• No results found

Reflectie en aanbevelingen voor aanvullend onderzoek

In document Verhaal halen (pagina 53-56)

5. Conclusie en discussie

5.4 Reflectie en aanbevelingen voor aanvullend onderzoek

Binnen dit onderzoek is een aantal zaken anders uitgepakt dan van te voren was uitgedacht. Om te beginnen een aantal punten wat betreft de gemanipuleerde verteltechnieken. Allereerst is in dit onderzoek gebruik gemaakt van slechts een paar verteltechnieken van het brede scala aan verteltechnieken dat bij verhalende journalistiek ingezet kan worden. Het gebruik van een paar specifieke verteltechnieken heeft als voordeel dat er uitspraken gedaan kunnen worden over welke afzonderlijke verteltechniek welk effect tot gevolg heeft. Echter, het nadeel van het gebruik van een paar specifieke verteltechnieken is dat het lastig is om een artikel zo te schrijven dat het duidelijk een verhalend geschreven artikel is. Dat was al merkbaar bij het manipuleren van de artikelen: het bleek bij het manipuleren erg lastig om het artikel wel verhalend te maken, maar om het tegelijkertijd ook mogelijk te maken om de verteltechnieken los van elkaar te kunnen trekken voor de verschillende versies. Dat komt doordat de verteltechnieken met elkaar samenhangen en samen één verhaal vormen. Zo heb krijg je bijvoorbeeld bij de verteltechniek ‘acties’ snel ook te maken met de verteltechniek ‘structuur’: door de nadruk te leggen op de acties zelf en daarna pas de gevolgen van die acties te bespreken, krijgt de alinea automatisch een meer chronologische structuur. Ook door iemand gedurende het verhaal te laten ontwikkelen in het kader van karakterisering zorg je voor een bepaalde structuur. De beschrijvingen van acties kan op haar beurt ook weer karakterisering tot gevolg hebben. Al met al bleek het dus lastig en soms onnatuurlijk om de verteltechnieken zo los van elkaar te manipuleren. Dat is ook duidelijk geworden bij de vragen over de manipulatiecheck en de algehele waardering: de mate waarin het aannemelijk is dat het artikel in een krant zou kunnen staan is niet erg hoog, namelijk 3.15 op een 5-puntsschaal. Respondenten vinden het dus niet erg waarschijnlijk dat de artikelen in de krant zouden kunnen staan. Daarnaast is ook de algehele waardering redelijk laag, de rapportcijfers die men aan de artikelen geeft variëren tussen de 5.3 (traditioneel artikel) en de 6.5 (geheel verhalend artikel). Ook dit kan komen door de onnatuurlijke manipulaties. Ook kan de lage waardering in het algemeen komen door de manier waarop de artikelen geschreven zijn: de onderzoeker is geen journalist die dagelijks nieuwsartikelen schrijft, het lijkt er op dat de respondenten dat merkten aan de tekst. Dit vermoeden wordt versterkt door de reacties op de vragenlijst zijn gekomen. Verschillende respondenten noemden dat ze het artikel vervelend of irritant vonden om te lezen. Echter, ondanks deze lage scores op de manipulatiecheck en de waardering, zijn er nog steeds effecten gevonden. De lage scores lijken in dit onderzoek dus niet problematisch te zijn en de effecten op de lezer in de weg te hebben gestaan. Al met al zorgt dit wel voor de aanbeveling om aanvullend onderzoek te doen met natuurlijke teksten in plaats van gemanipuleerde teksten. Indien aanvullend onderzoek gedaan wordt met natuurlijke teksten, is de kans groot dat de respondenten het geloofwaardiger vinden dat die teksten in een krant zouden staan en dat ze de artikelen in het algemeen meer waarderen. Dit kan vervolgens weer invloed hebben op de effecten die de lezer ervaart.

Daarnaast is in dit onderzoek gebruik gemaakt van slechts één artikel over één onderwerp. Dit onderzoek kan daardoor gezien worden als een soort pilot, een verkennend onderzoek over de vraag welke effecten verhalende journalistiek kan hebben. Het verdient daarom de aanbeveling om soortgelijk onderzoek te doen met andere artikelen over andere thema’s, zodat nagegaan kan worden of de effecten verschillen tussen artikelen met verschillende thema’s. Uitkomsten van zulk aanvullend onderzoek kunnen vervolgens gebruikt worden om specifieker aanbevelingen te kunnen doen aan journalisten over wanneer een thema geschikt is voor verhalende journalistiek.

Bij dit onderzoek is getracht de vijf artikelen zo identiek mogelijk te houden, met uitzondering van de gemanipuleerde verteltechnieken. Het is echter onmogelijk de manipulaties goed door te voeren zonder dat er lengteverschillen optreden tussen de manipulaties. Daardoor hadden de vijf verhalen wel een andere lengte, waarbij het geheel verhalende artikel het langste was. Ook Hartsock (2009) noemt dat in de praktijk verhalende journalistiek vaak langer is dan

47 Masterscriptie Hedwig Dijkstra | Verhaal halen

traditionele journalistiek. Daarom is het aan te bevelen om onderzoek te doen naar het effect van lengteverschillen. Op die manier kan gekeken worden of en in welke mate de gevonden effecten het gevolg kunnen zijn van de lengteverschillen tussen de teksten.

Daarnaast twee opmerkingen over twee variabelen die gemeten zijn. Allereerst de algehele waardering, die verschilt significant tussen het traditionele en het verhalende artikel. Interessant om te weten is waar die algehele waardering precies uit bestaat voor de lezer. Dat kunnen bijvoorbeeld een aantal componenten zijn die in dit onderzoek ook gemeten zijn, zoals de emotionele betrokkenheid. Maar het is ook goed mogelijk dat de algehele waardering voor de lezer uit compenten bestaat die niet gemeten zijn in dit onderzoek. Daarom verdient het de aanbeveling om in vervolgonderzoek na te gaan op basis van welke deelonderwerpen de lezer de alghele waardering een cijfer geeft. Ten tweede een opmerking over de lezersloyaliteit, waarbij geen significant verschil is gevonden tussen het traditionele artikel en het geheel verhalende artikel. De onderzoeker heeft van verschillende respondenten vernomen dat ze bij de vragen over lezersloyaliteit niet goed snapten wat er met die vragen bedoeld werd. Diverse respondenten gaven aan dat ze vragen over de lezersloyaliteit hebben beantwoord met de gedachte ‘ik lees sowieso nooit kranten, dus ook geen kranten met zulke artikelen’. Ook gaf een deel van de respondenten achteraf aan dat ze de vragen over de lezersloyaliteit geïnterpreteerd hebben als ‘artikelen met dit thema wil ik vaker lezen’, in plaats van als ‘artikelen met deze schrijfstijl wil ik vaker lezen’. Als een groot deel van de respondenten inderdaad de vragen op die manier geïnterpreteerd heeft, kan dat verklaren waarom de lezersloyaliteit niet significant verschilt tussen de tekstversies. Het thema was immers overal hetzelfde. Daarom wordt tot slot aanbevolen om de lezersloyaliteit nogmaals te onderzoeken, maar dan op een meer betrouwbare manier.

Als we kijken naar de effecten waarbij wel verschillen zijn gevonden tussen het traditionele en geheel verhalende artikel, valt op dat dat typisch verhalende effecten zijn, die ook in de algemene narratologie genoemd worden als mogelijke effecten van een verhaal. Zo noemen onder meer Rigney (2006) en Kreuter et al. (2007) dat een verhaal kan zorgen voor transportatie, dat de lezer emotioneel betrokken kan raken bij een verhaal en dat mensen sneller geneigd zijn aandacht te geven aan iets dat in een verhaalvorm wordt verteld. Echter, tegen verwachting in is bij een aantal variabelen (lezersloyaliteit, toegankelijkheid en geloofwaardigheid) geen verschil gevonden tussen het traditionele en het geheel verhalende artikel. Verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat deze variabelen van een andere orde zijn dan de typisch verhalende effecten waarbij wel een verschil is gevonden. Als we naar deze variabelen kijken, valt namelijk op dat het een soort neven-effecten lijken te zijn van de andere effecten. Deze neven-effecten lijken meer het gevolg van de andere effecten, dan dat het op zichzelf staande effecten zijn. Een voorbeeld om dit vermoeden toe te lichten: als men een hogere algehele waardering en meer aandacht heeft voor het artikel, zou het gevolg daarvan kunnen zijn dat ze een krant die verhalende artikelen plaatst vaker willen lezen. In dat geval is lezersloyaliteit dus het gevolg van andere effecten. Ook bij de toegankelijkheid en de geloofwaardigheid is het denkbaar dat deze meer een neven-effect zijn dan een hoofdeffect. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat er geen significante verschillen zijn gevonden tussen het traditionele en het geheel verhalende artikel wat betreft de toegankelijkheid, lezersloyaliteit en geloofwaardigheid: de variabelen lijken neven-effecten en de effecten van een verhaal zijn daardoor niet erg groot, waardoor het niet aangetoond kan worden dat de effecten significant verschillen. Dit vermoeden is aannemelijk, omdat voor al deze drie variabelen wel geldt dat de geheel verhalende versie iets hoger scoort dan de traditionele versie. Echter, de verschillen zijn niet groot genoeg om met 95% betrouwbaarheid te kunnen zeggen dat ze niet door toeval veroorzaakt worden. Het verdient dan ook de aanbeveling om bij vervolgonderzoek nauwkeuriger te kijken naar hoe de effecten zich tot elkaar verhouden en of er inderdaad sprake is van hoofd- en neven-effecten.

48 Masterscriptie Hedwig Dijkstra | Verhaal halen

Ten slotte de aanbeveling om verder onderzoek te doen naar het effect van de verteltechniek ‘karakterisering’. Uit dit onderzoek blijkt dat het gebruik van de afzonderlijke verteltechniek karakterisering in elk geval niet voor de gewenste effecten zorgt, en dat het in sommige gevallen zelfs de effecten naar beneden lijkt te halen. Het toepassen van karakterisering lijkt in sommige gevallen dus voor ongewenste effecten te zorgen. Daarom rijst de vraag of dit ook geldt wanneer karakterisering wordt toegepast in een geheel verhalend artikel. Dat zou onderzocht kunnen worden in een studie waarbij er bijvoorbeeld één manipulatie is met vier verteltechnieken en één manipulatie met dezelfde vier verteltechnieken, alleen dan zonder karakterisering. Zo kan nagegaan worden of het gebruik van karaktering ook bij een artikel dat verder helemaal verhalend is, voor het gewenste effect zorgt, of dat daarmee uitgekeken moet worden.

49 Masterscriptie Hedwig Dijkstra | Verhaal halen

In document Verhaal halen (pagina 53-56)