• No results found

Masterscriptie Hedwig Dijkstra | Verhaal halen3. Methode

In document Verhaal halen (pagina 32-37)

In deze studie is onderzocht wat de effecten zijn van verhalende journalistiek en welke verteltechnieken voor welk effect zorgen. Het meetinstrument dat daarbij gebruikt is is een vragenlijst, die aan vijf groepen respondenten is voorgelegd: één groep die een traditioneel artikel te lezen heeft gekregen en vier groepen die artikelen met verschillende verhalende verteltechnieken te lezen hebben gekregen.

3.1 Experimenteel design

Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van een tussen-proefpersonen post-test only design. Het betreft een tussen-proefpersonen design, omdat de vragenlijst aan vijf verschillende groepen respondenten is voorgelegd en de resultaten van deze vijf groepen met elkaar vergeleken zijn. Het gaat hier om een post-test only design, omdat er geen voormeting, maar alleen een nameting is gedaan: de respondenten hebben eerst één van de vijf artikelen gelezen en daarna vragen beantwoord over hoe zij het artikel ervaren hebben. Omdat er een randomiseringsprocedure heeft plaatsgevonden bij het samenstellen van de groepen, betreft dit een betrouwbaar experimenteel design waarbij causale interpretatie mogelijk is (Baxter & Babbie, 2003).

Daarnaast betreft dit een kwantitatief onderzoek, omdat aan de hand van tellingen en statistische toetsen is nagegaan wat de verschillen zijn tussen de vijf groepen respondenten. Tot slot gaat het hier om empirisch onderzoek, er is immers gekeken naar hoe respondenten de verschillende artikelen ervaren.

3.2 Onderzoeksmateriaal

3.2.1 Selectie verteltechnieken

De hoofdvraag is onderzocht door verschillende artikelen aan respondenten voor te leggen. De artikelen zijn gemanipuleerd op het gebied van verteltechniek. In elk artikel is een andere verteltechniek gebruikt, zodat nagegaan kan worden wat het effect is van de verschillende verteltechnieken. De manipulaties zijn gedaan op basis van de verteltechnieken die in paragraaf 2.2 behandeld zijn. Binnen het kader van deze afstudeerscriptie is het echter niet mogelijk om het effect van alle genoemde verteltechnieken te meten, daarom zijn drie verteltechnieken voor dit onderzoek geselecteerd. In paragraaf 2.2 wordt de keuze voor deze vertletechnieken gemotiveerd. Het is gerechtvaardigd om slechts drie technieken te gebruiken, want Blanken & De Jong (2014) geven aan dat een journalist niet persé alle technieken hoeft te gebruiken voordat een artikel verhalend is. De volgende verteltechnieken zijn gebruikt bij het samenstellen van de artikelen:

1. Er moet sprake zijn van een volgorde die spanning oproept doordat de ontknoping wordt uitgesteld. Dit staat meestal gelijk aan een min of meer chronologische structuur. 2. Personages moeten geloofwaardig omschreven zijn, er moet dus sprake zijn van

karakterisering.

3. Acties van de personages moeten nauwkeurig en van dichtbij omschreven zijn, alsof de lezer er zelf bij is.

3.2.2 Vijf versies van één artikel

Omdat in dit onderzoek niet alleen is gekeken naar het effect van verhalende journalistiek in het algmeen, maar ook naar de afzonderlijke verteltechnieken die deze effecten teweeg brengen, is er gebruik gemaakt van vijf verschillende versies van één artikel. Naast drie artikelen met de afzonderlijke verteltechnieken, is er ook een artikel waarin geen van de verteltechnieken wordt gebruikt en is er een artikel waarin alle verteltechnieken zijn toegepast. Dit levert vijf artikelen

26 Masterscriptie Hedwig Dijkstra | Verhaal halen

op als onderzoeksmateriaal, waardoor het mogelijk is om uitspraken te doen over de effecten van zowel de afzonderlijke verteltechnieken, als over effecten van een geheel verhalend artikel. In tabel 1 zijn de artikelen met bijbehorende verteltechnieken weergegeven. Verderop in deze paragraaf wordt toegelicht hoe de verteltechnieken geoperationaliseerd zijn.

Structuur Karakterisering Acties

1. Traditioneel

artikel Traditioneel Traditoneel Traditioneel

2. Gedeeltelijk

verhalend Verhalend Traditioneel Traditioneel

3. Gedeeltelijk verhalend

Traditioneel Verhalend Traditioneel

4. Gedeeltelijk

verhalend Traditioneel Traditioneel Verhalend

5. Geheel verhalend

Verhalend Verhalend Verhalend

Tabel 1: de vijf artikelversies

3.2.3 Gekozen nieuwsfeit

Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van een bestaand nieuwsartikel, dat gemanipuleerd en gefictionaliseerd is. Door een bestaand nieuwsartikel te gebruiken, wordt de geloofwaardigheid vergroot.

Om het juiste nieuwsfeit voor dit onderzoek te selecteren, is rekening gehouden met een aantal criteria. Allereerst zijn niet alle nieuwsgebeurtenissen geschikt voor verhalende journalistiek. Belangrijkste eis is dat er binnen de nieuwsgebeurtenis één of meerdere personen zijn die met een probleem te maken krijgen. Het verhaal moet vervolgens gaan over wat er gedaan wordt om het probleem al dan niet op te lossen (Blanken & De Jong, 2014). Daarnaast zijn bepaalde nieuwsgebeurtenissen niet geschikt voor dit onderzoek, omdat bij dit onderzoek niet alle verteltechnieken worden gebruikt. Verteltechnieken die niet gebruikt worden zijn onder meer het beschrijven van plaats en ruimte en een afwijkend perspectief van de verteller. Daarom zijn alleen nieuwsgebeurtenissen geschikt waarbij de verteltechnieken die niet gebruikt worden, minder relevant zijn. Er wordt dus bewust niet voor een nieuwsfeit gekozen waarbij bijvoorbeeld de omschrijving van locatie of het perspectief van de schrijver een cruciale rol speelt. Tot slot is in dit onderzoek bewust niet gekozen voor een nieuwsfeit waarbij de hoofdpersoon een ‘slechterik’ is, zoals een dief of terrorist. Dit heeft twee redenen. Ten eerste kan een hoofdpersoon die de lezer als niet-sympathiek beschouwt, er volgens De Graaf & Hustinx (2015) voor zorgen dat de lezer minder getransporteerd raakt in het verhaal. De mate van transportatie kan vervolgens weer een negatieve invloed hebben op de mate waarin de verschillende effecten worden ervaren, zoals de betrokkenheid en de meeslependheid. Omdat met dit onderzoek getracht wordt effecten te vinden, wordt daarom gebruik gemaakt van een sympathieke hoofdpersoon. Daarnaast moet het verhaal geloofwaardig blijven. Zoals Blanken & De Jong (2014) opmerken, zijn verteltechnieken zoals karakterisering en specifieke omschrijvingen van acties lastig bij een crimineel als hoofdpersonage. Dat komt doordat de journalist de hoofdpersonage in dat geval waarschijnlijk niet zelf kon spreken. Indien er specifieke omschrijvingen worden gegeven van het personage, is het dus geloofwaardiger dat de hoofdpersoon iemand is die de journalist ook daadwerkelijk gesproken zou kunnen hebben. Om de geloofwaardigheid van de artikelen te vergroten, wordt daarom geen gebruik gemaakt van een nieuwsfeit waarbij de hoofdpersoon een crimineel is.

Voor dit onderzoek is gekozen voor de volgende nieuwsgebeurtenis: de vermissing van een Amerikaans meisje, dat naar Nederland is weggelopen en daar uiteindelijk is gevonden met hulp van haar moeder. Om de verteltechnieken te kunnen toepassen, is het verhaal waar nodig

27 Masterscriptie Hedwig Dijkstra | Verhaal halen

gefictionaliseerd. Het verhaal bevat de volgende elementen, die elk in meer of mindere mate terugkomen in de vijf versies van het artikel.

 Probleem: de moeder van het meisje wordt geconfronteerd met een probleem, als ze erachter komt dat haar kind weg is.

 Acties: de moeder onderneemt verschillende acties om haar kind terug te vinden, ze komt erachter dat haar kind naar Nederland is gegaan en stapt zelf ook op het vliegtuig om haar kind te zoeken.

 Ontknoping: Het kind wordt gevonden in Nederland, moeder en kind worden herenigd.

 Achtergrondinformatie: het komt vaker voor dat tieners weglopen van huis en op het vliegtuig stappen.

3.2.4 Manipulaties

Nadat het nieuwsfeit is gekozen, zijn de manipulaties doorgevoerd. Om de manipulaties goed door te kunnen voeren, is het nieuwsfeit gefictionaliseerd. Om te voorkomen dat respondenten het nieuwsverhaal kennen en de vragen beantwoorden op basis van eerdere artikelen over het nieuwsfeit dat zij eventueel gelezen hebben, zijn plaats- en persoonsnamen gefigneerd. Daarnaast is het oorspronkelijke nieuwsfeit iets versimpeld, om te voorkomen dat de manipulaties nodeloos ingewikkeld zouden worden. Ook heeft de moeder een prominentere rol gekregen bij het opsporen van haar dochter, omdat Blanken & De Jong (2015) aangeven dat bij een goed verhaal de hoofdpersoon vaak onderdeel is van de oplossing van het probleem. Tot slot zijn zaken omtrent de drie manipulaties gefictionaliseerd, zodat de manipulaties op een juiste en geloofwaardige wijze doorgevoerd konden worden. Het fictionaliseren van het nieuwsfeit zorgt ervoor dat de artikelen niet meer waarheidsgetrouw zijn, maar dat is te verdedigen omdat het hier om een experimentele setting gaat.

De manipulaties zijn gedaan op basis van de verteltechnieken die in paragraaf 2.2 uitgewerkt zijn. Hierbij is per verteltechiek nagegaan wat de meest verhalende uitwerking en wat de meest traditionele uitwerking van die verteltechniek is. Op die manier is getracht het verschil tussen verhalend en traditioneel zo groot mogelijk te maken, zodat de kans op verschillen in effecten ook zo groot mogelijk is. Naast de manipulaties per verteltechniek, zijn er verder zo weinig mogelijk verschillen tussen de vijf artikelen. Door de manipulaties zijn lengteverschillen tussen de vijf teksten onvermijdelijk, maar de lengte tussen de vijf artikelen is wel vergelijkbaar gebleven. Daarnaast is de inhoud van de vijf artikelen hetzelfde, want in elk artikel wordt inhoudelijk dezelfde informatie gegeven. Tot slot vallen de vijf artikelen allemaal onder het genre ‘nieuwsverhaal’, want ze zijn geschreven volgens de genreconventies die Asbreuk & De Moor (2007) voor een nieuwsverhaal geven. Dat houdt in dat er een uitgebreide weergave van het nieuwsfeit wordt gegeven, dat er meer informatie in het arikel staat dan alleen de feitelijke informatie uit bijvoorbeeld het persbericht en dat het een informatief artikel is. De structuur van een nieuwsverhaal kan verschillen. Met uitzondering van de manipulaties, verschillen de vijf artikelen dus zo weinig mogelijk van elkaar, om te voorkomen dat eventuele gevonden effecten toegewezen kunnen worden aan lengte- inhoud- genreverschillen. Om de artikelen, naast het verhalende karakter, ook een duidelijk journalistiek karakter te geven, begint elk artikel met een lead die typisch is voor journalistiek: in de lead wordt in een paar zinnen verteld waar het artikel over gaat, zonder de hele inhoud van het artikel al uit de doeken te doen. Daardoor werkt de lead zowel informerend als verleidend (Asbreuk & De Moor, 2007). De inhoud van de lead is uiteraard per artikel wel afgestemd op de verteltechniek van dat artikel, om te voorkomen dat de lead het effect van de verteltechnieken in de rest van het verhaal teniet doet. Hieronder wordt per manipulatie besproken op welke manier de desbetreffende manipulatie is doorgevoerd. Ter illustratie worden daarbij voorbeelden genoemd uit het materiaal. In bijlage 1 zijn alle manipulaties weergegeven.

28 Masterscriptie Hedwig Dijkstra | Verhaal halen

Structuur

De eerste verteltechniek die in dit onderzoek is gebruikt betreft de structuur. De structuur is op basis van de volgende omschrijving gemanipuleerd:

 Traditioneel: Bij een traditionele structuur wordt er gebruik gemaakt van de structuur van de omgekeerde piramide. In de lead worden de 5 W’s en H genoemd, in het midden van de tekst worden details, argumenten en quotes gegeven. Het artikel eindigt met achtergrondinformatie en verwante gebeurtenissen.

Voorbeeldpassage (eerste zinnen na de lead):

 Verhalend: Bij een verhalende structuur wordt de ontknoping uitgesteld door een chronologische volgorde te hanteren. In de lead wordt het probleem van de hoofdpersonage gepresenteerd. Vervolgens bestaat elke alinea uit acties die de hoofdpersonage doet om het probleem op te lossen. Het verhaal eindigt met de ontknoping, waarin verteld wordt of en hoe het probleem is opgelost. Door deze structuur ontstaat er een spanningsboog.

Voorbeeldpassage (eerste zinnen na de lead):

Karakterisering

De tweede verteltechniek gaat over de karakterisering van de belangrijkste personages. De manipulaties van deze techniek zijn gedaan op basis van de volgende omschrijving:

 Traditioneel: In een traditioneel artikel wordt de hoofdpersoon alleen beschreven op basis van zakelijke en objectieve informatie, zoals geslacht en leeftijd. Er wordt geen aandacht gegeven aan gedachten of karaktereigenschappen van de hoofdpersoon.

Voorbeeldpassage:

 Verhalend: In een verhalend artikel wordt karakterisering toegepast. Dit wordt gedaan door personages te citeren, door uiterlijke omschrijvingen te geven en door innerlijke omschrijvingen te geven. Daarnaast wordt zowel aan expliciete als impliciete karakterisering gedaan.

Voorbeeldpassage:

“Sinds 13 juni was Helen Smith vermist, maar gisteren is ze in goede gezondheid teruggevonden. Aan de hand van vluchtgegevens kwam de FBI er al snel achter dat ze vermoedelijk in Nederland was, Helen zat namelijk aan boord van een vliegtuig naar Schiphol. Nadat de Nederlandse politie telefoonsignalen had getraceerd, werd vervolgens duidelijk dat Helen in de omgeving Enschede verbleef.”

“Sinds 13 juni was Helen Smith vermist. Aan de hand van vluchtgegevens kwam de FBI er al snel achter dat ze vermoedelijk in Nederland was, Helen zat namelijk aan boord van een vliegtuig naar Schiphol. Daarop ging Jennifer, de moeder van Helen, ook naar Nederland om haar dochter te zoeken.”

“Met hulp van de FBI werd namelijk duidelijk dat Helen naar Nederland was gevlogen, waarop Jennifer besloot ook naar Nederland te gaan.”

29 Masterscriptie Hedwig Dijkstra | Verhaal halen

Acties

De derde verteltechniek betreft de omschrijvingen van de acties van de hoofdpersonage. Hierbij is de volgende omschrijving gehanteerd:

 Traditioneel: Alleen de essentiële informatie over de acties die gedaan zijn, wordt omschreven. De acties worden op een objectieve en afstandelijke manier beschreven. In elke zin en alinea staan niet de acties zelf centraal, maar de resultaten van die acties. Voorbeeldpassage:

 Verhalend: Acties zijn de basis van het verhaal, het verhaal wordt opgebouwd aan de hand van de acties. De acties van de hoofdpersoon worden nadrukkelijk en gedetailleerd omschreven, alsof de lezer er zelf bij was. Er wordt nadruk gelegd op de acties zelf door de acties te omschrijven in de hoofzinnen, en pas daarna de uitkomsten van die acties te bespreken.

Voorbeeldpassage:

3.3 Meetinstrument

Het meetinstrument dat bij dit onderzoek is gebruikt, is een online vragenlijst. Zie bijlage 2 voor een kopie van de gebruikte vragenlijst. In die vragenlijst zijn drie soorten variabelen opgenomen, namelijk de onafhankelijke variabele, de afhankelijke variabelen en de interfererende variabelen. De onafhankelijke variabele is de verhaalversie en is niet gemeten maar gemanipuleerd. De afhankelijke variabelen zijn de effecten van het verhaal. Deze effecten zijn via quasi-directe vragen gemeten, omdat quasi-directe vragen gebruikt kunnen worden bij variabelen die respondenten niet uit zichzelf weten, maar waar ze wel verwante vragen over kunnen beantwoorden (O’Keefe, 2002). Dit is dan ook een veelgebruikte vraagtechniek in communicatie-onderzoek (Baxter & Babbie, 2003). Elk van deze variabelen is met zes items gemeten. Dit verhoogt de betrouwbaarheid van het onderzoek, want met zes items kan de samenhang tussen de items bepaald worden en kunnen items eventueel geëlimineerd worden indien dat de samenhang verhoogt. Bij elke variabele zijn twee items omgekeerd. Die items zijn hieronder met een sterretje aangegeven en zijn voor verwerken omgepoold. Alle quasi-directe

“Toen de FBI achterhaald had dat Helen naar Nederland was gevlogen bedacht Jennifer zich geen moment en stapte ze op het eerste het beste vliegtuig naar Nederland, haar dochter achterna. “Ik maakte me grote zorgen”, verklaarde Jennifer. “Dat meisje is 16 jaar, nog zo jong. Als haar iets zou overkomen zou het mijn hart verscheuren. Ik kon daarom niet anders dan haar zelf gaan zoeken.”

“Daarop besloot Jennifer de vermissing van haar dochter onder de aandacht te brengen, door te gaan flyeren in Enschede. Via de flyeractie kreeg Jennifer een tip van iemand die Helen had zien lopen in een wijk in het noorden van Enschede. Zij informeerde de politie daarover, die na extra surveilleren in de betreffende wijk Helen vervolgens vond.”

“Eenmaal in Enschede deelde Jennifer flyers uit aan inwoners, voorbijgangers en

toeristen, in de hoop dat iemand haar dochter zou herkennen. Maar de ene na de andere persoon vertelde haar dat hij Helen niet gezien heeft. Totdat ze een man sprak die de foto van Helen dacht te herkennen. Hij heeft haar gezien in een wijk in het noorden van de stad. Snel belde Jennifer de politie zodat zij met extra veel agenten in die wijk kunnen gaan surveilleren. Ook Jennifer haast zich naar die locatie toe. Later die middag kreeg Jennifer het verlossende telefoontje: de politie heeft haar dochter gevonden!”

30 Masterscriptie Hedwig Dijkstra | Verhaal halen

vragen hebben respondenten beantwoord met behulp van een 5-punts Likertschaal. Dit is een veelgebruikte en geschikte schaal voor het meten van attitudes (Dijkstra et al., 2014). In dit onderzoek geldt daarbij overal: 1=helemaal mee oneens, 2=mee oneens, 3=neutraal, 4=mee eens, 5=helemaal mee eens.

Uitzondering op bovenstaande omschrijving zijn de afhankelijke variabele ‘algehele waardering’ en de interferende variabelen ‘geslacht’, ‘leeftijd’ en ‘opleidingsniveau’. Bij deze variabelen wordt een andere meetmethode gehanteerd, die hieronder in de subparagrafen wordt toegelicht.

Hieronder wordt per variabele aangegeven hoe deze is gemeten en wat de betrouwbaarheid van de samenhang is tussen de verschillende items die samen één variabele meten. De SPSS-output van de betrouwbaarheidsanalyses staat in bijlage 3.

3.3.1 Onafhankelijke variabele

Verhaalversie

Er is één onafhankelijke variabele, namelijk het de versie van het artikel dat gelezen is. Er zijn vijf artikelversies, elke respondent heeft één versie gelezen. De verhaalversies variëren op het gebied van gebruik van verhalende verteltechnieken. In tabel 2 zijn de vijf verhaaltypen weergegeven.

Verhaalversies

1: Traditioneel Traditionele structuur, karakterisering en acties

2: Structuur Verhalende structuur, traditionele karakterisering

In document Verhaal halen (pagina 32-37)