• No results found

5. Het Amsterdamse warmtesysteem

5.2 Recente ontwikkelingen in het warmtesysteem

Voortbouwend op de doelstellingen van het Akkoord van Parijs kondigde minister Kamp van Economische Zaken in 2015 een nieuwe warmtevisie voor Nederland aan (Kamp, 2015). Met deze ‘trendbreuk’, zoals minister Kamp de warmtevisie betitelde, en de maatregelen die hierop zijn ontwikkeld, is de verandering van het warmtesysteem van Nederland ingeleid. Belangrijk hierin is de wet Voortgang Energie Transitie, die voorschrijft dat nieuwbouw niet meer op gas aangesloten mag worden. In Amsterdam hebben deze maatregelen geleid tot een grote rol voor het stadsverwarmingsnet bij nieuwbouw en losstaande alternatieven voor verwarming op locaties waar het net ver weg lag (Drift, 2016; RMA, 2019).

Vooruitlopend op deze ontwikkeling worden grote nieuwbouwlocaties sinds 2005 in Amsterdam in de regel aangesloten op het stadsverwarmingsnet van Nuon of dat van WPW (RMA, 2019). De voordelen voor de luchtkwaliteit en het reduceren van de CO2- uitstoot (ten opzichte van een aansluiting op het gasnetwerk) vormen de belangrijkste

35

overwegingen om nieuwbouw aan te sluiten op deze netten. Ook de eerste projecten in Amstel III worden aangesloten op het stadsverwarmingsnet van Nuon.

Recent is er echter een discussie ontstaan over het uitbreiden van de stadsverwarmingsnetten. Deze discussie heeft betrekking op de juridische en organisatorische onduidelijkheden omtrent de samenwerking met Nuon en betrekking op de duurzaamheid van stadsverwarming. Rapporten van de Rekenkamer Metropool Amsterdam (hierna: RMA) (RMA, 2018; 2019) zijn kritisch op de samenwerking van de gemeente en Nuon. In het rapport uit 2018 komt naar voren dat de gemeente juridische risico’s loopt doordat er geen direct eigenaarschap meer is over de bronnen terwijl de gemeente nog wel garant staat voor de levering van warmte. Hiernaast worden risico’s over uitbreidingen van het net niet met de raad gedeeld, terwijl de raad wel beslist over de uitbreidingen (RMA, 2018). In het rapport dat de RMA een half jaar later publiceerde worden de beleidsdoelen van de gemeente, de wijze waarop deze tot stand komen en de wijze waarop deze worden uitgewerkt ter discussie gesteld. In dit rapport wordt aangekaart dat de raad in de voorliggende periode beperkt betrokken is bij keuzes over het uitbreiden van de bestaande warmtenetten (zowel WPW als het net van Nuon) en te weinig is ingelicht over mogelijke alternatieven voor een duurzame warmteoplossing (RMA, 2019).

Voordat deze juridische risico’s en organisatorische onduidelijkheden door het RMA zijn aangekaart werd kritiek geuit op de duurzaamheid van de warmteoplossing. Het onderzoeksbureau Drift (2018) en het burgercollectief Amsterdam Bouwt de Coalitie (hierna: ABC) (Boon, 2018) stellen dat het verwarmen van nieuwbouw op hoogtemperatuur niet duurzaam is en er voldoende alternatieven zijn om duurzamer te verwarmen. In opdracht van ABC heeft Drift (2018) onderzoek gedaan naar barrières die ervoor hebben gezorgd dat nieuwe alternatieven (in coöperatief verband) geen kans hebben gekregen in het warmtesysteem van Amsterdam. Door middel van drie casestudies (Centrumeiland, Amstelkwartier tweede fase, Buiksloterham) heeft Drift institutionele barrières omtrent regelgeving en de werkwijze van de gemeente gesignaleerd, hierover meer in hoofdstuk 6. Het burgercollectief ABC bekritiseert de uitbreiding van de bestaande warmtenetten voor nieuwbouw door in brieven aan de raadscommissie Ruimtelijke Ordening alternatieven warmteoplossingen op gebied van uitstoot te vergelijken met de huidige stadsverwarming.

36

In dezelfde periode heeft de gemeenteraad van Amsterdam op initiatief van raadsleden Groen (GroenLinks), Bosman (D66) en Dijk (VVD) zes moties unaniem aangenomen, gericht op het warmteplan van Amstelkwartier tweede fase en nog te ontwikkelen warmteplannen voor nieuwbouw (Motie 1403.17 t/m 1408.17). Motie 1404.17 is gericht op de toekomstige warmteplannen. Hierin staat dat nieuwbouw in het vervolg op een laagtemperatuurwarmtenet moet worden aangesloten, dat nieuwbouw een warmtevraag moet hebben die past bij laagtemperatuur en dat duurzame lokale bronnen de voorkeur hebben boven een aansluiting op de bestaande hoge temperatuurbronnen. Voor het warmteplan voor de Sluisbuurt resulteerden deze veranderingen in een aansluiting op de retourleiding van het stadsverwarmingsnet van Nuon, met expliciet vermeld dat er een mogelijkheid is om in de toekomst op lokale bronnen aan te sluiten (Innoforte, 2018).

In Amstel III wordt er vanaf 2011 aan projecten gewerkt. Een aantal van deze projecten is reeds in uitvoering en een aantal projecten is in de planvorming. Zoals gezegd worden de eerste projecten aangesloten op het stadsverwarmingsnet. In Amstel III zijn echter ook duurzame lokale bronnen aanwezig in de vorm van de restwarmte van datacenters. In hoofdstuk 2 is aangegeven dat Amstel III één van de grote datacenterclusters is van Amsterdam, en tevens één van de grote nieuwbouwlocaties is. Zoals in de inleiding al is aangegeven en ook door meerdere respondenten wordt aangehaald: Amstel III is dé locatie waar datacenterrestwarmte gebruikt kan worden om een volledig duurzaam warmtenet te realiseren.

Er zijn op dit moment twee scenario’s voor de warmtelevering in Amstel III, deze zijn in Figuur 8 afgebeeld. In Bijlage D, in 0 is deze afbeelding vergroot weergegeven.

37 Figuur 8: Scenario's voor een warmteoplossing in Amstel III (bron: auteur op basis van Nuon, 2018 en interviews)

Het scenario van Nuon is geënt op de huidige werkwijze van Nuon, zoals deze in paragraaf 5.1 is beschreven. Om de restwarmte van datacenters op het net te gebruiken wordt in Amstel III een lager temperatuurregime voor het distributienet aangehouden, namelijk 65-35 °C ten opzichte van de reguliere 70-40 °C. De restwarmte wordt centraal verwarmd en met geïsoleerde leidingen naar de gebouwen vervoerd. De restwarmte van het datacenter wordt zo veel mogelijk gebruikt als bron. Datacenters leveren echter een constante warmte, terwijl de warmtevraag van gebouwen niet constant is maar in de winter hoger is dan in de zomer, zie Figuur 9. Om de piek op te vangen wordt er in dit scenario een koppeling gemaakt met het bestaande net van Nuon.

Het scenario dat Engie heeft ontwikkeld werkt volgens een ander principe. In dit scenario wordt de restwarmte van het datacenter gedistribueerd via niet-geïsoleerde leidingen op de temperatuur zoals het uit het datacenter komt. Op locatie wordt de warmte verhoogd naar de geschikte temperatuur om het tapwater en de ruimtes te verwarmen. Om te voorzien in de warmtevraag in de winter te voorzien wordt gebruik gemaakt van warmte-koudeopslag (hierna WKO). Hierbij wordt de warmte van het datacenter in de zomer opgeslagen in de bodem en in de winter gebruikt om de pieklast op te vangen. Op aandringen van de gemeente heeft Engie een samenwerking met

38

Waternet gezocht. Waternet zal in Amstel III de realisatie en het beheer van het warmtenet in de publieke ruimte voor haar rekening nemen.

De situatieschets van de recente ontwikkelingen in het warmtesysteem van Amsterdam toont aan dat er aanzienlijke transitiespanningen zijn op het huidige warmtesysteem. Het in gebruik nemen van de restwarmte van datacenters zet de transitiespanningen in Amstel III verder op scherp. In de volgende paragraaf wordt onderzocht of de lock-ins die zorgen dat het huidige warmtesysteem continueert een transitie van een vierde generatie warmtenet in Amstel III tegenhouden. Figuur 9: De warmtevraag door het jaar heen (bron: auteur op basis van CE Delft, 2019)

39

6. Bevindingen

In dit hoofdstuk wordt de tweede deelvraag beantwoord: Op welke manier beïnvloeden lock-ins en institutionele handelingen ten opzichte van lock-ins de transitie van het warmtesysteem naar een vierde generatie warmtenet in Amstel III? Voor de beantwoording van de deelvragen is gebruik gemaakt van de opgedane kennis uit de diepte-interviews en de documentanalyse.

Uit de bevindingen van de data zijn negen lock-ins gedestilleerd, zie Tabel 2. De criteria waaraan een lock-in is herkend, is dat het een structuur is die zorgt dat het dominante systeem wordt gecontinueerd en die een barrière opwerpt voor het vierde generatie warmtenet. Hiernaast moet een lock-in of een barrière die gevorm wordt door een lock- in worden aangehaald door respondenten. Om de lock-ins te duiden is gebruik gemaakt van de categorisering die in het theoretisch kader uiteen is gezet: institutionele, sociaal- culturele, technologische en economische lock-ins (Yaqoot et al., 2016; Chmutina & Goodier, 2014). De meeste lock-ins die in Amstel III spelen zijn institutionele lock-ins. Uit de interviews met de respondenten zijn er geen economische lock-ins naar voren gekomen. Tabel 2: Lock-ins voor een vierde generatie warmtenet in Amstel III (op basis van de bevindingen) § Lock-ins Beschrijving 1 Institutioneel Vaste werkwijze 2 Institutioneel Rekenmethodiek 3 Institutioneel Faciliterende werkwijze 4 Institutioneel Verzuiling binnen de gemeente 5 Institutioneel Formele regelgeving 6 Institutioneel Gemaakte afspraken 7 Sociaal-cultureel Risico’s van de nieuwe technologie 8 Technologisch Vast leidingnetwerk 9 Technologisch Standalone oplossingen

Om te analyseren hoe actoren met de lock-ins omgaan wordt de theorie over institutioneel werk gebruikt. Creërend werk zorgt ervoor dat lock-ins geslecht worden door een nieuwe structuur aan te dragen. Behoudend werk zorgt voor het behouden van lock-ins. Verstorend werk zorgt voor het slechten van lock-ins, zonder nieuwe structuur aan te dragen. Criteria waarop een handeling wordt meegenomen in de analyse zijn: dat het door de respondenten moet worden aangehaald en dat het een handeling is ten