• No results found

☐ 1.3 Gepigmenteerd vernis Als het gebruik van gepigmenteerd vernis bekend

6. Oplosmiddelentesten met alle oplosmiddelenfamilies

6.1 Gebruikelijk/beschikbaar materiaal binnen de vervaardigingsperiode

Het materiaal komt overeen met het

gebruikelijk/beschikbaar materiaal binnen de

vervaardigingsperiode

Het materiaal komt niet overeen met het gebruikelijk/beschikbaar materiaal binnen

de vervaardigingsperiode

Bierings, UvA, 2015

94

Bijlage 5. Handleiding analysemodel

Handleiding A. Identificatie schilderij: hier worden de basisgegevens van het schilderij ingevuld. Handleiding B. Non-materiele aspecten, schilderij-specifiek: geschiedenis van het schilderij: reconstrueer de ‘actie-momenten’ in de geschiedenis van het schilderij, zoals gearchiveerde restauratiebehandeling, tentoonstellingsmomenten, verandering van eigenaar, overstroming e.d. Raadpleeg hiervoor archiefmateriaal en andere bronnen aangaande de restauratiegeschiedenis, tentoonstellingsgeschiedenis en herkomst van het schilderij.

Handleiding C. Materiele aspecten, niet schilderij-specifiek: Kunsthistorische en schildertechnische context van het schilderij: diep de schildertechnische context van het schilderij uit door onderzoek te doen naar de werkwijze en intenties van de schilder, zijn groeps- of tijdsgenoten of periode waarin hij werkzaam was. Kijk naar literatuur, manifesten, correspondenties, onderzoek naar het oeuvre van de schilder en ongepubliceerde documentatie van technische onderzoeken en

restauraties in openbare collecties. Onderzoek daarnaast het ‘collectiebeheer’ van de (voormalige) eigenaar(en).

Handleiding D. Materiaaltechnisch onderzoek: begin het materiaaltechnisch onderzoek met een omschrijving/eerste indruk van de techniek van de vernislaag(en). Vul de gegeven aandachtspunten aan wanneer er andere kenmerken van toepassing zijn op het schilderij. Vervolgens wordt

eenzelfde beschrijving gegeven met betrekking tot de conditie van het schilderij in het algemeen. Voor ieder kenmerk dat moet worden ingevuld wordt in het analysemodel een aantal mogelijke antwoorden gegeven en de methode waarmee ze vastgesteld kunnen worden.

Handleiding E. Checklist: de checklist invullen. De hypotheses ‘het vernis is origineel’ en ‘het vernis is niet origineel’ hebben beiden een eigen kolom met bijbehorende kenmerken. Als het beschreven kenmerk van toepassing is op de vernislaag dan kan het bijbehorende vakje worden aangevinkt: !. Om praktische redenen zijn de eigenschappen geordend per

observatie/analysetechniek. Op die manier kunnen de vragen ingevuld kunnen worden per beschikbare techniek. Deze checklist moet per vernislaag ingevuld worden.

Handleiding 1.1 Pentimenti: Pentimenti kunnen worden herkend aan verschil in de

oppervlaktetextuur, glans en kleurverzadiging. Daarnaast kunnen nuances in UV fluorescentie helpen om pentimenti te lokaliseren. Het onderscheid met restauratieretouches kan worden gemaakt op basis van de schildertechniek: stilistisch, gebruik van pigmenten en medium en andere

gewoontes van een kunstenaar.

Handleiding 1.2 Oude vernisresten: oude vernisresten zijn soms met behulp van een

stereomicroscoop te zien onder een nieuw aangebrachte vernislaag vanwege een kleurverschil of in UV-straling door onregelmatige fluorescentiepatronen (eventueel ook met behulp van een

verfdwarsdoorsnede of oplosmiddelentesten).

Handleiding 1.3 Gepigmenteerd: pigmentatie van een vernis kan geobserveerd worden met de microscoop of in een verfdwarsdoorsnede. Een conclusie moet getrokken worden in combinatie met kennis over de vervaardigingstechniek van het schilderij en informatie over de herkomst en restauratiegeschiedenis van de collectie waar het deel van uitmaakt (of heeft gemaakt).

Handleiding 2.1 Schades in de verflaag: waar de vernislaag over schades heen aanwezig is, kan geconcludeerd worden dat het vernis na het ontstaan van deze schades aangebracht is. Probeer te bepalen wanneer deze schade ontstaan is. Als de verflaag nog erg zacht was, is het mogelijk dat het om zeer vroege schade gaat. Dergelijke vroege schade is meestal te herkennen aan zachte

Bierings, UvA, 2015

95

die duidelijk ontstaan zijn toen de verf al hard en bros was, is dat een sterke aanwijzing dat het vernis niet origineel is. Afwezigheid van vernis op dergelijke plaatsen ontkracht de hypothese van een origineel vernis niet, maar versterkt deze ook niet. De afwezigheid van vernis is zichtbaar als afwijkingen in de fluorescentie op de plekken die corresponderen met de schades.209

Handleiding 2.2 Ouderdomscraquelures: of het vernis de scheuren bedekt of niet, kan worden vastgesteld met behulp van UV-straling en een stereomicroscoop. Als het vernis door deze scheuren heen gaat kan aangenomen worden dat het vernis niet origineel is.

Handleiding 2.3 Jeugdcraquelures: of het vernis de scheuren bedekt of niet, kan worden vastgesteld met behulp van UV-straling en een stereomicroscoop. Als het vernis niet door deze scheuren heen gaat is het zeer waarschijnlijk dat het vernis origineel is. Er moet opgelet worden voor een

verstoord fluorescentiebeeld door pigmenten of medium die ook kunnen fluoresceren.

Handleiding 2.4 Lokaal gevernist: Wanneer een vernis selectief aangebracht is om plaatselijk een bepaald effect te bereiken, en duidelijk een artistieke rol speelt, kan dit een aanwijzing zijn voor een door de kunstenaar zelf aangebracht en dus origineel vernis. Hoe zwaar dit argument gewogen mag worden met betrekking tot de originaliteit, hangt af van de kunstenaar of

vervaardigingsperiode van het schilderij. Er moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat bij een restauratiebehandeling een vernis selectief is aangebracht of verwijderd, bijvoorbeeld bij een lokaal slechte verzadiging of bij plaatselijk oplosmiddelengevoelige verflagen. Lokaal vernis kan worden herkend aan fluorescentie die slechts lokaal te zien is. Bij een niet-fluorescerend vernis kan plaatselijk vernis misschien worden herkend in reflectielicht (zie verklarende woordenlijst) of door verschillen in de verzadiging in de verflaag.

Handleiding 2.5 Retouches: kijk met behulp van UV-straling of de retouches zich onder of boven de vernislaag bevinden. Als retouches zich onder de vernislaag bevinden, is het vernis na

restauratie aangebracht en dus niet origineel. Als de retouches echter op de vernislaag zijn

aangebracht, en de fluorescentie van het vernis blokkeren, zou het vernis wél origineel kunnen zijn. Bij onduidelijkheid over de opbouw kan een verfdwarsdoorsnede meer inzicht bieden. Hier moet gelet worden op dat sommige retouches misschien moeilijk waar te nemen zijn doordat

bovenliggende vernislagen deze kunnen maskeren.

Handleiding 2.6 Oude vernisresten op de rand van de drager: oude vernisresten op de rand van de drager, zoals druipers, kunnen wel of niet corresponderen met de vernislaag. Als deze niet overeenkomen dan is dit een beslissend argument om aan te nemen dat de eerste vernislaag verwijderd is. Dit kenmerk is waar te nemen in UV-straling, door verschillen in fluorescentie. Handleiding 2.7 Oude vernisresten op papierrand: beoordeel of de papierrand origineel kan zijn of later is aangebracht, bijvoorbeeld als het schilderij bedoekt is. Wanneer het vernis bovenop een niet originele papierrand is aangebracht, is dit een aanwijzing voor het niet origineel zijn van het vernis. Waar het vernis wel of niet aanwezig is, is vast te stellen met reflectielicht en UV-straling.

Handleiding 2.8 Doorsijpelen vernis naar achterzijde doek: als doorgesijpeld vernis aangetroffen wordt, is dit een beslissende aanwijzing dat het vernis niet origineel is. In een dergelijk geval is het craquelurepatroon (gedeeltelijk) waar te nemen op de achterzijde van het doek in UV-straling of in zichtbaar licht door de ongelijke nadonkering van de drager. Voor een juiste waarneming moet rekening gehouden worden met een verstoord fluorescentiebeeld door pigmenten of medium van de grondering die ook kunnen fluoresceren en eventueel aan de achterzijde door het doek heenkomen. Om hier een foute interpretatie te voorkomen moet een goede vergelijking gemaakt worden met het craquelurepatroon op de voorzijde van het schilderij.

Handleiding originaliteit lijst: voor het bepalen van de originaliteit van de lijst kan gelet worden op de volgende kenmerken:

- Moet van lijst in verflaag met ‘vroege’ schade: weggeduwd, geen harde breuken. - Vergeling vernis loopt tot dagmaat. Maar vernis loopt wel tot onder de lijst. - Afwerking lijst (bijvoorbeeld goud, bolus, schellak) is achtergebleven op het

schilderijoppervlak. Dit correspondeert met lacunes in de afwerking van de lijst. - Verfresten op de lijst (schilderij is vroeg ingelijst toen verf of vernis nog nat was).

Bierings, UvA, 2015

96

- Inlijstsporen achterzijde lijst en schilderij komen overeen, zoals spijkers, papierranden, schades, sporen wijzen niet op een her-inlijsting.

- Etiketten op achterzijde over tentoonstellingen en/of lijstenvervaardiger. - Stilistische en technische kunstgeschiedenis.

Handleiding 3.1 Vernisresten op de originele lijst: wanneer de lijst origineel is kunnen eventuele vernisresten op de lijst vergeleken worden met die op het schilderij. Als de samenstelling of fluorescentie overeenkomen ondersteunt dit het idee dat het vernis origineel is.

Handleiding 3.2 Originele afwerklaag van de originele lijst op het schilderij: wanneer de originele afwerklaag van de originele lijst op het schilderij aanwezig is, kan de laagopbouw iets duidelijk maken over de originaliteit van het vernis. Namelijk als deze boven de vernislaag ligt is het vernis aangebracht voor de afwerklaag afgedrukt is in de vernis, de vernis is hierdoor

hoogstwaarschijnlijk origineel.210 Hierbij moet gelet worden op de manier waarop de vernislaag

beschadigd is. Als deze ‘zachte’ schade heeft, alsof het schilderij is ingelijst met een nog niet uitgeharde verflaag, dan is het aannemelijker dat het vernis origineel is.

Handleiding 3.3 Vernisresten op de niet-originele lijst: als de lijst niet origineel is en er wel duidelijke vernisresten aanwezig zijn hierop, dan is dit een heel sterk argument om te vermoeden dat het vernis niet origineel is. Dit kan worden waargenomen in UV-straling en reflectielicht. Handleiding 3.4 Originele afwerklaag van de niet-originele lijst op het schilderij: wanneer de originele afwerklaag van de niet-originele lijst op het schilderij aanwezig is, kan de laagopbouw iets duidelijk maken over de originaliteit van het vernis. Als deze onder de vernislaag zit, is dit een beslissend argument om te concluderen dat het vernis niet origineel kan zijn. Dit kan worden waargenomen in UV-straling, reflectielicht en met een stereomicroscoop.

Handleiding monsterlocatie: het is interessant om een verfdwarsdoorsnede te nemen op afwijkende plekken, zoals bij vuil onder de vernislaag, oude vernisresten, onduidelijkheden qua opbouw bij bijvoorbeeld retouches of op plekken waar de afwerklaag van de lijst op het oppervlak aanwezig is. Handleiding 4.1 Vuillaag tussen verf- en vernislaag: wanneer het vernis niet direct op de verflaag ligt doordat hiertussen een laag van vuil of oude vernisresten te zien is in de verfdwarsdoorsnede, duidt dit op het niet-origineel zijn van het vernis. Bij een vuillaag moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat deze ontstaan is voordat een schilderij gevernist werd.

Handleiding 4.2 Oude vernisresten tussen verf- en vernislaag: wanneer het vernis niet direct op de verflaag ligt doordat hiertussen oude vernisresten te zien zijn in de verfdwarsdoorsnede, betekent dit dat het vernis niet origineel is. Hierbij moet rekening worden gehouden met eventuele resten van het gebruik van een tijdelijk vernis van eiwit, Arabische gom of vislijm.

Handleiding 4.3 Oppervlak onderliggende verflaag: in de verfdwarsdoorsnede kan het oppervlak van de verflaag bekeken worden. Dit zou een aanwijzing kunnen geven over of deze al een keer behandeld is. Wanneer deze opengebroken oogt, kan dit een aanwijzing zijn dat het vernis niet origineel is.

Handleiding 4.4 Verbinding vernislaag en verfoppervlak: in de verfdwarsdoorsnede kan worden bestudeerd hoe de hechting tussen de verflaag en de vernislaag is. Bij het ontbreken van een vuillaag en een hechte verbinding kan worden geconcludeerd dat de vernislaag vrij snel na de vervaardiging van het schilderij is aangebracht. Dit is te herkennen aan het in elkaar vloeien van beide lagen. Dit bevestigt dus alleen de originaliteit van de vernislaag in kwestie.

Handleiding 5.1 Gebruikelijk/beschikbaar materiaal binnen de vervaardigingsperiode: naar

aanleiding van de GCMS analyse zou er meer duidelijkheid kunnen zijn over de samenstelling van het vernis. De interpretatie hiervan moet worden gedaan in combinatie met de

verfdwarsdoorsnede(s) omdat het resultaat geen onderscheid tussen verschillende lagen maakt. De samenstelling van het vernis kan vervolgens vergeleken worden met de resultaten van onderdeel C, waar onder andere gekeken is naar de gebruikelijke en beschikbare historische vernissen. (In hoofdstuk 2 van deze scriptie wordt een chronologisch overzicht van historische vernissen gegeven.) Als de bestandsdelen van het geanalyseerde vernis niet overeenkomen het beschikbare

Bierings, UvA, 2015

97

materiaal binnen de vervaardigingsperiode, voor zover de kennis daarover strekt, is het vernis hoogstwaarschijnlijk niet origineel.

Handleiding 5.2 Gebruikelijk materiaal voor de kunstenaar: naar aanleiding van de GCMS analyse zou er meer duidelijkheid kunnen zijn over de samenstelling van het vernis. De interpretatie hiervan moet worden gedaan in combinatie met de verfdwarsdoorsnede(s) omdat het resultaat geen onderscheid tussen verschillende lagen maakt. De samenstelling van het vernis kan vervolgens vergeleken worden met de kennis over het materiaalgebruik van de kunstenaar. Als het gebruikt materiaal overeenkomt met het geanalyseerde vernis, is dit een ondersteunend argument voor het feit dat het vernis origineel is. Echter, de kunstenaar kan zijn afgeweken van zijn gebruikelijke materialen. Daarom is dit geen beslissend argument.

Handleiding 6.1 Gebruikelijk/beschikbaar materiaal binnen de vervaardigingsperiode: Als met behulp van oplosmiddelentestjes en de beschikbare kennis over de oplosbaarheid van harsen ed. een inschatting is gemaakt van de samenstelling van het vernis, kan een vergelijking gemaakt worden met de gebruikelijke en beschikbare historische vernissen binnen de vervaardigingsperiode. Als deze niet overeenkomen kan het vernis niet origineel zijn.

Bierings, UvA, 2015

98