• No results found

Rechtsvinding en interpretatie door de rechter bij de in artikel 106a lid 1 Fw

2 Hoofdstuk II: de gronden uit artikel 106a lid 1 Fw en rechtszekerheid

2.6 De rol van de rechter bij de toepassing van de in artikel 106a lid 1 Fw gekozen gronden

2.6.2 Rechtsvinding en interpretatie door de rechter bij de in artikel 106a lid 1 Fw

Bovengenoemde beschouwing van Wiarda leert ons dat wanneer een rechter niet louter fungeert als ‘spreekbuis van de wet’ en in verregaande mate aangewezen is op vrije rechtsvinding, dit negatieve consequenties met zich zal meebrengen, onder meer voor de rechtszekerheid.

Middels de analyse van het wetsvoorstel hebben we gezien dat de rechter in het kader van de uitoefening van zijn beoordelingsvrijheid geconfronteerd wordt met de invulling van open normen, zonder dat hierbij voldoende objectieve aanknopingspunten worden verschaft. In het licht van de beschouwing van Wiarda is de conclusie dan ook gerechtvaardigd dat hiermee de rechtszekerheid wordt aangetast.

Daarmee is de kous echter nog niet af. Wanneer de letterlijke tekst van de gronden in samenhang met de beschrijving daarbij in de toelichting onvoldoende soelaas biedt voor de toepasselijkheid van een norm op het concrete geval, is de rechter genoodzaakt zich op andere wijze van het geldend recht te vergewissen. Belangrijke pijler in dit proces van rechterlijke rechtsvinding betreft de interpretatie door de rechter. Middels interpretatiemethoden wordt het geldend recht achterhaald: er wordt betekenis toegekend aan regelformulering.206

Bij het oordeel of een specifiek geval voldoet aan de door de wetgever omschreven norm kan de rechter middels de interpretatiemethode de wil van de wetgever omtrent dit concrete geval op andere wijze achterhalen. Een belangrijke vraag die daarbij gesteld kan worden is: heeft de wetgever bedoeld een dergelijk geval onder deze norm te scharen?

Het antwoord op deze vraag is in de eerste plaats relevant bij het uitoefenen van de beoordelingsvrijheid van de rechter. Daarnaast is dit antwoord (daardoor) mede van belang bij de uitoefening van de rechterlijke beslissingsvrijheid nu dit een voorvraag vormt bij zijn

204 G.J. Wiarda & T. Koopmans, drie typen van rechtsvinding, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink 1999, p. 79-81. 205 G.J. Wiarda & T. Koopmans, drie typen van rechtsvinding, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink 1999, p. 81-82. 206 F.T. Groenewegen, wetsinterpretatie en rechtsvorming (diss. UvA), Amsterdam: BJu 2006, p. 7-9.

uiteindelijke oordeel om al dan niet over te gaan tot oplegging van het verbod. Bovendien kwam in §2.2.2.2. naar voren dat de rechter in het kader van zijn beslissingsvrijheid de bepaling in het geheel dient te lezen, al dan niet in samenhang met de relevante context. 207 Wanneer de rechter de wet zodanig poogt te interpreteren, dat het doel van de wetgever het beste tot uiting komt, wordt gesproken van de teleologische interpretatiemethode.208

Er bestaan daarnaast nog meer interpretatiemethoden die de rechter kan hanteren om het geldend recht te achterhalen.209 Uitleg naar het doel van de wet is in zijn algemeenheid ook een zeer vaak gebruikte interpretatiemethode.210 Nu het wetsvoorstel zich kenmerkt door een gebrek aan voldoende objectieve aanknopingspunten ter invulling van open normen en ter afbakening van de werkingssfeer, is de rechter bovendien in bijzondere mate genoopt terug te vallen op deze interpretatiemethode. Ik zal mij daarom beperken tot de behandeling van de teleologische interpretatiemethode.

In het kader van rechtszekerheid is het van belang zich te realiseren dat de wetgever heeft bepaald dat hoger beroep en cassatie mogelijk zijn. Dit draagt bij aan de rechtszekerheid van de bestuurder, nu het bijdraagt aan een eenduidige toepassing en de mogelijkheid biedt onjuiste beslissingen in eerste uitleg aan te vechten. Echter komen ook in deze instanties de teleologische aspecten van het wetsvoorstel om de hoek kijken.

Voor een volledig antwoord op de vraag naar rechtszekerheid in het kader van de uitoefening van de discretionaire bevoegdheid van de rechter, is nader onderzoek naar deze interpretatiemethode noodzakelijk. Immers, het teleologische kader zal gezien het open karakter van het wetsvoorstel een belangrijk handvat kunnen bieden bij de uitoefening van de rechterlijke discretionaire bevoegdheid, zowel in lagere als hogere instanties.

Het teleologische kader wordt bepaald door de opvattingen van de wetgever omtrent het doel van het wetsvoorstel. De parlementaire stukken waarin de wetgever zich hierover uitlaat vormen dan ook de basis om het doel van de wetgever te kunnen destilleren en het teleologische kader in kaart te brengen. Het betreft hier in feite een onderzoek naar de wijze waarop de in artikel 106a lid 1 Fw gehanteerde gronden zich verhouden tot het teleologische kader dat gevormd wordt door de uitlatingen van de wetgever in de Memorie van Toelichting en de overige parlementaire stukken die betrekking hebben op het wetsvoorstel.

Voor de beantwoording van de vraag naar rechtszekerheid ten aanzien van de teleologische interpretatiemethode dient dan ook onderzocht te worden of het teleologische kader waarover

207 Strikt genomen is rechtsvinding en interpretatie door de rechter slechts relevant met betrekking tot de

beoordelingsvrijheid (M.E.M.G. Peletier, rechterlijke vrijheid en partij-autonomie, Den Haag: BJu 1999, p. 6). Echter, gezien het open karakter van het wetsvoorstel als geheel en de onduidelijkheden m.b.t. het beoogde werkingsgebied, alsmede de samenhang met de beoordelingsvrijheid, draagt de interpretatiemethode tevens bij aan het verschaffen van een kader waarbinnen de rechter zijn beslissingsvrijheid kan uitoefenen.

208 F.T. Groenewegen, wetsinterpretatie en rechtsvorming (diss. UvA), Amsterdam: BJu 2006, p. 166. 209 Zie F.T. Groenewegen, wetsinterpretatie en rechtsvorming (diss. UvA), Amsterdam: BJu 2006, H3.

210 Zie o.a. J.M. Polak, Theorie en pracktijk der rechtsvinding (diss.), W.E.J. Tjeenk Willlink: Zwolle 1953, p. 42;

H.J. Snijders, Rechtsvinding door de burgerlijke rechter: een kwantitatief rechtspraak onderzoek bij de Hoge

Raad en de gerechtshoven (diss.), Kluwer: Deventer 1978, p. 75; J.A. Pontier, Rechtsvinding, Nijmegen: Ars

de rechter bij zijn interpretatie beschikt, bijdraagt aan een heldere en voorspelbare interpretatie van de in artikel 106a lid 1 Fw genoemde gronden. Hiermee zouden de hierboven geconstateerde negatieve effecten van het gebrek aan objectieve aanknopingspunten bij het hanteren van open normen en de afbakening van de werkingssfeer, voor een belangrijk deel kunnen worden gemitigeerd. De aantasting van het recht op rechtszekerheid van de bestuurder zou hiermee beperkt blijven. Omgekeerd geldt, dat indien het antwoord op voornoemde vraag ontkennend zou luiden, dit nog meer onduidelijkheden zou opleveren bij de toepassing van de in artikel 106a lid 1 Fw genoemde gronden op het concrete geval. De conclusie is dan gerechtvaardigd dat de rechtszekerheid van de bestuurder in nog ernstigere mate wordt aangetast.

Bij dit onderzoek zal worden voortgebouwd op de bevindingen uit het eerste hoofdstuk. De uitkomst van dit onderzoek draagt ertoe bij om op gefundeerde wijze antwoord te kunnen geven op de derde deelvraag:

Tast de discretionaire bevoegdheid van de rechter om op basis van het voorgestelde artikel 106a lid 1 Fw al dan niet over te gaan tot oplegging van het civielrechtelijk bestuursverbod, het recht op rechtszekerheid van de bestuurder aan?