van zwan-gerheid en 4 wegens diefstal.

Bij het collegie van kleine zaken op dat eiland zijn in civiele gedingen slechts i en in strafzaken 13 vonnissen gewezen.

Bij de regtbank te St. Eustatius zijn in strafzaken 7 vonnissen gewezen, waarvan 2 wegens diefstal, 1 wegens ontrouw in het beheer van 's Lands middelen en 4 wegens komplot tot ontvlugting van slaven.

Door de regtbank tot de kleine zaken zijn 4 zaken behandeld.

Door de gedelegeerde regtbank te Saba zijn 5 vonnissen gewezen.

Het getal advocaten voor de regtbank te Curaçao bedroeg op ultimo December

twee, dat der procureurs een. . De advocaten moeten aan eene der Nederlandsche hoogescholen in de beide

regten gepromoveerd zijn, en zich na visering hunner bulle laten inschrijven.

De procureurs worden door de regtbank toegelaten,_ na aflegging van een vol-doend examen voor eene door haar benoemde commissie.

I I I . POLITIE.

§ 1. Regt van verblijf.

De ligging van het eiland Curaçao, ten gevolge waarvan aldaar een groot aantal vreemdelingen, gedurende min of meer geruimen tijd, verblijf houden, maakt het bezwaarlijk om naar de letter toe te passen de bepaling, volgens welke ieder die geene admissie tot inwoning bezit, als vreemdeling wordt beschouwd en behandeld, en dienvolgens niet langer dan zes maanden in de kolonie mag blijven. Het is niet moo-elijk eene zoodanige controle uit te oefenen, dat men eiken dag kunne weten van wien de bepaalde termijn van zes maanden verstreken is, en al ware het dat men met geldelijke opoffering speciale ambtenaren daartoe wilde benoemen, dan behoeft het geen betoog, dat strenge maatregelen ten dezen opzigte nadeelig zouden werken op het handelsverkeer. Er worden dan ook geene vergunningen van tijdelijk verblijf meer verzocht, dan door vreemdelingen drê later het burger-r e ^ willen veburger-rkburger-rijgen of wel eenig patentpligtig beburger-roep wenschen uit te oefenen, endoor inboorlingen en ingezetenen welke, om eigenaar of schipper van een vaar-tuig onder vreemde vlag te kunnen zijn, zich onder vroegere omstandigheden, toen vreemde vlaggen op Engelsche koloniën boven de onze voorregten genoten, elders hebben laten naturaliseren en nu weder tot hunne vorige nationaliteit willende terugkeeren, het regt van verblijf moeten aanvragen.

Gedurende 1850 zijn admissien tot inwoning verleend aan vijf personen, waarvan:

2 inboorlingen van Curaçao, doch de een in Nieuw Grenada en de ander in

"Venezuela genaturaliseerd;

1 geboren te St. Kitts, 1 „ in Venezuela, 1 „ in Hanover,

Gelijke admissien tot inwoning zijn in dat jaar nog verleend te St. Martin aan 2 personen, beiden afkomstig van liet Eransclie gedeelte des eilands, en te St. Eustatius aan een zendeling van het Methodisten-genootschap.

§ 2. Passen voor vaart

Gedurende 1850 zijn 14 passen voor kustvaarders en visschersvaartuigen afgegeven.

— 174 —

§ 3. Begrafenissen en begraafplaatsen.

Geene begrafenissen mogen plaats vinden, dan nadat alvorens door den burger-lijken stand zij afgegeven een bewijs der gedane aangifte van overlijden.

Op Curaçao zijn twee kerkhoven van de Protestantsehe, twee van de Koomsch-katholieke en een van de Israëlitische gemeente. Ook op Aruba, St. Martin, St.

Eustatius en Saba zijn mede de vereischte begraafplaatsen.

r V . EENIGE ONDEBWEKPEN MET HET REGTSWEZEN IN VERBAND STAANDE.

§ 1. Translateurs.

Om translateur te worden moet men zich aan den Gouverneur adresseren, tot bekoming van toelating, welke verleend wordt na een examen voor eene door den Gouverneur benoemde commissie.

Op het einde vaa 1850 waren op Curaçao drie beëedigde translateurs voor de Nederlandsche, Fransche, Engelsche en Spaansche talen aanwezig.

Op elk der eilanden St. Eustatius en St. Martin bevond zich mede een translateur.

§ 2. Wees-, desolate- en onleheerde-boedel-kamers.

Uit de verantwoordingsstaten door de administratie der wees-, desolate- en on-beheerde-boedel-kamer te Curaçao over het jaar 1850 aan het bestuur der kolonie ingeleverd, blijkt, dat op ultimo December van dat jaar het weeskamerfonds groot was ƒ 104,137.96. De kapitalen ter administratie van de kamer staande, bedroegen de som van/282,823.53'/a, zijnde in den loop van dat jaar ter administratie ge-bragt de som van ƒ 68,804.47 ya, en daarentegen uitgekeerd ƒ 13,096.10'/2, terwijl verder de interesten, aan de crediteuren der kamer verschuldigd, de som van /3955.17'/2 beliepen, en eindelijk op ultimo December 1850 de hypotheken ten faveure der kamer de som van ƒ 330,292.42 en de interesten aan de kamer ver-schuldigd, de som van / 13,169.81 bedroegen.

De Nederlandsch-Portugeeseh-Israëlitische gemeente te Curaçao heeft mede eene weeskamer, welke bijna op gelijke wijze als de bovengemelde wordt geadministreerd, hoewel hare fondsen meer in betrekking tot de synagoge staan. De twee wees-meesters nemen hunne betrekking zonder eenige belooning waar en de overwinsten komen ten voordeele der synagoge. In 1850 bedroegen de uitstaande kapitalen aan hypotheken /40,505.86 en de interesten ƒ 710.88.

Jaarlijks wordt uit de rente een bedrag voor de armen der gemeente afgezon-derd. In 1850 bedroeg hetzelve ƒ 1100.

Op St. Martin bestaat mede een wees- en desolate- boedei-kamer. Het beheer derzelve is, buiten bezwaar van den lande, opgedragen aan eenen president en twee commissarissen, geadsisteerd door een bezoldigden klerk.

Ingevolge de ordonnantie en instructie voor die kamer, gearresteerd in de ver-gadering van Kommandeur en Eaden des eilands de dato 28 November 1793, en geapprobeerd door den Kaad der Kolonien te 's liage, bij besluit van den 15den Augustus 1794, worden onder hare administratie gebragt alle onbeheerde nalaten-schappen en verlaten boedels. "Voorts is zij belast met het beheer over de goederen van en de voogdij over onmondige weezen, met de toeziende voogdij in alle voog-dijen en met de curatele over faillite boedels.

Krachtens boven aangehaalde ordonnantie wordt door commissarissen ter zake hunner bemoeijenissen berekend een commissieloon van 5% over het gelieele mon-tant des boedels.

Gedurende 1850 is aan de kamer gedevolveerd en door haar vereffend één boedel met een batig saldo v a n / 4 5 3 . 9 2 .

De beschikbare saldo's van nalatenschappen waarvan de regthebbenden bij de kamer onbekend zijn, worden gedeponeerd in de reservekas der kolonie.

— 175 —

Blijkens de balansrekening der administratie over 1850, hebben de baten

be-dragen ƒ 938.25, en de lasten /920.55. , De instelling der wees-, desolate- en onbeheerde-boedel-karaer te St. Eustatius

beeft plaats gehad in het jaar 1816, ingevolge art. 39 van het toenmalig regenngs-reglement van St. Eustatius, St, Martin en Saba, vastgesteld bij Konmkijk besluit van 14 September 1815, n°. 58. Bij gemeld artikel is tevens bepaald dat deze ve zou zijn zamengesteld uit een ambtenaar van het bestuur, en twee der daartoe meest geschikte personen, bijgestaan door den secretaris van den raad van politie.

Voor deze werkzaamheden geniet de kamer, volgens deswege bestaande bepaling, 5% op het globaal bedrag des boedels.

De saldo's van afgesloten boedels, zoomede de ongereclameerde gelden, weite in de reservekas der kolonie gedeponeerd zijn, bedroegen op ultimo December 185U gezamenlijk eene som v a n / 1 5 5 3 . 4 1 . _

De boedels onder het beheer der kamer tot en met ultimo December 185U, behalve de bovenstaande, bepalen zich tot een drietal, aanwijzende een totaal cijter van/1476.75. , , , - , , n

Gedurende het jaar 1850 is slechts één boedel onder het beheer der kamer gevallen.

§ 3. Gevangenissen.

Er bestaat op Curaçao slechts één gevangenhuis. Het beheer van en toezigt over hetzelve is opgedragen aan den procureur des Konings. ^

De gevangenen, welke tot dwangarbeid veroordeeld zijn, worden gebezigd tot werkzaamheden van verschillenden aard, op de openbare straten, wegen enz.

Het aantal gevangenen is gedurende 1850 geweest 38. Daaronder zijn geweest:

drie veroordeelden ter zake van diefstal, een uit hoofde van doodslag en de_ ove-rigen naar aanleiding van door hen gepleegde gewelddadigheden van meer ot minder gewigtigen aard en geringe overtredingen.

Op het einde van het jaar 1850 bevonden zich nog in de gevangenis: zes per-sonen, welke in dat jaar waren veroordeeld, twee beschuldigd van diefstal en pre-ventief in hechtenis, twee veroordeelden ter zake van gepleegden moord, en drie militairen, welke, door de krijgsraden ter dood gevonnisd, van den Koning com-mutatie van die straf in die van dwangarbeid hadden erlangd.

Te St. Martin zijn in het gebouw dat tot raadhuis dient, drie vertrekken mge-rio-t tot gevangenis van personen tot den vrijen stand behoorende, terwijl een af-zonderlijk gebouw, in twee vertrekken verdeeld, dient tot opsluiting van personen behoorende tot den slavenstand. Met het toezigt daarover is belast de ambtenaar van het openbaar ministerie, als hoofd der politie. __

Het aantal gevangenen heeft aldaar, gedurende 1850, bedragen: vrijen 47, met-vrijen 175. Onder ultimo December-bepaalde zich dit getal tot een. _

De gevangenis op St. Eustatius bestaat uit 4 vertrekken, waarvan een gebezigd wordt tot civile gijzelkamer en de andere voor misdadigers. Gedurende 1850 is in die gevangenis slechts een gevangene aanwezig geweest. Op ultimo December 1850 bevond er zich geen.

Ook te Saba is eene gevangenis, in welke gedurende 1850 geene gevangenen aanwezig geweest zijn.

D. Eeredienst.

§ 1. Protestantsche.

Voor de dienst bij de vereenigde Protestantsche gemeente waren te Curacao in 1850 drie bezoldigde predikanten, waarvan een buitengewoon.

Te St. Martin bevond zich een Wesleyaansch Methodisten-predikant met eene gouvernements-toelage. , ,

Te St. Eustatius was een Methodisten-zendeling gevestigd, welke echter toelage uit 's Lands fondsen genoot.

— 176 —

Te Saba werd de dienst verrigt door een Episcopaalschen predikant. Deze leeraar, welke reeds 25 jaren aldaar woonachtig was, wordt door bijdragen van de ingeze-tenen onderhouden.

§ 2. Roomsch-kaiholieke.

Behalve de St. Annakerk in de stad, zijn te Curaçao nog de volgende Roomsch-katholieke kerken, als:

eene in het 1ste district ~\

eene „ „ 2de dito Y der West-divisie, benevens een kapel ) eene kerk in de midden-divisie,

eene dito in de oost-divisie,

bij welke onbezoldigde priesters en kapellanen de dienst waarnemen.

Volgens eene opgave van den apostolischen vicaris waren in 1850 op Curaçao en onderhoorigheden, behalve het bezoldigd personeel in het verslag over 1849 opgenoemd, nog aanwezig 16 onbezoldigde priesters en 21 zusters van liefdadigheid.

Aan den apostolischen vicaris is in 1850, ter gemoetkoming van het Christelijk onderwijs onder de slaven, ter hand gesteld eene som van ƒ 950.

§ 3. Israelitische.

De Israëlitische gemeente heeft alleen te Curaçao eene synagoge.

E . I n s t e l l i n g e n v a n liefdadigheid.

Te Curaçao bestaat een lazarus- en krankzinnigen- gesticht, reeds in het verslag over 1849, onder het hoofd „Burgerlijke geneeskundige dienst," vermeld. Op ultimo December 1850 waren in dat gesticht aanwezig:

leprozen 12 krankzinnigen 4 andere besmettelijke zieken. . . . 14

30

Voor voeding en kleeding is voor iederen lijder per dag iets meer dan 20 cents betaald.

Armen- of weezen-gestichten bestaan op Curaçao en onderhoorige eilanden niet.

Ook is er geen algemeen armbestuur of armenwet. De kerken en armenkassen tot de verschillende gemeenten behoorende, komen hare armen te gemoet.

Uit de vereenigde Hervormde en Luthersche kerk- en armenkas is in 1850 eene som van ƒ 2650.91% tot armenbedeeling aangewend geworden.

Door die som is te gemoet gekomen in den nood van 52 personen.

Ook bestaat er bij deze gemeente een klein fonds, dat door collecten is bijeenge-bragt, ten behoeve van derzelver weezen, hetwelk op ultimo December 1850 be-droeg ƒ 3756.41%. Gedurende dat jaar zijn uit de door het Gouvernement hier-voor verleend wordende ƒ 1500 en de renten van het kapitaal, onderstand, klee-ding en geneeskundige behandeling verstrekt aan 45 weezen.

Beide administratien worden door den kerkeraad der gemeente gevoerd, en na verificatie daarvan, jaarlijks rekening en verantwoording ingezonden aan den Gou-verneur, die dezelve aan de bemerkingen van den Kolonialen Baad onderwerpt.

In document BEHEER EN DEN STAAT (pagina 196-200)