• No results found

5 Analyse: Gebiedsdialogen in Limburg

5.3 Reflectie door de geïnterviewden en vervolg

Samengevat vertelden de respondenten dat het gesprek ‘focus en verdieping’ en ‘scherpte aan verwachtingen naar de toekomst’ heeft gegeven. Bovendien werd benadrukt dat door de tweede ronde van de gebiedsdialogen het ‘urgentiegevoel nog sterker is geworden’. De respondent van het IPO sloot zich hierbij aan en benadrukte dat het feit dat er een bepaalde problematiek in Limburg is, waar de gemeente en de provincie niet alleen de oplossing kunnen verzorgen en dat het Rijk daarvoor nodig is.

Input voor BZK

Tijdens de interviews kwam duidelijk naar voren dat de deelnemers het gesprek vooral als input voor BZK zagen. De respondent van het ministerie vertelde dat er ‘veel meer inhoudelijke voeding is gekomen richting BZK’ wat betreft het onderwerp van internationalisering. Volgens hem hielp de dialoog ‘BZK in de beeldvorming van wat […] er allemaal achter dat [containerbegrip] grensoverschrijdend’ zit en wat het dus precies inhoudt. Dit containerbegrip is dus ten behoeve van de NOVI breder geworden dan alleen infrastructuur. Die verbreding is vooral gebeurd door de sectorale inbreng van de deelnemers, volgens de respondent van het ministerie. De geïnterviewde van het ministerie en ook de facilitator vertelden dat dit ook tijdens het tafelgesprek al werd bevestigd. Zij herinnerden zich dat de directeur van de NOVI al tijdens de dialoog had aangegeven dat het onderwerp van grensoverschrijdend door het gesprek meer invulling had gekregen.

Multilaterale communicatieprocessen in de NOVI 71 Geen nieuwe inzichten

Alle respondenten gaven aan dat ze zelf geen nieuwe inzichten hadden verkregen tijdens de tweede gebiedsdialoog. Veel meer kwamen tijdens het gesprek dezelfde onderwerpen naar voren die ook op andere tafels al spelden. Ook ten opzichte van de eerste ronde was er geen nieuws zoals de respondent van het ministerie stelde. De enige die vertelde enigszins iets nieuws te weten te zijn gekomen was de geïnterviewde van het IPO. Hij wist van tevoren dat internationalisering in dit gebied speelde maar gaf aan toch verbaast te zijn geweest ‘over de mate hoeveel dat dan [daadwerkelijk] is’. De respondent van de provincie relativeerde: ‘Je hebt misschien niets nieuws gehoord voor je eigen thema maar in de samenhang der dingen heb ik toch wel het idee dat het [gesprek] voor vrijwel iedereen meerwaarde heeft gehad.’

Toegevoegde waarde

Uit de interviews kwam naar voren dat in bovengenoemd aspect ook de toegevoegde waarde van de gebiedsdialoog zit. De respondent van het ministerie vertelde: ‘Ik denk toch dat je de grote issues, de gezamenlijke dingen wel probeert te pakken voor de NOVI. Dat is uiteindelijk wel de toegevoegde waarde.’ Hij lichtte toe dat de onderwerpen nu meer inhoud en focus hadden gekregen en breder toegelicht werden. Het uitzonderlijke aan deze bijeenkomst was dat het Rijk en de gemeenten samen aan één tafel zaten. Volgens hem komt dit niet zo vaak voor en daarom voegde hij toe: ‘Het is wel een keer goed om op dit niveau, gebiedsniveau, al die partijen bij elkaar te brengen denk ik.’ De respondent van het IPO legde uit dat overlegstructuren waarbij alle drie overheden samen komen wel bestaan. Echter gaf hij aan dat deze minder bestaan als het erom gaat over één specifiek gebied te praten en de verschillende onderwerpen die daarin spelen te behandelen. Verder omschreef hij de toegevoegde waarde: ‘De toegevoegde waarde van de gebiedsdialoog is, hoop ik, dat het Rijk in de NOVI daar input uit kan halen. Dat ten eerste. En dat het aan de andere kant een eerste stap is naar verdergaande samenwerking tussen de drie overheidslagen.’

Vervolg

Tijdens alle interviews werd duidelijk het vervolg benadrukt. Echter kwam ook naar voren dat daarin zowel kansen als ook uitdagingen liggen.

De respondent van het ministerie zag in het vervolg na de gebiedsdialoog vooral een rol bij de provincie en het Rijk. Volgens hem zou BZK nationale kaders neer moeten zetten en zou de provincie de inhoudelijke kant verder moeten gaan uitwerken. Bovendien lichtte hij toe dat er een heleboel verwachtingen waren gewekt met de dialoog en dat er vervolgens goed over nagedacht moest worden wat er met de opgehaalde input nu verder gedaan zou worden. Dit zou vooral spelen als er een vervolg op de dialoog gepland zou worden, omdat mensen dan zouden willen weten wat er met hun geleverde input gedaan was. Dit werd ook benadrukt door de facilitator die duidelijk maakte dat het vooral negatief werkt om mensen te betrekken en er vervolgens niets met de input te doen. Als mensen dan nog een keer worden benaderd is het logisch dat ze direct afhaken. Over verwachtingen gesproken, vertelde de facilitator dat de directeur van de NOVI tijdens het gesprek al aan verwachtingenmanagement had gedaan. De directeur gaf toen al aan met bepaalde onderwerpen niets te kunnen en over andere onderwerpen wel te willen praten. De facilitator beschreef dit als ‘strategisch handelen’.

De respondent van de provincie gaf aan dat voor sommige onderwerpen tijdens de dialoog te weinig kennis beschikbaar was. Voor deze onderwerpen zou in het vervolg meer voorbereiding en verdieping nodig zijn om ze te kunnen bespreken. Als voorbeeld noemde hij hierbij het onderwerp

Multilaterale communicatieprocessen in de NOVI 72 ‘circulariteit’. Daarnaast moet er goed worden nagedacht over een vervolg, omdat je niet over opgaven kunt blijven praten, maar de volgende stap zou moeten worden gezet. Hoe deze precies eruit ziet is nog de vraag.

Voor een mogelijk vervolg maakten de respondenten van de gemeente het voorstel om meer gebruik te maken van ‘facts en figures’. Daarnaast gaven ze aan dat er in het vervolg meer de cross-overs zouden moeten worden opgezocht: ‘We hebben nu de opgaven scherp gemaakt per keer, maar in de combinatie hebben we dat niet gemaakt. […] Dat zou wel een thema zijn.’ Verder stelden ze dat in de omgevingsagenda’s bovenregionale, regionale en lokale opgaven verbonden moeten worden en je met de drie overheidslagen samen moet opereren.

De respondent van het ministerie stelde als mogelijke bijdrage voor het vervolg voor, in het kader van het nationale persmoment dat straks zou komen bij de lancering van de NOVI, ook per provincie een iets meer toegesneden versie te maken. Deze zou vervolgens in lokale bladen kunnen worden gepubliceerd. In deze versies zou dieper in kunnen worden gegaan op de herkenbare onderwerpen die tijdens de gebiedsdialoog zijn benoemd en hoe die een plek in de NOVI krijgen.

Succes

Het vervolg speelt ook voor het succes van de gebiedsdialoog een rol. Op de vraag wanneer de gebiedsdialoog een succes voor hen zou zijn, maakten de respondenten een onderscheid tussen het proces en de inhoud en het nationale en het regionale niveau.

Procesmatig zou de gebiedsdialoog een succes zijn wanneer het continuïteit krijgt. Inhoudelijk zien de respondenten de gebiedsdialoog als een succes als op nationaal niveau urgente opgaven en onderwerpen uit de gevoerde gebiedsdialogen in de NOVI terugkomen, die per gebied nader worden uitgelicht. Dit sluit aan bij de regionale gedachte van succes. Voor Limburg is de gebiedsdialoog als een succes te zien als er herkenning van de urgente opgaven en problemen op nationaal niveau plaatsvindt. Meer specifiek lichtte iemand toe als de Euregionale samenhang bovenregionaal belang wordt toegekend.

De respondent van het IPO verklaarde dat hij in een nieuwe versie van de NOVI meer over internationalisering had gelezen. Internationalisering was het dominerende gesprek aan de tafel geweest, dus hij vermoedde dat de gebiedsdialoog daar ook van op invloed was geweest.

Omgevingsagenda

Onder het vervolg valt ook het creëren van een gezamenlijke omgevingsagenda, die de komende tijd moet worden opgesteld. Over de input die tijdens de gebiedsdialoog is gecreëerd voor deze omgevingsagenda waren de respondenten kritisch.

Volgens de respondent van het ministerie zijn alle relevante onderwerpen benoemd maar is er nog niet afgesproken wie vervolgens wat gaat doen op de verschillende lagen en welke ruimte je elkaar daarvoor geeft. In lijn daarmee gaf ook de respondent van het IPO aan moeilijk in te kunnen schatten of dit wat er nu opgeleverd was, voldoende is om een gezamenlijke aanpak te faciliteren. Hij benadrukte in dit kader vooral de bestuurlijke wil en verplichting die volgens hem daarvoor nodig zijn. Zonder deze bestaat het gevaar dat mensen samenkomen om te praten maar uiteindelijk geen resultaten worden behaald: ‘Zonder de bestuurlijke en zonder de procesmatige basis kun je nog zo mooie dingen verzinnen met elkaar, maar dan gaat het uiteindelijk niet werken.’ Om dit te waarborgen maakte hij het voorstel van periodieke gesprekken tussen bestuurders en een ambtelijke

Multilaterale communicatieprocessen in de NOVI 73 werkgroep van de verschillende bestuurslagen. Vervolgens zou je de opgehaalde inhoud tijdens de gebiedsdialoog kunnen gebruiken om die samenwerking inhoudelijk vorm te geven. Het beste zou op die manier een samenwerkingsverband op het schaalniveau van de regio plaats kunnen vinden. Echter zou het Rijk hiervoor ook geld en menskracht moeten vrij maken.

De respondent van de provincie bevestigde dat de verzamelde inhoud even in de achtergrond schuift en nu over de vorm van de agenda moet worden nagedacht. Tegelijkertijd benadrukte de respondent het belang om in het voortraject richting de omgevingsagenda de communicatie breder te trekken om nog breder input op te halen.

5.3.1 Duitsland

Een ander onderwerp waarover met de respondenten is gesproken was de (mogelijke) toekomstige rol van Duitse actoren in het vervolg van de gebiedsdialogen. Dit werd gedaan naar aanleiding van de dialoog waarin het dominerende onderwerp de grensoverschrijdende samenwerking met Duitsland was.

De respondent van het ministerie gaf aan dat de twee landen op dit moment beleidsmatig niet op hetzelfde niveau zitten. Verder bekende hij dat veel vanuit het Nederlandse perspectief wordt geredeneerd. Echter zou je voor een mogelijke grensoverschrijdende samenwerking als Nederland moeten kijken naar waar Duitsland op het moment staat. Hiervoor zou je de dialoog aan moeten gaan met het buurland. Hier zou je op nationaal niveau kunnen beginnen te delen wat in de NOVI staat om vervolgens mogelijke win-winsituaties te verkennen. Er kunnen namelijk kansen over en weer liggen. De grootste rol ziet de respondent van het ministerie hierbij in eerste instantie bij het Rijk. Dit sluit aan bij wat de mensen van de gemeente tijdens het interview vertelden. Volgens hen zou het Rijk de deelregering van Noordrijn-Westfalen moeten benaderen. De gemeenteambtenaren gaven namelijk aan dat wanneer zij het onderlangs zouden proberen ze op de verkeerde tafel zouden kunnen binnenkomen. Vervolgens zou het heel moeilijk tot onmogelijk zijn om vanuit daar weer op een hoger niveau terecht te komen. Dit werd aangeduid als een ‘heel fijn diplomatiek bestuurlijke spel’ dat inzet van de Rijksoverheid vergt.

De respondenten van de gemeente gaven ook al iets concreter aan op welke onderwerpen grensoverschrijdende samenwerking in het bijzonder kansen zou hebben volgens hen. Zo vertelden zij dat Zuid-Limburg een sterk punt heeft op lichte materialen, composieten, nieuwe soorten plastics en grootschalige productie met VDL. In Duitsland zijn ze echter heel sterk op de gebieden van ICT, aandrijving, batterij, technologie en alles wat ermee samenhangt. Hiermee zouden de twee landen samen in staat zijn om de auto van de toekomst te produceren en ook daar allerlei testen in het kader daarvan uit te voeren. Daarnaast vertelden zij dat de regio Aken al zegt dat ze samen met Zuid- Limburg de derde automotive regio van Duitsland zijn. Hetzelfde verhaal geldt verder ook voor life- sciences. Hier liggen volgens de respondenten van de gemeente grote kansen en zou het Rijk hierin sterker moeten participeren.

De respondent van het IPO was er iets minder positief over de grensoverschrijdende samenwerking met Duitsland en vertelde dat hij de indruk had gekregen dat Zuid-Limburg het buitenland meer nodig heeft dan andersom. Alsnog gaf hij aan dat het behulpzaam zou zijn de deelstaten al bij het opstellen van de omgevingsagenda’s te betrekken. ‘Want dan is er op een hoger schaalniveau al wat over gezegd en wat mee gedaan en is het vervolgens voor zon stad ook makkelijker om het gesprek aan te gaan.’

Multilaterale communicatieprocessen in de NOVI 74 Cultuurverschillen

Indirect werd ook het aspect van cultuurverschillen tussen de twee landen aangesproken. De respondenten vertelden dat Duitsers bijvoorbeeld veel formeler zijn dan Nederlanders en daar alles veel meer top-down georganiseerd is. Volgens een respondent bereiden Duitsers alles veel grondiger voor en zijn zij daardoor soms te langzaam terwijl Nederlanders door hen als chaotisch worden gezien, maar wel tot resultaten komen. Hiermee wordt aangeduid dat Nederlanders en Duitsers dingen op verschillende manieren aanvliegen. Dit zou ook van invloed kunnen zijn op een gezamenlijke dialoog en zou eventueel meer voorbereiding vergen om van te voren goed af te stemmen wat het gezamenlijke doel is en het proces om dit te bereiken.