• No results found

Bij implementatie van een nieuwe belasting is het belangrijk dat de belasting gerechtvaardigd kan worden. In dit hoofdstuk zal worden besproken welke voorwaarden er gelden voor een

rechtvaardige belasting en hoe het met de politieke haalbaarheid van de LVT is gesteld.

5.1 Rechtvaardiging kapitalisatie effect

Duidelijk is dat door het optreden van het kapitalisatie effect de huidige landeigenaren het zwaarst worden getroffen door implementatie of verhoging van de LVT. Echter volgens George is het rechtvaardiger om grondwaarde te belasten in plaats van verbeteringen omdat de

grondwaardestijging niet te wijten is aan inspanningen van de landeigenaar. Maar is toe te wijzen aan bevolkingsgroei en gemeenschappelijke inspanningen. George omschreef de LVT als een heffing die wordt geïnd door de gemeenschap, voor het gebruik van de gemeenschap over de waarde die een creatie is van de gemeenschap.

Rechtvaardigheid wordt vaak gekoppeld aan het draagkrachtbeginsel en het profijtbeginsel. Vanwege het draagkrachtbeginsel worden progressieve belastingsystemen over het algemeen vaak als rechtvaardiger beschouwd dan proportionele of degressieve belastingsystemen. Dit omdat progressie tegemoet komt aan het draagkrachtbeginsel, immers de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Bovendien kan progressie gerechtvaardigd worden omdat rijkere mensen een afnemend nut ondervinden voor goederen en diensten naarmate hun inkomen stijgt. Dit staat ook wel bekend als de Wet van Gossen. Het afnemende nut ontstaat doordat er een drempelinkomen geldt voor primaire levensbehoeften, boven dit drempelinkomen geven mensen geen geld meer uit aan dergelijke goederen.

Ook het profijtbeginsel wordt vaak genoemd als het op rechtvaardigheid aankomt. Het profijtbeginsel houdt in dat degene die profiteert van een voorziening voor het gebruik van de voorziening moet betalen. Nadeel van het profijtbeginsel is dat het moeilijk te meten is waar een persoon van profiteert, met name als het op het gebruik van publieke goederen aankomt. Het is namelijk zeer moeilijk te meten hoeveel een persoon van bijvoorbeeld defensie en dijken profiteert. Daarnaast is het lastig aan te geven waar arme mensen van profiteren omdat zij veelal afhankelijk zijn van overheidssteun. Echter kun je aan de hand van het model van de monocentrische stad wel goed het profijtbeginsel verklaren. Mensen die in de steden wonen profiteren van de vele

40 voorzieningen aldaar, waardoor er sprake is van een hogere economic rent. In tegenstelling tot mensen die op het platteland wonen, waar geen of weinig economic rent ontstaat.

Volgens Tideman (1982) zou het gerechtvaardigd zijn dat stadsbewoners die bovengemiddeld gebruik maken van natuurlijke hulpbonnen voor hun gebruikersvoordeel belast worden. Volgens de geïnterviewde Vermeulen voldoet de LVT aan het profijtbeginsel. Ook acht hij het rechtvaardig dat het deel van de waardestijging dat door gemeentelijke investeringen is ontstaan belast wordt. Kanttekening is dat het deel van de waardestijging dat door gemeentelijke

investeringen is ontstaan wel vastgesteld moet kunnen worden. Rinnooy Kan et al. (2015) sluiten zich hierbij aan. Zij vinden dat de momenteel door gemeenten

gedane investeringen in de fysieke leefomgeving worden belemmerd doordat de

grondwaardestijging die hiervan het gevolg is de gemeenten te weinig financieel voordeel oplevert. Zij pleiten er daarom voor dat een groter deel van het rendement dat voortkomt uit de economische waardevermeerdering neerslaat bij de gemeenten die bereid waren te investeren.

Een rechtvaardige belasting is echter ook een belasting die de belastinglast eerlijk verdeeld en door het optreden van het kapitalisatie effect lijkt de eerlijke verdeling ter discussie te staan. De waarde van land daalt na invoering of verhoging van de LVT meteen met de verdisconteerde waarde van de toekomstige belastingen. Het kapitalisatie effect treft alleen de huidige landeigenaren en de vraag is of dit gerechtvaardigd kan worden. Volgens de LVT theorie zullen er op lange termijn

productiviteitsvoordelen ontstaan die de waarde van land door de toegenomen vraag naar land weer verhogen, maar onzeker is of deze ontwikkeling zich daadwerkelijk zal voordoen. De geïnterviewde Vermeulen acht in dit kader de LVT invoering of verhoging bovendien niet Pareto-efficiënt. Niemand kan immers beter af worden zonder een ander te schaden. Het kapitalisatie effect zorgt ervoor dat de huidige landeigenaren erop achteruit gaan zonder dat zij hiervoor direct gecompenseerd worden. Desondanks is er volgens hem een uitzondering op deze regel. In nieuwe steden kun je door de LVT niemand benadelen, de landeigenaren daar hebben de grond namelijk tegen een agrarische waarde aangekocht waarin rekening is gehouden met de belasting. In nieuwe steden kan de LVT dus wel Pareto-efficiënt uitwerken. Een voordeel dat in de literatuur ook de revue passeert is het voordeel van de automatische compensatie. De LVT zorgt er namelijk voor dat populaire grondlocaties zwaarder belast worden en dat minder populaire gebieden automatisch gecompenseerd worden voor bijvoorbeeld de aanwezigheid van vele disameneties. De grondwaarde bepaald de grondslag en daarmee de het af te dragen bedrag aan belasting. Nadeel van de LVT is dat ongerealiseerde

meerwaarden in grondwaarde belast worden, wat moreel als onjuist wordt gezien. Juist omdat waarde nog niet gerealiseerd is en in de toekomst weer kan dalen.

41

5.2 Horizontale en verticale gelijkheid

Gelijkheid wordt over het algemeen als een belangrijk criterium voor een rechtvaardige belasting gezien. George stelde dat wanneer alle economic rent belast wordt gelijkheid bereikt zal worden. Geen enkele burger zal in dat geval een voordeel hebben ten opzichte van een ander, behalve door middel van persoonlijke vaardigheden en intelligentie. Mensen zullen krijgen wat ze verdienen. Gelijkheid kan worden onderverdeeld in verticale en horizontale gelijkheid. Verticale gelijkheid houdt in dat personen met een hogere draagkracht meer belasting moeten betalen dan personen met een lagere draagkracht. Horizontale gelijkheid daarentegen stelt dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld. Dit betekent dat mensen met hetzelfde inkomensniveau evenveel belasting moeten betalen. Als we van de bezitting land uitgaan betekent het dat land van gelijke waarde gelijk belast dient te worden.

Verticale gelijkheid strookt op het oog het meest met proportionaliteit. Ongelijke gevallen moeten immers naar mate van ongelijkheid anders worden behandeld. Dus een bezitting die twee keer zoveel waard is moet twee keer zo zwaar belast worden. Echter stelt de geïnterviewde Verkuijlen dat verticale gelijkheid ook kan betekenen dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Een progressief belastingsysteem acht hij dus ook geschikt, net als een evenredig en proportioneel belastingsysteem. Kijkend naar de horizontale gelijkheid van de LVT kan er een onrechtvaardigheid ontstaan. De LVT kan in theorie namelijk vastgoed met een gelijke totale marktwaarde ongelijk belasten als de land/capital ratio afwijkt. Bezitten twee verschillende personen bijvoorbeeld beide vastgoed met een totale marktwaarde van 100, maar kent de eerste persoon een hogere landintensiteit dan de andere persoon dan zal hij bij de pure LVT meer belasting moeten betalen dan de andere persoon. Bovendien is het van belang dat de waarde van land nauwkeurig getaxeerd moet kunnen worden, want inaccurate taxatie kan ertoe leiden dat grondbezit van gelijke waarde niet gelijk gewaardeerd wordt wat tot horizontale

ongelijkheid kan leiden. En mogelijkerwijs tast het ook de verticale gelijkheid aan, als bijvoorbeeld de gewenste progressieve uitwerking achterwege blijft omdat grondbezit inaccuraat getaxeerd wordt.

5.3 Politieke aanvaardbaarheid

Nu alle effecten en rechtvaardigingsgronden van de LVT uiteen zijn gezet kan beoordeeld worden of de LVT politiek aanvaardbaar is. Duidelijk is dat het overschakelen van een traditionele property tax naar een pure LVT kan leiden tot verschuivingen in de belastingdruk. En dat het kapitalisatie effect

42 een belangrijk thema is dat gerechtvaardigd moet worden. Daarnaast zal er veel weerstand zijn bij het deel van de bevolking dat veel vastgoed in bezit heeft dat voornamelijk uit grond bestaat. Zij zullen bij een verschuiving namelijk tot de verliezers behoren en meer belasting moeten afdragen dan voorheen. Terwijl de mensen die een onder gemiddelde landintensiteit kennen juist minder belasting hoeven af te dragen ten opzichte van de oude situatie.

Het is met name lastig om het kapitalisatie effect te rechtvaardigen omdat de huidige landeigenaren waarschijnlijk een prijs hebben betaald voor het perceel land dat is gebaseerd op een

belastingsysteem waarin land minder zwaar belast wordt. Hierdoor leiden ze meteen al verliezen terwijl ze nog moeten wachten of de productiviteitsvoordelen zich voor gaan doen. Op de korte termijn is dus duidelijk dat zij er op achteruit gaan, op de langere termijn hangt het af van het doorzetten van de beoogde productiviteitsontwikkeling. Een geleidelijke invoering van de LVT lijkt weinig zin te hebben om gedurende de transitieperiode het kapitalisatie effect zich meer geleidelijk te laten voordoen. Een verwachte belasting zal waarschijnlijk meteen al in de marktwaarde van land worden gekapitaliseerd.

Eventueel kunnen overgangsmaatregelen en belastingvrijstellingen het systeem politiek

aanvaardbaar maken. Hierbij kan gedacht worden aan een maatregel waarbij de overheid garant staat voor een deel van het marktwaardeverlies dat optreedt bij het kapitalisatie effect, bijvoorbeeld in de vorm van een lumpsum betaling. De verhouding van het aantal mensen dat erop vooruit en achteruit gaat zal bepalend zijn voor politieke aanvaardbaarheid. Deze verhouding zal op het platteland anders liggen dan in de steden waar juist een lastenverhoging wordt verwacht. Middels een belastingvrijstelling zou gerealiseerd kunnen worden dat veel doorsnee woningbezitters niet nadeel ondervinden van de verschuiving, echter zorgen vrijstellingen ervoor dat de grondslag van de LVT wordt uitgehold.

Alles omvattend is de conclusie dat het kapitalisatie effect de grootste politieke belemmering vormt om de LVT in te voeren. Vrijstellingen en overgangsmaatregelen kunnen de politieke

aanvaardbaarheid vergroten, maar zullen ook de overheidsopbrengst van de LVT verkleinen. Tevens zal de verticale en horizontale gelijkheid moeten worden gewaarborgd om draagvlak voor het belastingsysteem te behouden. En is duidelijk geworden dat beleidsdoelstellingen

43