• No results found

De betaling zal geschieden in twee gelijke termijnen op 4 decem ber 1899 en 5 december 1900 met

In document 013 (pagina 195-200)

OVERZICHT VAN DE INHOUD

PAKET B bevattende verschillende

2. De betaling zal geschieden in twee gelijke termijnen op 4 decem ber 1899 en 5 december 1900 met

een jaarlijksche rente van 5% voor den laatsten termijn.

C'. 22 Contract tusschen mevrouwen de weduwen Mr. J. Melchers geb. Nolet en H.F. Bielders geb. Nolet, waarbij 't bestuur van den Polder Berkel wordt gemachtigd tot 't verwijderen van den dam tusschen sectie B nr. 883 en 899, met ontheffing van den plicht tot herstelling, d.d. 25 october 1902 en d.d. 13 september 1904.

C'. 23 Contract tusschen 't bestuur van den Polder Berkel en dat van de Droogmaking in den Zuidpolder van Delfgauw, waarbij wordt overeengekomen dat de Polder Berkel aan contractant ter andere zal betalen 60,- voor het maken van een schoeiing nabij de Ophaalbrug aan den Ouden Leedschen weg en het uitdiepen der vaart aldaar, nemende contractant ter andere het onderhoud dier schoeiing en vaart voor 't vervolg op zich, d.d. 8 januari 1903.

C'. 24 Stukken betreffende de onteigening van de perceelen sectie B nrs. 1179, 853, 842, 843, 844, 1369, 1468 (1269 en 1268 Berkelsche Polder en cons.) onder de gemeente Berkel en sectie C nrs. 1467, 439, 1112, 1466 en 1462 onder de gemeente Pijnacker, ter gezamenlijke grootte van 2 ha 67 a 75 ca, ten behoeve van de Zuid Hollandsche Electrische Spoorwegmaatschappij.

Bedrag der onteigeningssom  13.342,27 terwijl voor belemmering van den wind 2500 aan den Polder wordt betaald.

Mei 1901 - 1903.

Lijst der genoemde stukken:

a. Rapport van den opzichter K. Buurman Azn. in hoeverre de ontwor- pen aanleg nadeelig voor den Polder kan zijn, d.d. ....;

b. Schrijven van den Directeur V. Heren d.d. 28 juni 1901; c. Notulen der gecombineerde vergadering van 't polderbestuur en

burgemeester en wethouders der gemeente Berkel en Commissie der Z. H. Electr. Sp. Mij d.d 10 juli 1901;

d. Schrijven van den Opzichter Buurman, 11 juli 1901; e. Schrijven van den Directeur V. Heren, 17 december 1901; f. Notulen vergadering 20 december 1901;

g. Schrijven van den Opzichter Buurman, 22 december 1901; h. Briefkaart van den Ingenieur L. Poole, 4 maart 1902; i. Schrijven van denzelfde, 10 maart 1902;

j. Schrijven van denzelfde, 11 maart 1902; k. Schrijven van den Directeur, 30 juli 1903; l. Schrijven van denzelfden, 24 augustus 1903;

m. Overeenkomst tusschen polderbestuur en Directie Z.H.E.S.M. d.d. 24 augustus 1903;

n. Copie-koop- en verkoopakte tusschen dezelfden, d.d. 28 september 1903;

o. Lijst der onteigende perceelen.

C'. 25 Contract met den heer A. Verveen, betrekkelijk de demping eener sloot langs den Noordeindschen weg, kad. sectie A nr. 1383, ter lengte van 7 meter en de plaatsing van een duiker met het onderhoud, d.d. 14 juli 1904.

PORTEFEUILLE D

bevattende Keuren, Ordonnantiën enz. N.B. Zie ook Paket B nr. 9

D'. 1 Reglement op de vacatiën, salarissen en verdere onkosten van Schout, Secretaris en Bode van Berkel enz., goedgekeurd d.d. 20 februari 1675.

D'. 2 Reglement over de Heerlijkheid, Ambacht, Polder, Sluis en Veenderijen van Berkel en Rodenrijs, met uitlegging enz., d.d. 1714-1732.

D'. 3 Generale Keur op 't schouwen van de Wegen en Wateringen binnen Berkel en Rodenrijs, d.d. 15 maart 1723.

D'. 4 Keur op de Waterbemaling der Polders onder Delfland d.d. 13 mei 1723.

D'. 5 Ordonnantie van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Delfland betreffende het compareeren voor hun college d.d. 25 november 1723.

D'. 6 Keur op de aandamming van de Waterkeeringen, Kaden en Wegen binnen Berkel en Rodenrijs d.d. 11 maart 1724.

D'. 7 Keur op de Krooswerken en het houden der Boezemwateren op de behoorlijke diepte en wijdte d.d. 15 juni 1742.

D'. 7a Keur (copie) betreffende het uitrooien van houtgewas op de tiengaarden in Berkel en Rodenrijs, 10 november 1736.

D'. 8 Keur en ordonnantie op de doorvaart der Brug aan de Zweth, stekende in den Schieweg en toekomende aan den Polder van Berkel en Rodenrijs, d.d. 14 september 1743.

D'. 9 Keuren en Ordonnantiën op het beheer der Drooggemaakte Polders binnen Berkel en Rodenrijs, anno 1780, en de ampliatie daarvan anno 1789.

D'. 10 Instructie voor Hoogheemraden van Delfland (zonder jaartal).

D'. 11 Concept-Reglement van Bestuur voor het Hoogheemraadschap Delfland d.d. 29 april 1847. D'. 12 Reglement voor het Hoogheemraadschap van Delfland, anno 1857.

D'. 13 Keur op het Onderhouden der Waterkeeringen of Kaden van de Polders in Delfland, anno 1859. D'. 14 Keur op de Verveeningen, Uitkleiingen en Ontgrondingen van Landen in de Polders van Delfland,

anno 1860.

D'. 15 Keur op de Dijken van Delfland, anno 1860.

D'. 16 Keur op de Zeeweringen en Duinen van Delfland, anno 1861.

D'. 17 Keur of Politieverordening op het maken en onderhouden der Kaden of Dijken, Vaarten, Molentochten enz. in den Polder van Berkel, anno 1862.

D'. 18 Keur of Verordening op het doorvaren der Sluis of het Verlaat, alsmede van de Brug over de Zwethwatering, anno 1862.

D'. 19 Wijziging der Keur, bedoeld bij nr. 17, met bijlage, d.d. 9 februari 1865. D'. 20 Keur of Politieverordening van den Polder Berkel, anno 1872.

D'. 21 Verordening op het openen en sluiten der Polderbruggen, d.d. 18 juli 1876. D'. 22 Wijziging der Keur, bedoeld bij nr. 20, d.d. 7 mei 1881.

D'. 23 Aanschrijving van Gedeputeerde Staten betreffende de Polderrekeningen en de goedkeuring door Delfland, 4 october 1886.

D'. 24 Vergunningen tot het heffen van Schut- en doorvaartgelden, 1887-1893. (Overgebracht Portefeuille G nr. 2)

D'. 25 Keur of Politieverordening voor den Polder Berkel, met bijlagen, anno 1888. D'. 26 Als voren, gedrukt exemplaar.

D'. 27 Provinciaal Blad van Zuid-Holland nr. 40, bevattende 't besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland betreffende de vaststelling en inzending van Waterschapskeuren d.d. 27 augustus 1895 nr. 75. D'. 28 Afdruk Wet van 20 juli 1895 (Stbl. nr. 139) betreffende de Polderkeuren en de formaliteiten bij het

maken en vaststellen derzelve te vervullen.

D'. 29 Provinciaal Blad van Zuid-Holland bevattende Besluit van Gedeputeerde Staten ten opzichte van hondenkarren enz. d.d. 7 september 1896 nr. 22/1.

D'. 30 Keur of Politieverordening op het maken en Onderhouden der Kaden of Dijken enz. in den Polder Berkel, anno 1899.

D'. 31 Alsvoren, gedrukt exemplaar.

N.B. De Keuren des Polders moeten om de 10 jaren herzien worden. Bij de samenstelling, inzending en afkondiging der Keuren moet streng gelet worden op de bepalingen der Wetten en Besluiten, hierboven bedoeld bij de nrs. 27 en 28. De formulieren zijn aangehaald in de Keur van 1899 (zie nrs. 30 en 31).

PORTEFEUILLE E

bevattende Stukken over Kwesties

en Geschillen

E'. 1 Kwestie tusschen het polderbestuur van Berkel en eenige ingezetenen over de Brug aan het dorp, anno 1868.

N.B. Doordien de brug in het dorp noodzakelijk vernieuwd moest wor- den, besloot het polderbestuur de bestaande ophaalbrug te ver- vangen door een vaste brug. Hiertegen verzetten zich eenige in- gezetenen, die van de vaart achter hunne huizen soms gebruik maakten voor vervoer van steenkolen enz. Ten laatste werd door hen een rekest aan Gedeputeerde Staten gericht, die bij schrij- ven van 15 september 1868 verklaarden in dezen hunne tusschen- komst niet te kunnen verleenen, en de adressanten naar den bur- gerlijken rechter verwezen.

Omtrent deze kwestie bevat nr. 1:

a. een rekest van J.M. Fillekes c.s., d.d. 23 februari 1868; b. een rekest (copie) aan Gedeputeerde Staten d.d. 10 juli 1868; c. het antwoord van Gedeputeerde Staten d.d. 15 september 1868 met begeleidend schrijven van 't Hoogheemraadschap Delfland.

E'. 2 Stukken betreffende het proces en de schikking met F.H. Derworth c.s., erfgenamen van Anna Maria Suurman (echtgenoote van A.G. Dekker en L. van der Meer).

N.B. Door voormelde erfgenamen werd beweerd, dat zij aanspraak hadden op eenige perceelen land, in den

polder gelegen en aan verschillende eigenaars toebehoorende. Zij grondden die bewering

daarop, dat Anna Maria Suurman, die twee malen was gehuwd geweest, eenige perceelen water had

verkocht, zonder daartoe gerechtigd te zijn. Bij den verkoop had dat water natuurlijk weinig waarde,

doch toen die perceelen waren drooggemaakt, steeg de waarde daarvan aanmerkelijk. De erfgenamen

oordeelden nu het oogenblik geschikt om hunne aanspraken te doen gelden, doch meermalen met weinig

succes. In 1875 beproefden zij het opnieuw, met den uitslag dat ter vermijding van zeer groote gerechtskosten de Polder, de familie Jansen van Schiedam, de familie Van der Burg te Berkel en andere eigenaars der genoemde perceelen eene schikking troffen met de erfgenamen, met uitzondering

van één, die zijn aanspraak had laten afkoopen.

Omtrent deze kwestie bevat nr. 2, behalve verschillende brieven:

a. Copie-akte, waarbij Anna Maria Dekker, echtgenoote van W. Schuring verklaart af te zien van hare aanspraken, d.d. 21 februari 1875;

b. Extract-notulen der vergadering van ingelanden d.d. 13 februari 1875;

c. Schrijven van Gedeputeerde Staten en van Hoogheemraadschap Delfland, maart 1875; d. Toestemming van Gedeputeerde Staten tot het aangaan der schikking d.d. 21 december 1875; e. De akte van schikking d.d. 30 november 1875.

E'. 3 Stukken betreffende eene kwestie tusschen het polderbestuur en de heeren Evrard van Duijl en de Kruiff, machinefabrikanten, 1878.

Door genoemde heeren was eene rekening ingediend ten bedrage van 3319,36 voor werkzaamheden aan de poldermachinen. Naar de meening van den opzichter was deze rekening veel te hoog, en wilde

het polderbestuur ze als zodanig niet voldoen. Ter beëindiging dezer kwestie werden 3 arbiters of scheidsrechters gekozen. Het eindresultaat dier arbitrage was dat de rekening zou verminderd worden met 239,39, terwijl de arbitragekosten ten bedrage van 196,27 door beide partijen ieder voor de helft zouden gedragen worden.

E'. 4 Kwestie tusschen het polderbestuur en J.J. van der Burg, 1883/84. Door J.J. van der Burg was een verzoek gericht aan het polderbestuur om een sloot te mogen graven van den tocht naar den trechterduiker bij den molen voor waterafvoer van zijn zoogenaamde "Driemorgenland" d.d. 12 november 1883. Den 16en november daaraanvolgende berichtte hem het polderbestuur, dat , zoo door hem al de duikers, welke hij in verbinding had gebracht met zijn driemorgenland niet werden opgeruimd, het bestuur onmiddellijk den uitgegraven duiker, welke diende tot afvoer van het water voor dat land, zou doen leggen en dat tevens een sloot zou worden geschoten tot afvoer van water naar den trechterduiker. Met dit antwoord niet tevreden, richtte J.J. van der Burg zich tot Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, die bij hun besluit van 24/29 december 1883 den adressant den raad gaven zich naar den wil van het polderbestuur te schikken.

De hierin genoemde stukken zijn in dit paket te vinden.

E'. 5 Kwestie tusschen het bestuur van den Polder Berkel en dijkgraaf en hiemraden der Drooggemaakte Polders van Bleiswijk en een gedeelte van Hillegersberg over het onderhoud van de sloot langs de landscheiding, bevattende:

In document 013 (pagina 195-200)