• No results found

Een terugkerend thema in de alternatieve media was het commentaar op de kranten van het Springer- concern, die zou opruien en leugens zou verspreiden. In de brochure abgeräumt? 8 Häuser geräumt… Klaus-Jürgen Rattay tot werd de ‘Springerhetze’ rondom de ontruimingsronde van 22 september 1981 met een aantal koppen van met name de Bild geïllustreerd, welke volgens de opstellers tot doel hadden de ‘doorsneeburger’ negatief te beïnvloeden.197

In de alternatieve media werd er soms direct gereageerd op hetgeen er geschreven was in de reguliere media. Zo schreef der Tagesspiegel naar aanleiding van de aankondiging van het Tuwat-congres dat

‘chaoten en ophitsers onze stad willen ruïneren’.198 De eerste editie van Berlin Extra publiceerde in het

eerste nummer, na de dood van Rattay, een artikel onder de titel ‘Das ist auch unsere Stadt’.199 Ook de

voorpagina van het radikal Extrablatt uit december 1980 was een duidelijke reactie op de berichtgeving van in dit geval de Morgenspiegel, in dit geval betreffende de duiding van de plunderaars als Autonomen

en jonge vrouwen geïllustreerd met een plunderende oudere vrouw.200

Verder was directe feedback terug te zien bij de gevallen waarbij de vormgevers van de alternatieve media, in de vorm van krantjes of flyers, parodieerden op bestaande koppen zoals ‘Die Krawallmacher kommen!’ als reactie op een kop van Bild. Deze krant, die onder het Springer-concern viel, moest het wel vaker ontgelden. Zo werden er ook soms blaadjes uitgegeven waar hun lay-out werd nagemaakt, welke vrij herkenbaar was. Een voorbeeld hiervan was het hiervoor omschreven blaadje Extrablatt Berlin: Die Wahrheit über den Terror, waarbij niet enkel de opmaak, maar ook de kop direct deed denken aan Bild.201

Bij dergelijke uitgaven werd het logo van Bild soms veranderd naar Blut of Blöd.202

Andersom waren er in de reguliere media ook referenties naar uitgaven uit het alternatieve circuit. Zo refereerde de titel van het artikel ‘Zürich: “Das Packeis schmilzt” ’ aan de naam van een ondergrondse zine in Zürich; Eisbrecher. De demonstranten zagen zichzelf als ijsbrekers, en bij het slagen van een van de straatacties scandeerden zij dan ook dat ‘het pakijs smelt’.203

Het West-Berlijnse blaadje Akut und Praktisch werd in het Der Spiegel-artikel ‘ “Verantwortlich: Milli Tanz

und Anna Schie” ’ als een vulgair-anarchistisch pamflet omschreven.204 De prijs die op de voorzijde

vermeld stond, was ‘50 Pf. weniger als die taz’.205 In deze uitgave was er dan ook kritiek op de taz.

197 abgeräumt?: 40-43. Zie bijlage 5.

198 ‘ “Die Chaoten und Scharfmacher wollen unsere Stadt ruinieren!” ’. Tagesspiegel, 7 augustus 1981. In abgeräumt?: 9. Zie bijlage 7. 199 ‘Das ist auch unsere Stadt’. Berlin Extra 1, 23 september 1981:1.

200 radikal Extrablatt, december 1980. <berlin-besetzt.de/#!media=backend/broschueren%3Fpage%3D2> (Laatst geraadpleegd op 30 juni 2020)Zie bijlage 2.

201 Extrablatt Berlin: Die Wahrheit über den Terror. In Scheer en Espert. Deutschland, Deutschland, alles ist vorbei: 31. Zie bijlage 8. 202 Sedlmaier. Consumption and Violence: 226.

203 ‘Zürich: “Das Packeis schmilzt” ’: 44.

204 Mettke. ‘ “Verantwortlich: Milli Tanz & Anna Schie” ’: 43.

Volgens Akut und Praktisch had deze krant de omgekeerde weg bewandeld; deze was niet ontstaan uit de beweging maar trachtte een beweging te scheppen door middel van de uitgave. De auteur suggereerde dat de taz-redactie bestond uit Schreibtischtäter en er enkel artikelen werden gepubliceerd waar taz- journalisten zelf bij waren, maar niet of nauwelijks over acties die niet in hun politieke straatje pasten. In het stuk werd opgeroepen de taz te boycotten totdat deze zich zou veranderen. Akut und Praktisch was namelijk juist opgericht om op ongecensureerde wijze verslag te doen van acties in het Berlijnse. radikal was volgens het stuk wel in orde, behalve dat deze een Impressum, een vaste redactie, en slechts een maandelijkse publicatie had.206

Oorsprongen

In de manier waarop deze rellen plaats hebben gevonden, zijn er een aantal oorsprongen te herleiden. In de krakersrellen was natuurlijk de hoge woningnood een belangrijke reden tot actie, bij andere rellen stonden andere zaken zoals antimilitarisme voorop. Maar er was ook overlap binnen de verschillende rellen, waarvan hieronder een paar overkoepelende oorsprongen worden benoemd.

Allereerst is in de manier waarop de activisten met elkaar communiceerden een duidelijke inspiratie vanuit 1968 terug te vinden. De acties waren decentraal georganiseerd en participatoir van aard. Daarnaast werd er veel waarde gehecht aan directe democratie door middel van plenaire vergaderingen,

en er waren geen vaste woordvoerders. De manier van actievoeren bestond uit militante directe actie.207

De Duitse Herfst van 1977 had tot gevolg dat er zeer repressief werd opgetreden tegen radicaal-links

activisme, waarna een afname waar te nemen was in radicaal activisme.208 Tevens werd de aanpak van de

staat en de politie scherper; er werden hardere middelen zoals traangas en waterwerpers ingezet, alsook nieuwe controletechnologieën en helikopters. De K-Gruppen en later de Autonomen werden over een

kam geschoren en tot een gevaar voor de democratie uitgeroepen.209

Het Tunix-congres in 1978 resulteerde in de pacificatie van de links-alternatieve beweging. De oprichting van Die Grünen in 1979 bewerkstelligde een verdere scheiding. De radicalere delen van de links-alternatieve beweging; de K-Gruppen en Spontis, die beide op hun laatste benen stonden, de stadsdeelinitiatieven en de actieve antikernactivisten bleven over. Uit deze hoeken, tezamen met transnationale inspiratie, konden de Autonomen in Duitsland ontstaan en de kraakbeweging opnieuw tot bloei komen.210

De heropleving van dit radicale activisme baarde veel zorgen bij de overheid; ze waren bang voor een generatie die zich keerde tegen het politieke systeem en het welvaartskapitalisme, wat in hun ogen een mogelijk gevolg gevaar op kon leveren voor de toekomst van de Westerse beschaving. Deze zorgen leidden ertoe dat bijvoorbeeld de Enquete-Kommission Jugendprotest im demokratischen Staat werd opgericht en werd er geïnvesteerd in sociaalwetenschappelijk onderzoek. Onderzoekers meenden dat het voor jongeren de keuze was ‘zwischen Resignation und Gewalt’ – tussen berusting of geweld. De links- radicale beweging vertaalde dit in ‘Aussteigen oder rebellieren’ – eruit stappen of rebelleren – en

presenteerde zich als vertegenwoordiger van alle jongeren.211

207 Eley, Geoff. Forging Democracy: The History of the Left in Europe, 1850-2000. New York: Oxford University Press, 2002: 460. 208 Steen. ‘De papieren van de revolte’: 166.

209 Reichardt. Authentizität und Gemeinschaft: 169. 210 Anders. ‘Wohnraum, Freiraum, Widerstand’: 498. 211 Steen. ‘De papieren van de revolte’: 169.

In opdracht van het parlement, die de oorzaken van de jeugdonrusten van 1980 wilde weten, werd een onderzoek uitgevoerd door de Eidgenössische Kommission für Jugendfragen. Hieruit kwam naar voren dat radicale minderheden de initiële aanstichters waren van de onrusten, maar dat hun problemen niet losstonden van de problemen van de meerderheid. Een dergelijke minderheid werd vaak gekenmerkt door een groter gevoel van onrechtvaardigheid en was vaak bovengemiddeld benadeeld door de problemen in de maatschappij. Het onderzoek beschreef dat de betreffende jeugdbeweging niet eenduidig was, zoals dat wel het geval was bij de studentenbeweging van 1968, maar dat dit niet de schuld was van de deelnemers. De strijd die zij leverden betrof zaken die direct van invloed waren op de levenssfeer in plaats van algemene sociale structuren. Termen zoals ‘anarchie’ en ‘autonomie’ hadden volgens de commissie meer met emotie te maken dan met rationele ideologische doelstellingen. Het geweld werd omschreven als uitdrukking hiervan, en in plaats van ongericht en blindelings was het juist gericht tegen hetgeen wat door de deelnemers als symbolen van onderdrukking werd beschouwd. Het hoofddoel was niet vernietiging, maar ontsnapping uit een isolement of het terugveroveren van vrije ontwikkelingsruimte. Het onderzoek hekelde het onderscheid dat tussen ‘goede’ en ‘slechte’ jongeren werd gemaakt: dit was te eenzijdig, en bekritiseerde de zogenaamde tolerante pluralistische samenleving, welke uitgehold, normatief en beperkt was – ‘Die Toleranz ist Schein, der Druck ist echt’. Veel jongeren voelden teleurstelling en druk op economisch, politiek en ecologisch vlak. De positieve kanten van de jeugdbeweging werden ook benoemd; zo werd de solidariteit, samenwerking en zelfontplooiing

benoemd, alsook het waardeherstel met betrekking tot creativiteit, gevoelsbewustheid en collectiviteit.212

Onderzoek van het particuliere onderzoeksinitiatief van de Deutsche Shell wees op basis van een representatieve steekproef uit dat de Duitse jeugd, tussen de vijftien en vierentwintig jaar, in 1981 pessimistisch was over de toekomst. Zo dacht maar liefst vijfennegentig procent niet dat oorlog ooit zou ophouden te bestaan of dat er een zorgeloze samenleving zou komen. De helft van de respondenten had de angst dat een kernoorlog het einde van de wereld zou betekenen. Meer dan driekwart was bang voor economische crises, hongersnoden en grondstoftekorten, en dacht niet dat democratische vooruitgang zoals door bijvoorbeeld een toenemende gelijkheid waarschijnlijk was. De industriële beschaving had voor hen aan glans verloren. Verder bleek uit het onderzoek dat de jeugd over het algemeen positief was over de geëngageerde protestbewegingen. Tussen de vijftig en tachtig procent sympathiseerde met milieuactivisten, antikernenergieactivisten en krakers.213 Een ander

onderzoek uit hetzelfde jaar, uitgevoerd door het Institut für Demoskopie Allensbach, toonde aan dat meer dan de helft van de ondervraagden van mening was dat de kritiek van krakers op de ‘kaalslagsanering’ terecht was.214

212 ‘Nichts zu verlieren außer der Angst’. Die Zeit 8, 13 februari 1981.

213 Jugendwerk der Deutschen Shell. Jugend ‘81: Lebensentwürfe, Alltagskulturen, Zukunftbilder. Opladen: Leske + Budrich, 1982: 15-16.

De grote woningnood en leegstand speelde natuurlijk ook een grote rol. Tegen 1981 werd de huisvestingsbehoefte in de Bondsrepubliek ingeschat op één- à drieënhalf miljoen woningen, terwijl er grote leegstand was. Tevens waren miljoenen woningen verouderd of rijp voor de sloop. De speculatieve belangen van de eigenaren van onroerend goed en bouwbedrijven werden hier als reden

voor beschouwd.215