• No results found

3 Welke onderzoekstechnieken geven meer inzicht in de aanwezigheid en samenstelling van een vernis?

Afbeelding 21 Detail geen vernis is schades en afwerklaag lijst op vernislaag van Rustende cavalerie in UV-straling

5.3 Reflectie casussen en analysemodel

Het analysemodel blijkt handig om alle gegevens die verzameld zijn overzichtelijk te maken en in te zetten voor het beantwoorden van de vraag of het vernis mogelijk origineel is of niet.

Niet voor alle onderzochte schilderijen kan een conclusie getrokken worden over de originaliteit van het vernis. Het blijft moeilijk om een uitspraak te doen. Soms omdat er niet genoeg bewijs is, waardoor meer onderzoek nodig is, en soms omdat de aanwijzingen

Bierings, UvA, 2015

60

niet sterk of duidelijk genoeg zijn, hetgeen het onderzoek bemoeilijkt. Voor de twee schilderijen die hier als voorbeeld hebben gediend, zijn de conclusies echter met redelijke zekerheid getrokken. De onderbouwing moet echter kritisch worden bekeken omdat elk schilderij uniek is en bepaalde observaties misschien een andere verklaring hebben die in het huidige onderzoek nog niet aan het licht is gekomen.

Bij het vermoeden dat een vernis origineel is spelen de jeugdcraquelures een belangrijke rol, aangezien deze bij sommige schilderijen niet bedekt zijn met vernis. Dit is tot nu toe een van de meest duidelijke aanwijzing gebleken bij deze groep schilderijen.

Het blijkt soms moeilijk te zijn te bepalen hoeveel lagen vernis er aanwezig zijn op het verfoppervlak. Hiervoor zijn verfdwarsdoorsnedes een techniek die meer duidelijkheid kan geven. Voor meer zekerheid zijn meer verfdwarsdoorsnedes noodzakelijk dan bij dit onderzoek, waar monstername met mate is gedaan.

Ten slotte blijkt de interdisciplinaire samenwerking tussen scheikundige,

kunsthistoricus en restaurator onmisbaar voor de toepassing van dit model. Alle technieken ondersteunen elkaar en zijn belangrijk bij het trekken van een conclusie.

Ondanks dat een groep van zeven schilderijen een onvoldoende grote groep vormt om op basis daarvan iets algemeens te zeggen over de algemene werkwijze van Breitner, zijn er toch een aantal opvallende dingen geobserveerd tijdens dit onderzoek. Zo bleek dat bijna alle schilderijen vroeg zijn ingelijst, waardoor de verflaag vervormd is op de plaatsen waar de lijst druk uitoefent op de verflaag. Hierbij aansluitend is de afwerklaag van veel lijsten achtergebleven op het verfoppervlak of op de vernislaag.

Bierings, UvA, 2015

61

6. Conclusie

Dit onderzoek is opgebouwd rond de hoofdvraag Hoe kan een restaurator bepalen of een vernis origineel is en hoe beïnvloedt dit de besluitvorming over de restauratiebehandeling van een schilderij?

Om deze vraag te beantwoorden is uiteengezet wat de samenstelling van een historisch vernis kan zijn en hoe historische vernissen werden toegepast. Uit dit

literatuuronderzoek volgde de volgende definitie van een origineel vernis: Een origineel vernis is het eerst aangebrachte vernis op een schilderij, tenzij er aanleiding is om aan te nemen dat het aanbrengen van een vernis in strijd is met de wensen van de kunstenaar. Wel moet het vernis binnen vijf jaar na vervaardiging zijn aangebracht.

Het derde hoofdstuk is ook op basis van literatuur geschreven en vormt een

uiteenzetting over onderzoekstechnieken die meer inzicht geven in vernissamenstelling. Bij het onderzoeken van vernissen zijn er meerdere analysemogelijkheden die gedetailleerde resultaten opleveren. Het ontwikkelde analysemodel blijkt een goed hulpmiddel om deze resultaten makkelijker te interpreteren. Door ze overzichtelijk te maken dwingt het model de onderzoeker tot een systematische aanpak, waardoor deze zo dekkend mogelijk kijkt naar het vraagstuk Is het vernis origineel of niet?

Een belangrijke uitkomst van dit onderzoek is dat de resultaten van het onderzoek naar de originaliteit van een vernis een rol kunnen spelen in de besluitvorming voor de behandeling. Als een vernis waarschijnlijk origineel is, of als hier onduidelijkheid over bestaat, dan zal bij de beslissing de waarde van een origineel vernis kunnen worden meegenomen. Of hierbij de materiele/historische waarde de voorkeur krijgt, of de esthetische/ahistorische waarde, hangt af van de visie van de instelling, eigenaar en restaurator in kwestie. De onderzoeker, meestal de restaurator, heeft hierbij een

adviserende rol en het is belangrijk dat deze zich daarvan bewust is. Zodat ook wanneer besloten wordt om het vernis te verwijderen, de waarden van het originele vernis afgewogen zijn tegen de esthetische verbetering die beoogd wordt met een schoonmaakbehandeling.

Originele vernissen zijn ten eerste potentiële bronnen van kennis over historische vernispraktijken van de schilder in kwestie of in het algemeen. Ook vragen over de veroudering van deze materialen en hoe deze veroudering te vertragen, kunnen op basis van dit materiaal beantwoord worden. Ten derde wordt bij restauratiebehandelingen vaak gestreefd naar een uiterlijk dat zo identiek mogelijk is aan het oorspronkelijke uiterlijk van het schilderij, eventueel wordt het gewenste effect na gebootst met moderne vernissen.

Er kan na onderzoek ook voldoende onderbouwing zijn voor het niet origineel zijn van het vernis. Ondanks dat dit niet het eerst aangebrachte vernis is, is dit meestal de enige bron over hoe het schilderij afgewerkt was tijdens een bepaalde periode in zijn

levensgeschiedenis. Hiermee vertegenwoordigt het de historische kijk op de esthetische waarden die in een bepaalde periode gangbaar waren. Hierop zijn uiteraard uitzonderingen, bijvoorbeeld als een schilderij tegen de wens van de kunstenaar in is gevernist. Echter, als er geen sterke reden is om te geloven dat een vernis niet bij de intentie van de kunstenaar hoort, dan zal er niet gekozen worden om een vernis permanent te verwijderen zonder een nieuwe aan te brengen.

De toepassing van het analysemodel is in dit onderzoek getest voor schilderijen uit 1880- 1923 vervaardigd door George Hendrik Breitner. De toepasbaarheid heeft zich voor deze specifieke groep schilderijen bewezen. Het model blijkt bruikbaar voor schilderingen op verschillende dragers. Of het model ook werkt voor schilderijen buiten deze periode en

Bierings, UvA, 2015

62

andere kunstenaars zal nog verder onderzocht moeten worden. Naar aanleiding hiervan zou het model kunnen worden aangescherpt.

Wat de toepassing op schilderijen van Breitner heeft laten zien is dat het, ook met hulp van het analysemodel, moeilijk blijft om deze vraag te beantwoorden. Soms omdat er niet genoeg bewijs is en soms omdat de aanwijzingen niet sterk of duidelijk genoeg zijn. Echter, bij de twee beschreven schilderijen is het wel mogelijk gebleken een aanvaardbaar onderbouwde conclusie te trekken.

Zoals beschreven in hoofdstuk 4, is niet alle kennis over het onderzoeken van vernissen in de literatuur terug te vinden. In deze scriptie is een poging gedaan om praktische, traditioneel mondeling overgedragen kennis op te schrijven, zodat deze in de praktijk geëvalueerd kan worden, waardoor deze kennis geformaliseerd wordt en het nut van deze informatie geoptimaliseerd wordt. Om de kennis over het bepalen van de originaliteit van een vernis aan te vullen kan meer onderzoek gedaan worden in (on)gepubliceerde documentatie van technisch onderzoek en restauraties, te vinden in openbare collecties. Daarnaast kunnen de argumenten, die in het analysemodel zijn verwerkt, sterker worden door een aantal zaken verder te onderzoeken.

Naar aanleiding van dit scriptieonderzoek is het interessant om een aantal zaken verder te onderzoeken. In het technische onderzoek van schilderijen blijkt het moeilijk dichtbij de definitie van een origineel vernis te komen. Tijdens dit onderzoek zijn de verschillende aanwijzingen benoemd die gebruikt kunnen worden om de originaliteit van een vernis te onderzoeken en zijn die in een analysemodel geplaatst. Toepassing van dit model toonde aan dat het erg moeilijk is om een vernis te dateren binnen de vijf jaar na vervaardiging. Een belangrijke aanwijzing wat betreft de datering van het vernis is als deze niet over de jeugdcraquelures heengaat. Om deze aanwijzing van meer betekenis te maken is het voor de toekomst interessant om onderzoek te doen naar het ontstaan van jeugdcraquelures en dan voornamelijk het tijdsbestek waarbinnen deze ontstaan.

Daarnaast kan er winst worden behaald met het simuleren van verschillende situaties die men in de praktijk tegenkomt. Er is nog geen systematisch onderzoek gedaan naar de verbinding tussen lagen, hoe een verflaag en de interface tussen lagen ogen in een verfdwarsdoorsnede na restauratiebehandeling. Ook onderzoek naar de kleur van de

fluorescentie van verschillende materialen kan een belangrijkere rol spelen. Voor dit laatste punt zou het interessant zijn om een atlas te maken van de fluorescentiekleuren van

verschillende harsen. Jiuan Jiuan Chen (Assistant hoogleraar Conservation Imaging, Art Conservation Department, State University of New York) doet op dit moment onderzoek naar een standaard weergave van UV-fluorescentie voor fotografie.182 Dit zou een

dergelijke atlas mogelijk en universeel toepasbaar maken. Hetzelfde geldt voor onderzoek naar fluorescent staining-methoden van dwarsdoorsneden.183

Ten slotte zou het samenstellen van een databank over vernis-samenstellingen, gebaseerd op vernisrecepten en technisch onderzoek, een handig instrument zijn om deze kennis overzichtelijk te maken. De beschikbare kennis hierover mist namelijk structuur en toegankelijkheid. Een databank zou onder andere het verbinden van onderzoeksresultaten met historische recepten eenvoudiger maken. Voor de onderzochte schilderijen van Breitner is het interessant om in de toekomst de resultaten te verbinden aan historische recepten uit deze periode. Hierdoor kan het inzicht in zijn vervaardigingstechnieken vergroot worden.

182 Niet gepubliceerd: Fluorescent Color Calibrator for Calibrating RGB Pixel Values, a US patent, with Paul

Messier, as a reference/target for ultraviolet radiation induced visible fluorescence photography, December 23, 2010.

Bierings, UvA, 2015

63

Er is geconcludeerd dat het ontwikkelde analysemodel de fase optimaliseert waarin alle informatie verzameld wordt waarop een restauratie-besluit gestoeld wordt. Het vestigt extra aandacht op het vraagstuk over de originaliteit van het vernis en biedt een

systematische benadering. Hierdoor wordt het belang van het vraagstuk beter onderkend waardoor hopelijk de gebruiker meer stilstaat bij de waarde van een origineel vernis.

…and it must be borne in mind that we may often find ourselves in closer touch with the mind of the artist by leaving the picture with its patina [including varnish] than by removing it. – Cesare Brandi 1949184

Bierings, UvA, 2015

64

7. Literatuurlijst

Appelbaum, Barbara. Conservation treatment methodology. Oxford, 2007.

Beltinger, K. ‘Craquelé op schilderijen’. Kunstenaars Materialen. Vol.8 (1993): p. 13-18. Berg, Klaas Jan van den. Analysis of diterpenoid resins and polymers in paint media and varnishes. MOLART (Molecular Aspects of Ageing in Painted Art). Amsterdam, 2003. Berg, Klaas Jan van den, Jerre van der Horst and Jaap J. Boon. ‘Recognition of Copals in Aged Resin/oil Paints and Varnishes’. In: ICOM-CC 12th Triennial

Meeting Preprints Lyon. London, 1999: p. 855–861.

Bergsma, Rieta en Paul George Hefting. Hendrik Breitner 1857-1923. Schilderijen, tekeningen, foto's. Bussum, 1994.

Bomford, David ea. Art in the Making, Impressionism. London, 1990.

Brandi, C. ‘The Cleaning of Pictures in Relation to Patina, Varnish, and Glazes’. The Burlington Magazine. Vol. 91, no. 556 (juli 1949): p. 183-188.

Callen, Anthea. The Art of Impressionism. Painting technique & the making of Modernity. New Haven and London: 2000.

Campbell, Lorne en Jill Dunkerton. ‘A famous Gosseart rediscoverd’. Burlington Magazine. Nr. 1116 (1996): p. 164-173.

Carlyle, L, Bourdeau, J. Varnishes: Authenticity and Permanence. CCI Colloquium. Ottawa, Canada, 1994.

Carlyle, Leslie ea. ‘Historically accurate ground reconstructions for oil paint’. In: Townsend, J.H., ea. (ed.) Preparation for painting: the artist's choice and its consequences. [postprints] London, 2008: 110-122.

Carlyle, Leslie. ‘Representing authentic surfaces for oil paintings: Experiments with 18th- and 19th-century varnish recipes.’ Art of the Past. Londen, 2005: p. 82-90.

Carlyle, Leslie. The Artist's Assistant: Oil Painting Instruction Manuals and Handbooks in Britain, 1800-1900, with Reference to Selected Eighteenth-century Sources . Londen, 2001. Colombini, M.P. ea. ‘GC-MS characterization of paint varnishes’. Microchemical journal. Vol. 67 (2000): p. 385-396.

Cursiter, Stanley, A. Martin de Wild. ‘Picture relining’. Technical studies in the field of the fine arts. Vol.5, nr.3 (Januari 1937): p.157-178.

Van der Doelen, Gisela Annabel. Molecular studies of fresh and aged triterpenoid varnishes. MOLART (Molecular Aspects of Ageing in Painted Art). Amsterdam, 1999.

Bierings, UvA, 2015

65

Dunkerton, Jill en Raymond White. ‘The discovery and identification of an original varnish on a panel by Carlo Crivelli’. National Gallery Technical Bulletin. vol.21 (2001): p. 70-76.

Eastaugh, Nicholas en Valentine Walsh. ‘Optical microscopy’. The Conservation of Easel Painting. Oxon, 2012: p. 306-317.

Engel, E.P. ‘Het ontstaan van de verzameling Drucker-Fraser in het Rijksmuseum’. Bulletin van het Rijksmuseum. Vol. 13, nr.2 (1965): p. 45-66.

European Confederation of Conservator-Restorers’ Organisations. E.C.C.O. Richtlijnen voor het beroep (II): ethische code. Brussel, 7 maart 2003.

Ex, Nicole. Zo goed als oud. Amsterdam, 1993.

Grevenstein-Kruse, A. van, (ed.) Restauratie, geschiedenis en vooruitgang. Nijmegen, 2005.

Hedley, G. ‘On Humanism, Aesthetics and the Cleaning of Paintings’. Measured Opinions: collected papers on the conservation of paintings UKIC. 1993: p 152-166. Hedley, G. ‘Long Lost Relations and New Found Relativities: Issues in the Cleaning of Paintings (1993)’. Issues in the Conservation of Paintings. The Getty Conservation Institute. 2004: p. 407-423.

Heijbroek, J.F. en Erik Schmitz. George Hendrik Breitner in Amsterdam. Bussum, 2014. Hefting, Paul George. George Hendrik Breitner. Eindhoven, 1956

Hefting, Paul George. Breitner in zijn Haagse tijd. Utrecht, 1970.

Hill Stoner, Joyce en Rebecca Rushfield (ed.) The Conservation of Easel Painting. Oxon, 2012.

Horie, Velson. Materials in conservation: organic consolidants, adhesives and coatings. Oxford: 2010.

Keijer, Kees. Breitners Amsterdam: schilderijen en foto’s. Bussum, 2004.

Keijzer, Matthijs de, en Pieter Keune. Pigmenten en bindmiddelen. Amsterdam, 2005. Kemp, Martin. Science and judgement by eye in the historical identification of works of art. 2015.

Kirsh, Andrea. ‘Towards an archaeology of modern painting’. Reviews. Association of art historians. Eugene (2002): p.707-711.

Kirsh, Andrea en Rustin S. Levenson. Seeing through paintings. Londen, 2000. Knut, N. Handboek voor het restaureren van schilderijen. Keulen, 1999.

Bierings, UvA, 2015

66

Krämer, Thomas. ‘Riss- und Borkenbildung historischer Gemäldenfirnisse’. Restauro, vol. 3 (april/mei 2013): p. 32-43.

Laudenbacher, Konrad. ‘Considerations of the Cleaning of Paintings’. New insights into the cleaning of paintings. Washington D.C. (2013): p. 7-10.

Loos, Wiepke en Guido Jansen. Breitner en zijn tijd: schilderijen uit de collectie van het Rijksmuseum, 1880-1900. Zwolle, 1995.

MacBeth, Rhona. ‘The technical examination and documentation of easel paintings’. The Conservation of Easel Painting. Oxon, 2012: p. 291-305.

Mairinger, Franz. Strahlenuntersuchung an Kunstwerken. Leipzig, 2003.

Massing, Ann. ‘French painting technique in the seventeenth and early eighteenth centuries and De La Fontaine’s Académie de la peinture (Paris 1679)’. Looking through paintings. London, 1998: p.319-390.

Noble ea. Bewaard voor de eeuwigheid. Den Haag, 2008.

Phenix, Alan en Joyce Townsend. ‘A brief survey of historical varnishes’. Hill Stoner, Joyce en Rebecca Rushfield (ed.) The Conservation of Easel Painting. Oxon, 2012.

Phenix, Alan. ‘Artists' and conservation varnishes: an historical overview’. In: Varnishing: theory & practice. ABPR conference. September 1993: p.1 12-26.

Rie, E. René de la. ‘Fluorescence of paint and varnish layers, parts I-III’. Studies in Conservation. vol. 27 (1982): p. 1-7; p. 65-69; p. 102-108.

Rie, E. René de la. ‘Photochemical and Thermal Degradation of Films of Dammar Resin’. In: Studies in conservation. Vol.33 (1988): p. 53-70.

Rie, E. René de la. ‘Polymer additives for synthetic low-molecular weight varnishes’. In: ICOM, 10th Triennial Meeting. Washington, 1993: p. 266-273.

Rie, E. René de la. ‘The influence of varnishes on the appearance of paintings’. Studies in Conservation. Vol. 32 (1987): p. 1-13.

Samet, Wendy. Painting Conservation Catalog, Varnishes and Surface Coatings. AIC. Washington, D.C., 2000. (Online te raadplegen via:

http://www.conservationwiki.com/index.php?title=Paintings)

Schaefer, Stephan. ‘Fluorescent staining techniques for the characterization of binding media within paint cross-sections and digital image processing for the quantification of staining results’. In: Bakkenist, T., Hoppenbrouwers, R., Dubois, H. (eds.) Early Italian Paintings. Techniques and Analysis. Symposium postprints. Maastricht, SRAL, 9-10 oktober 1996. Maastricht, 1997: p.57-64.

Bierings, UvA, 2015

67

modern Europe’. Bulletin of the GHI. (Herfst, 2010): p. 25-50.

Stichting Behoud Moderne Kunst/Instituut Collectie Nederland.Model voor

Besluitvorming bij de Conservering en Restauratie van Moderne Kunst. Amsterdam, 1999. Stols-Witlox, Maartje. ‘Final varnishes for oil paintings in Holland , 1600-1900. Evidence from written sources’. Zeitschrift für Kunsttechnologie und Konservierung. (2001): p. 241- 285.

Stols-Witlox, Maartje. ‘Historical Recipes for Preparatory Layers for Oil Paintings in Manuals, Manuscripts and Handbooks in North West Europe, 1550-1900: analysis and reconstructions’. Proefschrift, Universiteit van Amsterdam, september 2014: vol. 1, p. 169, voetnoot 222.

Stuart, Barbara H. Analytical techniques in materials conservation. Chichester, 2007. Sutherland, Ken. ‘Bleached Shellac Picture Varnishes: Characterization and Case Studies’. Journal of the Institute of Conservation. Vol.33, nr.2 (2010): p.129-145.

Sutherland, Ken. ‘Bleached Shellac Picture Varnishes: Characterization and Case Studies’. Journal of the Institute of Conservation. Vol.33, nr.2 (2010): p.129-145.

Thiel, P. J. J. van. ‘Het inlijsten van schilderijen in het Rijksmuseum sinds 1800’. Bulletin van het Rijksmuseum. Vol. 27, Nr. 4 (1979): p. 159-179.

Townsend, Joyce en Jaap Boon. ‘Research and instrumental analysis in the materials of easel paintings’. The Conservation of Easel Painting. Oxon, 2012: p. 341-366.

Townsend, Joyce H., Jacqueline Ridge en Leslie Carlyle. ‘Cobalt Blue, Emerald Green and Rose Madder in Copal-based Media Used by the Pre-Raphaelites’. Art of the Past. Londen, 2005: p. 60–68.

Townsend, Joyce H. ‘Evidence for varnishes used by British artists in the nineteenth century’. Journal of the Institute of Conservation. Vol.33, nr.2 (2010): p.147-161.

Webber, Sandra L. ‘Technical imaging of paintings’. Williamstown art conservation center technical bulletin. Nb. 2008: p.1-5.

White, Raymond en Jo Kirby. ‘A Survey of Nineteenth- and Early Twentieth-Century Varnish Compositions found on a Selection of Paintings in the National Gallery Collection’. National Gallery Technical Bulletin. Vol.22 (2001): p. 34-38.

7.1 Internetbronnen

Rijksmuseum. Rijks studio. Nb. 22 februari 2015. <https://www.rijksmuseum.nl/nl/rijksstudio>

Bierings, UvA, 2015

68

7.2 Ongepubliceerde bronnen

Berger, Helewise. ‘Van Gogh en Breitner in Den Haag’. (Ongepubliceerde Masterscriptie) Universiteit Utrecht, 2008. Verkregen via internet.

Diependaal, Johanna M.S. ‘De schilderkist van Breitner en de kleuren van Standage’. (Ongepubliceerde masterscriptie) Universiteit van Amsterdam, 2011. Verkregen via Maartje Stols-Witlox.

(Artikel hierover gepubliceerd: Diependaal, Hannie ea. ‘Breitner's paint box and the colours of standage’. Zeitschrift für die Kunsttechnologie und Konservierung. Vol. 27 (2013): p. 171-191.)

Onderzoek en restauratieverslag Stichting Restauratie Atelier Limburg. Nb.

Westra, Boudewien. ‘Onderzoek naar de originaliteit van de afwerklaag op de ladekast in het Jachthuis Sint Hubertus’. (Ongepubliceerde masterscriptie). Universiteit van

Amsterdam, 2012. Verkregen via Maartje Stols-Witlox.