• No results found

RECHTSGEDINGEN TEGEN DELFLAND

In document 013 (pagina 125-129)

BEHEER EN ONDERHOUD VAN WATERSTAATSWERKEN

RECHTSGEDINGEN TEGEN DELFLAND

19.47a Klad van een advies van achtemannen aan ambachtsbewaarders, om zich geen partij te maken op een eisch van de

heemraden op de smaldeelers, 15 juli 1589.

19.47 Memorie, om een advokaat te vragen of de ambachtsbewaarder zekere kosten, voorkomende in de rekening van de

vijf Oostambachten tot laste van Schieveen in rekening zou brengen, hetgeen niet mocht strekken tot prejudicie van hun proces nopens de ambachtslanden, en zijn antwoord, met berekeningen enz. over die zaak, 1590 of kort daarna.

19.48 Verzoekschrift van de verkoren hoofdingelanden aan de Staten van Holland om zekere punten en artikelen

betreffende de bediening van de ambten van de ambachtsbewaarders, het doen van hun rekeningen, bestedingen van werken en betaling van de daggelden van hen en de andere dienaren te agreëren en remonstrantie daartegen van de ambachtsbewaarders en achtemans en van de ambachtsbewaarders van de vijf Oostsluizen, 1599.

19.49 Vonnis van het Hof van Holland waarbij aan de hooge heemraden, als interveniënten, en den schout, ambachts-

bewaarders en achtemannen van Berkel, als eischers, hun eisch tegen Cornelis Aartsz. Boertge en anderen, als verweerders, dat zou worden verklaard dat dezen geen recht hadden tot de waterschutting genaamd de Hoeven- Zuidwind, van de Rookeveen tot den Driesprong, wezende tot Schieland, werd ontzeid, 31 juli 1651.

Perkament.

19.50 Akte van restablissement van commissarissen van den Hoogen raad in de zaak van de ambachtsbewaarders van de

ambachten onder Delfland en anderen, impetranten van mandement van complainte, tegen den baljuw van Delfland, gedaagde, over het berechten door de hooge vierschaar, de constitutie daarvan, het maken van keuren, en de electies van welgeboren mannen, 2 februari 1665. Gedrukt. En een berekening van kosten tot 1666, waarschijnlijk op deze zaak betrekking hebbende.

19.51 Stukken van gedingen van den dijkgraaf tegen:

- molenaars van de watermolens, wegens het niet kennis geven ter secretarie van Delfland van het kwijt zijn van hun peil, 1714 en 1718, en het maken van nieuwe platingen, zonder consent bekomen te hebben, 1718;

- ambachtsbewaarders en molenmeesters, wegens het laten liggen van oude en nieuwe molenroeden bij mekaar in de Zwet, 1718.

19.52 Dagvaardingen vanwege den dijkgraaf voor inwoners van het Noordeinde om vóór hoogheemraden te ver- schijnen,

wegens het doen maken van een brug en opgraving van een weg, en eischen, 1721.

Klad van een verzoekschrift van den heer, mitsgaders schout, gezworens en slijkheemraden en schout, ambachtsbewaarders en achtemannen aan den Hoogen raad om mandament van maintenue in de possessie in het hebben van opzicht over de wegen, heulen enz., het maken van keuren en ten opzichte van de tweede supplianten van het schouwen van die wegen, heulen enz., 18e eeuw, en andere stukken over die zaak, waaronder een extract uit een sententie van Keizer Karel van 9 maart 1522, volgens welke dijkgraaf en heemraden den schout, gezworens, slijkheemraden enz. de keur en schouw over hun wegen, heulen enz. zouden laten.

19.53 Uitspraak van het Hof van Holland in een geding van schout, ambachtsbewaarders en achtemannen mitsgaders den

molenmeester van over de Lede, impetranten van mandement in cas van reformatie, tegen den dijkgraaf, gedaagde, waarbij het teniet deed de vonnissen van hooge heemraden van 3 november 1718, bij welke de impetranten, als de zaak aangenomen hebbende voor de vijf watermolenaars, waren gecondemneerd over het malen boven hun peil, 8

mei 1722.

Afschrift.

19.54 Stukken van een geschil vóór de hoofdingelanden, 1725, en daarna vóór den Hoogen raad, 1728, tusschen dijkgraaf

en hoogheemraden en "die van Berkel en Rodenrijs" over het overleveren van de jaarlijksche ambachts- en polderrekeningen aan dijkgraaf en hoogheemraden.

19.55 Dictum van den Hoogen raad tusschen dijkgraaf en hoogheemraden, eischers en gerequireerden, en den heer,

schout, ambachtsbewaarders en achtemannen, mitsgaders den molenmeester van over de Lede, verweerders en requiranten, waarbij verklaard werd, dat de ambachtsbewaarders die enige garing hadden, gehouden waren zich te gedragen naar het reglement bij de hoofdingelanden mitsgaders dijkgraaf en hooge heemraden in 1605 gearresteerd, 31 juli 1733.

Afschrift.

Resolutie van hoogheemraden, om de tien rekeningen van het sluisgeld, ambacht en polder over 1723-1727 aan den secretaris te restitueeren, om geredresseerd te worden overeenkomstig het voormelde reglement en dictum,

verzoekschriften van schout, ambachtsbewaarders en achtemannen, mitsgaders den molenmeester van over de Lede aan dijkgraaf en hoogheemraden, resoluties van dezen, memories en andere stukken over deze zaak,

1733-1735.

19.56 Advies van rechtsgeleerden over de vraag of de polder een afgebrande watermolen weer mocht opbouwen zonder

consent van dijkgraaf en hoogheemraden, 17 december 1747. 3 afschriften.

19.57 Stukken van een geschil tusschen dijkgraaf en hoogheemraden en "die van Berkel en Rodenrijs" over het

publiceeren en affigeeren van biljetten van het schouwen en over het geven van een ontbijt bij het drijven van de schouw, 1753.

19.58 Stukken van een geschil vóór de Staten van Holland tusschen de ambachten van Maasland, Maassluis,

Vlaardingerambacht, Schipluiden, Hodenpijl, St. Maartensrecht, Berkel en Rodenrijs en andere, en hoofd- ingelanden, over de geldigheid van een keur van dijkgraaf en hoogheemraden van 27 october 1755 op de binnenlandsche werken, 1755-1757.

Stukken van een geschil tusschen den dijkgraaf en schout en ambachtsbewaarders met den heer vóór hoogheemraden, daarna bij de Staten van Holland wegens een post en de rekening over 1756 betreffende de kosten van voormeld geding, 1757-1760.

19.59 Stukken van een geschil tusschen den dijkgraaf en schout en ambachtsbewaarders wegens het niet opwachten van

dijkgraaf en hoogheemraden bij de visitatie van het verslagturven, 1757 en 1758.

19.60 Kladden van stukken van schout en ambachtsbewaarders aan dijkgraaf en hoogheemraden, en stukken van dezen

aan de eersten betreffende moeielijkheden tusschen de eigenaars van landen in den Noordpolder, over het poten van hout in strijd met de keur van schout, ambachtsbewaarders en achtemannen van 11 september 1799, en ampliatie-keur op de beheering van de drooggemaakte polders gelegen binnen Berkel en Rodenrijs en Den Tempel, waarbij die artikelen werden ingetrokken.

19.61 Sommatie van dijkgraaf en hoogheemraden aan schout en schouwers tot het in orde maken van de Pissenkade,

10 juli 1817.

20.1 Verdrag tusschen het Hof van Delft en Berkel, om het water dat in Berkel geloopen was, door drie of vier gaten in de ka weer in het Hof van Delft te laten loopen, 15e eeuw.

20.2 Belofte van Schieveen aan "die van Berkel" om de Landscheiding gedurende den winter met ruigte, mist en aarde

dicht te houden en tegen den aanstaanden zomer met harde vreemde aarde te doen maken, 12 december 1585. Gewaarmerkt uittreksel uit een register van Delfland, 30 september 1677.

20.3 Overeenkomst tusschen ambachtsbewaarders met advies van den schout en achtemans, en Matthijs Cornelisz., over

het maken van een overtocht of windaas op zijn Landscheiding achter de kerk, 8 maart 1598.

20.4 Akkoord tusschen ambachtsbewaarders en sommige geburen en contribuanten van de Kerkheul over het

onderhouden van de vaart door en het maken van een nieuwe heul, 28 december 1605. Gewaarmerkt afschrift van 16 februari 1606.

Verdrag tusschen eenige geburen van de Zuidzijde van het dorp en ambachtsbewaarders over het vernieuwen van de heul en de betaling volgens de brieven van 1606, 24 april 1644.

Zie ook onder nrs. 7.18 en 19.11

20.5 Verdragen van schout, ambachtsbewaarders en achtemans met inwoners, over paden over land van laatstge-

noemden:

- van den Rodenrijschen weg tot de Wildersche kade, 1643, 1678 en 1717; - van den Zuideindschen weg tot de Landscheiding, 1723, 1734, 1741 en 1750.

20.6 Consent van hooge heemraden voor de ambachtsbewaarders en achtemannen om te verdragen met "die van

Zegwaard" over het verhoogen van de Oostkade en den Hoofweg tot kosten van het gemeene land van Delfland, 19 februari 1644, en daarop gemaakt verdrag, 20 juni d.a.v.

Afschrift.

20.7 Verdrag tusschen molenmeesters van den Noord- en den Zuidpolder van Delfgauw, ambachtsbewaarders en een

achteman van Pijnakker, en een ambachtsbewaarder van Berkel, geassisteerd met David Coorewinder, allen voor een zeker gatal mergens, om mergens-mergensgelijk de watering tusschen de Kromme heul en den bonten paal buiten de Oostpoort der stad Delft te laten diepen, enz., 16 december 1655.

Gewaarmerkt afschrift van 8 februari 1656, en een gewaarmerkt afschrift hiervan van 9 september 1660.

20.8 Verdrag van burgemeesters en regeerders van de stad Delft en schout en ambachtsbewaarders over het onderhoud

van het windaas, op Ruiven bij de Meer, 14 mei 1681. Afschrift.

20.9 Verdrag tusschen den schout, ambachtsbewaarders en achtemannen, en den schout, ambachtsbewaarder en

molenmeester van den Binnenwegs-polder van Zegwaard, over het leggen door dezen van een pomp of duiker in de Landscheiding omtrent de Rokkeveen in plaats van den duiker achter Bleiswijk, 21 april 1694.

20.10 Verdrag van burgemeesteren en regeerders der stad Delft en schout, ambachtsbewaarders en achtemannen over het

onderhouden van het windaas op de Strikkade genaamd de Striklede door de eersten en van de vaart van de heul in den Noordeindschen weg tot dat windaas en vandaar tot de Oostwatering, 7 september 1713.

20.11 Verdrag tusschen den heer, ter eene, en schout, ambachtsbewaarders en achtemannen met den molenmeester van over de Lede, ter andere zijde, over het onderhouden van het gedeelte van de Landscheiding dat wijlen Simon Jodocus Kruger, heer van Berkel en Rodenrijs, tot een rijweg gemaakt had, 8 september 1713 -

20 januari 1714.

Gewaarmerkt afschrift van 27 juli 1714.

20.12 Contract tusschen burgemeesteren en regeerders der stad Rotterdam, en schout, ambachtsbewaarders en

achtemannen, en den molenmeester van over de Lede, over het onderhoud van het windaas op de Landscheiding bij het dorp, 26 october 1715, en extracten uit de resoluties van de vroedschap van die stad over die zaak,

1715.

20.13 Verdrag tusschen schout en ambachtsbewaarders, als bij schout, ambachtsbewaarders en achtemannen, en den

molenmeester van over de Lede gequalificeerd, en molenmeesters van den Zuid- en Noordpolder van Delfgauw, waarbij eerstgenoemden het onderhoud van de Laanheul en de Kromme heul afkochten, 2 juni 1769, en eenige stukken over die zaak.

20.14 Overeenkomst tusschen den havenmeester van Delft, als bij de burgemeesteren en regeerders geautoriseerd, en den

schout, ambachtsbewaarders en achtemannen, mitsgaders den molenmeesters van over de Lede met approbatie van den heer, dat de brug in den Ledeweg, even door het Meerhek, zou worden verlaagd en door voorzegde stad bij continuatie worden onderhouden tegen een recognitie uit des polders kas, 1 mei 1789.

Als voren.

Notarieel afschrift van 4 mei 1789. Stukken betreffende die zaak, 1788.

20.15 Overeenkomst tusschen het polderbestuur en eigenaars van de landen in den Ouden Ledepolder, volgens welke die

polder in den winter tot hulpboezem ten voordele van de overige polders van Berkel zou dienen, 22 maart 1856. Afschrift.

BAND 21 - 23 BESTEDINGEN

21.1 Laatste besteding van de Zwetkade door de ambachtsbewaarders en achtemannen, met de ambachtsbewaarders en

eenige geburen van Schieveen, 30 maart 1618.

Akten van besteding en bestekken van verschillende werken, met kwijtschriften en andere bijlagen:

21.2 omstreeks 1600 - 1749;

22. 1750 - 1774;

23.1 1775 - 1829.

23.2 Besteding van de kade achter Berkel door ambachtsbewaarders en achtemannen van Pijnakker en een achteman van

23.3 Staten van bestedingen en verkoopingen door de schouten en ambachtsregenten van Pijnakker en Berkel en Rodenrijs betreffende de Pissenkade, 1754-1764.

23.4 Overeenkomst van besteding door schout en ambachtsbewaarders aan Pieter Zonne, van het leveren en onder-

houden van de zeilen en touwen aan de twaalf watermolens van den Voorafschen polder en de droogmakerij, 1 juni 1841.

23.5 Bestek van het vernieuwen en maken van bruggen over een te maken ringvaart, en een brug over de vaart aan het

einde van den Rodenrijschen weg, opgemaakt door een ingenieur van den waterstaat, augustus 1845.

In document 013 (pagina 125-129)