• No results found

Masterscriptie Hedwig Dijkstra | Verhaal halen4. Resultaten

In document Verhaal halen (pagina 45-49)

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de statistische analyses gepresenteerd. Eerst is nagegaan of de resultaten van de manipulatiecheck verschillen tussen de vijf tekstversies. Daarna is gekeken wat het verschil in effect is tussen de verhaalversies en waar die verschillen precies zitten. Tot slot is nagegaan of de drie demografische variabelen als interfererende variabelen optreden.

4.1 Manipulatiecheck

In het onderzoek is een vraag gesteld over waarschijnlijkheid dat het artikel in een krant te lezen zou zijn. Via een one-way ANOVA is nagegaan of de uitkomsten van deze variabele verschillen tussen de vijf groepen. In tabel 14 zijn de uitkomsten van deze test weergegeven, de volledige uitslag van de test staat in bijlage 4. Uit deze test blijkt dat de variabele ‘manipulatiecheck’ niet significant verschilt tussen de vijf tekstversies (F = 1.38, p = .24). De effecten die in de volgende paragrafen besproken worden, worden dus niet veroorzaakt worden doordat de artikelen verschillen wat betreft waarschijnlijkheid dat het in een krant zou kunnen staan. Daarnaast blijkt uit de test dat de gemiddelde score op deze vraag 3.15 is. De vraag is op een 5-punts Likertschaal beantwoord, een gemiddelde uitkomst van 3.15 houdt dus in dat de respondenten redelijk neutraal zijn ten opzichte van de waarschijnlijkheid dat het artikel in de krant zou kunnen staan: ze vinden het niet onwaarschijnlijk, maar ook niet waarschijnlijk.

Traditioneel Gemiddelde (SD) Structuur Gemiddelde (SD) Karakterisering Gemiddelde (SD) Acties Gemiddelde (SD) Geheel Gemiddelde (SD) Manipu-latiecheck 2.97 (1.24) 3.41 (1.18) 2.83 (1.12) 3.16 (1.14) 3.35 (1.12)

Tabel 14: gemiddelde scores en standaard deviaties (SD) van de manipulatiecheck per verhaalversie.

4.2 De effecten van verschillende verhaalversies

Vervolgens is gekeken wat het effect is van de verschillende verhaalversies op de zeven gemeten variabelen. Door middel van een one-way ANOVA is gekeken welke variabelen significant verschillen tussen de vijf verhaalversies. Uit deze test blijkt dat bij alle variabelen sprake is van een significant verschil tussen verschillende versies. Het betreft de volgende variabelen: Algehele waardering (F = 4.15, p = .003), transportatie (F = 6.88, p = .000), emotionele betrokkenheid (F = 3.81, p = .006), toegankelijkheid (F = 4.65, p = .001), lezersloyaliteit (F = 3.48, p = .010), geloofwaardigheid (F = 6.00, p = .000) en aandacht (F = 2.92, p = .023). De volledige uitslagen van deze test staan in bijlage 5.

De p-waarde is bij elke variabele lager dan .05. Bij alle zeven variabelen is er dus een significant verschil tussen twee of meer van de vijf tekstversies. Om per variabele na te gaan tussen welke van de vijf groepen de gemiddelden precies significant verschillen, is Tukey’s post-hoc test uitgevoerd. In bijlage 6 staan alle uitslagen van deze test. In tabel 15 zijn de belangrijkste uitkomsten gepresenteerd. In deze tabel is bij elke variabele aangegeven wat de gemiddelde score en de standaard deviatie is per verhaalversie. Vervolgens is aan de hand van de superscripts boven de gemiddelden te zien waar de verschillen precies zitten: gemiddelden van één effect met dezelfde superscripts, verschillen significant van elkaar. Daarbij is aangehouden dat twee waarden significant van elkaar verschillen als p lager is dan .05.

39 Masterscriptie Hedwig Dijkstra | Verhaal halen Traditioneel Gemiddelde (SD) Structuur Gemiddelde (SD) Karakterisering Gemiddelde (SD) Acties Gemiddelde (SD) Geheel Gemiddelde (SD) Algehele waardering 5.33A,B (1.73) 6.35A (1.43) 5.37C (1.30) 5.97 (1.45) 6.45B,C (1.29) Transportatie 2.57A,B (.68) 2.93 C (.71) 2.88 D (.64) 3.05A (.60) 3.38 B,C,D (.44) Emotionele betrokkenheid 2.29 A (.75) 2.56 (.78) 2.42 B (.62) 2.67 (.66) 2.93 A,B (.64) Toegankelijk-heid 3.89 (.81) 4.22A (.40) 3.67A,B (.66) 3.94 (.46) 4.16B (.51) Lezersloyaliteit 2.35 (.79) 2.75 A (.84) 2.15 A,B (.85) 2.63 (.78) 2.80 B (.88) Geloofwaardig-heid 3.22 (.59) 3.61 A (.66) 2.95 A,B (.61) 3.34 (.55) 3.59 B (.70) Aandacht 2.71A (.93) 3.04 (.98) 2.68 B (.77) 3.03 (.96) 3.34A,B (.69)

Tabel 15: uikomsten ANOVA en post-hoc test. Gemiddelden van één effect met dezelfde superscriptis verschillen significant van elkaar.

4.2.1 Algehele waardering

De algehele waardering is gemeten op een 10-puntsschaal, door de respondenten te vragen een rapportcijfer te geven op het artikel dat zij hebben gelezen. De algehele waardering is redelijk laag: gemiddeld een 5.9 en bij sommige artikelen zelfs onvoldoende. Het laagste gemiddelde is een 5.3, het hoogste gemiddelde is een 6.5. Er zijn twee combinaties van artikelen waarbij de algehele waardering significant verschilt. Ten eerste wordt het artikel met de verhalende structuur significant hoger gewaardeerd dan het traditionele artikel (p = .043). Ten tweede heeft het geheel verhalende artikel een significant hoger rapportcijfer dan het traditionele artikel (p = .024) en dan het artikel met de verhalende karakterisering (p = .032). Het artikel waarin de acties op een verhalende manier zijn omschreven, verschilt van geen enkel artikel significant wat betreft de waardering. Omdat het artikel met de verteltechniek ‘structuur’ een significant hogere waardering heeft dan het traditionele artikel, lijkt het toepassen van de verteltechniek ‘structuur’ hier dus het effect te hebben dat de waardering voor een verhalend geschreven artikel verhoogd wordt. De verteltechniek ‘karakterisering’ zorgt op zichzelfstaand niet voor een hogere waardering, evenals het toepassen van de verteltechniek ‘acties’.

4.2.2 Transportatie

Bij het geheel verhalende artikel is de lezer significant meer getransporteerd in het verhaal dan bij het traditionele artikel (p = .000). Ook het artikel met alleen de verteltechniek ‘acties’ zorgt voor significant meer transportatie dan het traditionele artikel (p = .023). Dat doet vermoeden dat met name het toepassen van de verteltechniek ‘acties’ de transportatie verhoogt. Daarnaast is de transportatie bij het artikel met de verteltechniek ‘structuur’ significant lager dan bij het geheel verhalende artikel (p = .030). Dit geldt ook voor het artikel met de verteltechniek karakterisering (p = .016). Dit duidt erop dat de verteltechnieken ‘structuur’ en ‘karakterisering’ op zichzelfstaand niet voor meer transportatie zorgen.

De transportatie scoort gemiddeld over alle verhaalversies een 2.96. Het geheel verhalende artikel heeft de hoogste transportatie (3.38), het traditionele artikel heeft de laagste transportatie (2.57).

4.2.3 Emotionele betrokkenheid

De emotionele betrokkenheid van de lezer is significant hoger bij het geheel verhalende artikel dan bij het traditionele artikel (p = .004). Er is echter geen artikel met een afzonderlijke verteltechniek die significant hoger scoort dan het traditionele artikel. Daardoor kunnen er geen

40 Masterscriptie Hedwig Dijkstra | Verhaal halen

uitspraken gedaan worden over welke specifieke verteltechniek voor een hogere emotionele betrokkenheid zorgt. Wel valt op dat het artikel met de verteltechniek ‘karakterisering’ als enige losse verteltechniek significant minder emotionele betrokkenheid teweegbrengt dan het geheel verhalende artikel (p = .035).

Voor alle versies geldt overigens dat de emotionele betrokkenheid over het algemeen niet erg hoog is: gemiddeld scoort deze variabele een 2.58 en bij geen één verhaalversie komt deze waarde boven de 3 uit. Omdat op een 5-puntsschaal gemeten is, is de emotionele betrokkenheid overal dus lager dan ‘neutraal’.

4.2.4 Toegankelijkheid

De mate waarin de lezers het artikel als toegankelijk ervaren, verschilt niet significant tussen het traditionele en het geheel verhalende artikel. Wel is het zo dat het artikel met alleen de verteltechniek ‘karakterisering’ significant minder toegankelijk is dan het artikel met de verteltechniek ‘structuur’ (p = .002) en dan het geheel verhalende artikel (p = .009). De verteltechniek ‘karakterisering’ zorgt als afzonderlijke verteltechniek dus niet voor een hogere toegankelijkheid.

De toegankelijkheid scoort in vergelijking met de andere variabelen redelijk hoog: 3,98 gemiddeld, waarbij de laagste score 3.67 en de hoogste score 4.22 is.

4.2.5 Lezersloyaliteit

Ook bij de lezersloyaliteit geldt dat er geen significant verschil is tussen het traditionele en het geheel verhalende artikel. De lezersloyaliteit is bij het artikel met de verteltechniek ‘karakterisering’ wel significant lager dan bij het artikel met de verteltechniek ‘structuur’ (p = .032) en dan bij het geheel verhalende artikel (p = .022). Dit is hetzelfde patroon als we bij de toegankelijkheid zagen.

De lezersloyaliteit is over het algemeen genomen overigens niet erg hoog: gemiddelde 2.54 en bij geen één verhaalversie komt deze waarde boven de 3 uit. Omdat op een 5-puntsschaal gemeten is, is de lezersloyaliteit overal dus lager dan ‘neutraal’.

4.2.6 Geloofwaardigheid

Voor de effecten op de mate waarin de lezer gelooft dat het artikel naar waarheid is geschreven, geldt hetzelfde als bij de toegankelijkheid en de lezersloyaliteit: er is geen verschil tussen het traditionele en het verhalende artikel. Echter, het artikel met de verteltechniek ‘karakterisering’ scoort significant lager dan het artikel met de verteltechniek ‘structuur’ (p = .000) en dan het geheel verhalende artikel (p = .001).

De geloofwaardigheid van het artikel scoort gemiddeld een 3.35. Het artikel ‘karakterisering’ heeft de laagste geloofwaardigheid (2.95), het artikel ‘structuur’ scoort het hoogste op geloofwaardigheid (3.61).

4.2.7 Aandacht

Tot slot de mate waarin het artikel de aandacht van de lezer trekt. Het geheel verhalende artikel trekt significant meer aandacht dan het traditionele artikel (.045). Omdat er verder geen significante verschillen gevonden zijn tussen het traditionele artikel en artikelen met op zichzelf staande verteltecnieken, is onduidelijk door welke verteltechniek dit komt. Wel blijkt uit dit onderzoek dat de aandacht voor het artikel met de verteltechniek ‘karakterisering’ significant lager is dan de aandacht voor het geheel verhalende artikel (p = .032).

De aandacht die de lezers hebben voor de artikelen is redelijk laag: gemiddeld over alle versies een 2.97. Het geheel verhalende artikel trekt het meest de aandacht (3.34), het artikel ‘karakterisering’ het minst (2.68).

4.2.8 Samenvatting effecten

Met dit onderzoek wordt ten eerste getracht om in kaart te brengen welke effecten verschillen tussen een traditioneel en een geheel verhalend artikel. Daarom zijn in grafiek 2 de variabelen

41 Masterscriptie Hedwig Dijkstra | Verhaal halen

opgenomen waarbij er een significant verschil is tussen de traditionele versie en de geheel verhalende versie van het artikel. Uit die grafiek blijkt dat de algehele waardering, de transportatie, de emotionele betrokkenheid en de aandacht significant hoger scoren bij een geheel verhalend artikel dan bij een traditioneel artikel. Daarnaast geldt voor de algehele waardering, de transportatie en de aandacht dat het traditionele artikel in dit geval een onvoldoende scoort en het verhalende artikel een voldoende. Daarbij wordt aangehouden dat een rapportcijfer lager dan 5.5 onvoldoende is en een waardering op Likerschaal onvoldoende is als hij lager is dan een drie.

Grafiek 2: de effecten die significant verschillen tussen de traditionele en de geheel verhalende versie

Daarnaast blijkt uit dit onderzoek dat het gebruik van afzonderlijke verteltechnieken ook invloed kan hebben op de ervaren effecten. De verhalende structuur verhoogt in dit onderzoek de algehele waardering, de verhalend beschreven acties vergroten de transportatie. Als we verder kijken naar de effecten van de afzonderlijke verteltechnieken valt op dat het artikel met de verhalende karakterisering in alle gevallen voor significant minder sterke effecten zorgt dan het geheel verhalende artikel. Dat geldt ook als de effecten van het traditionele en het

verhalende artikel niet significant van elkaar verschillen. Tot slot is bij de toegankelijkheid, lezersloyaliteit en de geloofwaardigheid het patroon ontdekt dat het gekarakteriseerde artikel niet alleen lager scoort dan het geheel verhalende artikel, maar ook dan het artikel met de verhalende stuctuur.

4.3 Interactie-effect van geslacht, opleidingsniveau en leeftijd

Om na te gaan of bovenbeschreven gevonden effecten beïnvloed worden door een interactie-effect van geslacht, opleidingsniveau of leeftijd, zijn een aanvullende two-way ANOVA en een ANCOVA test gedaan. De belangrijkste uitkomsten van die testen zijn de p-waarden van het effect van versie*geslacht/opleidingsniveau/leeftijd op de afhankelijke variabelen. Die p-waarden geven immers aan of het effect van geslacht, leeftijd en opleidingsniveau voor

significante verschillen zorgt. Bij de geslacht als interactie-effect liggen de p-waarden tussen p = .16 (F = 1.67) en p = .87 (F = .46). Als we kijken wat het interactie-effect van opleidingsniveau is, liggen de p-waarden tussen p= .14 (F = 3.23) en p= .93 (F = .22). Tot slot liggen de p-waarden bij leeftijd als interactie-effect tussen p= .19 (F = 1.57) en p= .48 (F = .88). Geen van de p-waarden is dus lager dan .05. Met andere woorden: geslacht, leeftijd en opleidingsniveau hebben geen significante invloed op het effect dat verhaalversie heeft op de zeven afhankelijke variabelen. Omdat geen van de p-waarden significant is, is ervoor gekozen de uitkomsten van deze testen niet te presenteren in een tabel. In bijlage 7, 8 en 9 is de output van deze testen terug te vinden.

0 1 2 3 4 5 6 7

Alghele waardering Transportatie Emotionele betrokkenheid

Aandacht

Traditioneel Geheel verhalend

42 Masterscriptie Hedwig Dijkstra | Verhaal halen

[ [

In document Verhaal halen (pagina 45-49)