• No results found

Re-integratietaak en bevoegdheden UWV

4.3 Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen

4.3.2 Re-integratietaak en bevoegdheden UWV

Re-integratietaak voor vangnetters

Niet elke zieke werknemer heeft een werkgever alvorens de wachttijd van de Wet WIA is doorlopen. De cliënten die geen werkgever hebben zijn onder meer werklozen en verzekerden van wie de arbeidsovereenkomst binnen twee jaar na aanvang van de ziekte eindigt. Het UWV verstrekt deze werknemers een ZW-uitkering. Daarnaast heeft het UWV op grond artikel 30 lid 1 sub b Wet SUWI een re-integratietaak voor deze werknemers, de zogenaamde vangnetters (zie artikel 29 lid 2 sub a-d ZW). Een vangnetter kan in tegenstelling tot een werk-nemer met werkgever niet worden gere-integreerd in het werk bij de eigen werkgever. Het doel van de re-integratie voor een vangnetter zal altijd inschake-ling in de arbeid bij een nieuwe werkgever zijn.

De ZW geeft de vangnetter geen recht op ondersteuning. De wetgever is van mening dat in de ZW reeds een vergaand wettelijk geregeld

ondersteuningsre-gime is opgenomen ten behoeve van de arbeidsinschakeling van de uitkeringsge-rechtigde.223 Daarmee doelt de wetgever op hetgeen in de ‘Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar voor vangnetters zonder werkgever’ staat opgeno-men. Deze regeling wordt hieronder nader besproken.

Bevoegdheden en verplichtingen t.a.v. re-integratie vangnetters

De wijze waarop het UWV inhoud dient te geven aan zijn re-integratietaak voor vangnetters is grotendeels gelijk aan de wijze waarop de werkgever invulling aan de re-integratie van zijn werknemer dient te geven. Het UWV dient aante-kening bij te houden van het verzuim, een plan van aanpak op te stellen en na afloop van twee jaar ziekte een re-integratieverslag op te stellen. Daarnaast moet het UWV een re-integratieplan opstellen, indien het plan van aanpak daartoe aanleiding geeft, aldus artikel 26 lid 1 Wet WIA juncto 30a lid 3 Wet SUWI. De termijnen waarbinnen de documenten opgesteld en uitgevoerd dienen te worden, zijn in de Regeling vastgelegd. Het plan van aanpak moet in beginsel binnen acht weken na de eerste ziektedag worden opgesteld. De vangnetter kan minder invloed uitoefenen op de inhoud van het plan van aanpak dan de zieke werkne-mer. Het plan van aanpak dient ‘in overleg met’ de cliënt te worden opgesteld.

Instemming met de inhoud van het plan van aanpak is geen vereiste.

Het UWV dient te onderzoeken welke verplichtingen op grond van de ZW op de vangnetter rusten en dient re-integratieverplichtingen op te leggen. Een aantal verplichtingen rusten in beginsel op alle vangnetters. Andere verplichtin-gen alleen als het UWV de vangnetter de verplichting oplegt. Komt de zieke werknemer één van zijn verplichtingen niet na dan is het UWV verplicht om handhavend op te treden. Het UWV legt een boete op, indien de inlichtingen-plicht wordt geschonden, aldus artikel 45a ZW. Worden andere verinlichtingen-plichtingen geschonden dan dient het UWV een maatregel op te leggen of een waarschu-wing te geven, aldus artikel 45 ZW.

De re-integratie kan worden bewerkstelligd door de toekenning van voorzie-ningen of door andere re-integratiebevorderende maatregelen te nemen. De ZW biedt de mogelijkheid aan het UWV om voorzieningen te verstrekken die de zieke werknemer in staat stellen om als zelfstandige te gaan werken (artikel 52d ZW). Het UWV komt bij de toekenning van deze voorzieningen beleidsvrijheid toe. Deze beleidsvrijheid is enigszins ingeperkt nu het Re-integratiebesluit een aantal voorwaarden noemt waaronder deze voorzieningen kunnen worden ver-strekt. De zieke werknemer heeft evenwel geen recht op een voorziening. Het UWV heeft de mogelijkheid re-integratiebevorderende maatregelen te nemen.

Het UWV kan op grond van artikel 52e ZW de re-integratie van de vangnetter bevorderen door hem toestemming te geven gedurende drie maanden bij een werkgever op een proefplaats te werken.

Samenwerking van het UWV met het CWI en de gemeenten wordt bij de re-integratie van een vangnetter van even groot belang geacht als bij de werkloze

223. Zie Kamerstukken II 2004/05, 30 118, nr. 3, p. 61 (MvT).

werknemers (artikel 8 Wet SUWI). Ook voor de vangnetter dient in beginsel een casemanager te worden aangesteld (artikel 9 Wet SUWI).

Re-integratietaak voor cliënten met een WIA-uitkering

De Wet SUWI geeft in artikel 30 lid 1 sub b het UWV de taak de re-integratie van arbeidsongeschikten met een uitkering op grond van de Wet WIA, WAO, WAJONG, WAZ of WBIA te bevorderen. Ook voor de ingezetenen als bedoeld in artikel 3 WAJONG die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, heeft het UWV een re-integratietaak. Daarbij dient te worden aangetekend dat het UWV niet een re-integratietaak heeft voor alle cliënten die een uitkering ont-vangen op grond van de Wet WIA. Op grond van de Wet WIA wordt aan volle-dig en duurzaam arbeidsongeschikten een uitkering verstrekt op grond van de Regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA). Gedeelte-lijk arbeidsongeschikten die ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn, ontvangen een uitkering op grond van de Regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidson-geschikten (WGA). Enkel voor de gedeeltelijk arbeidsonarbeidson-geschikten heeft het UWV een re-integratietaak. De volledig en duurzaam arbeidsongeschikten met een IVA-uitkering worden verondersteld geen restverdiencapaciteit meer te hebben.

De wijze waarop het UWV aan de re-integratietaak voor gedeeltelijk ar-beidsongeschikten inhoud dient te geven, is vrijwel gelijk aan die van de werk-loze werknemers. Net als voor werkwerk-loze werknemers dient het UWV te beoorde-len of het de gedeeltelijk arbeidsongeschikte bij zijn terugkeer in het arbeidspro-ces dient te ondersteunen en welke ondersteuning noodzakelijk is. Het UWV kan – in tegenstelling tot bij de werkloze werknemers – bij het stellen van een diagnose niet afgaan op de administratieve indeling en het re-integratieadvies van het CWI. Arbeidsongeschikten vragen hun uitkering niet aan bij het CWI, maar bij het UWV. In beginsel speelt het CWI daardoor bij de re-integratie van de arbeidsongeschikten geen rol. Het UWV kan het CWI wel inschakelen, in-dien het een herbeoordeling wenst van de arbeidsmogelijkheden van de arbeids-ongeschikte, aldus artikel 26 lid 5 Wet SUWI. Het UWV beschikt bij de re-integratie van arbeidsongeschikten wel over het re-re-integratieverslag.224

De Wet WIA geeft in artikel 34 aan gedeeltelijk arbeidsongeschikten een recht op ondersteuning.225 Het recht op ondersteuning in deze wet is qua inhoud gelijk aan het recht op ondersteuning opgenomen in de WW. Ook voor arbeids-ongeschikten geldt dus dat het niet eenvoudig zal zijn ondersteuning te krijgen, indien het UWV weigert deze te geven, laat staan het gewenste traject.

224. Hetzelfde geldt voor cliënten met een WAO-uitkering. Voor cliënten met een WAZ en/of WA-JONG-uitkering is een re-integratieverslag uiteraard niet aanwezig en zal het UWV zelf een diagno-se moeten stellen.

225. Met de invoering van de Wet WIA is een zelfde recht opgenomen in artikel 65f WAO, 67c WAZ, en artikel 59d WAJONG.

Bevoegdheden t.a.v. re-integratie cliënten met een WIA-uitkering

Opleggen en handhaven re-integratieplichten

Aan de re-integratietaak kan het UWV invulling geven door verplichtingen aan het recht op uitkering te verbinden en deze verplichtingen te handhaven.226 In beginsel rusten op de arbeidsongeschikte alle in artikel 27 tot en met 30 Wet WIA opgenomen verplichtingen. Alleen de verplichting voor een arbeidsonge-schikte om zich te laten registreren als werkzoekende, rust pas op de arbeidson-geschikte op het moment dat het UWV hem hiertoe opdraagt.227 Komt de cliënt de verplichtingen niet na dan is het UWV verplicht handhavend op te treden.

Het UWV kan een maatregel opleggen of een boete, afhankelijk van de ver-plichting die is geschonden.

Opstellen en uitvoeren ‘contracten’

De Wet WIA legt het UWV bij de uitoefening van zijn re-integratietaak als om-schreven in artikel 30 Wet SUWI de verplichting op om een re-integratievisie op te stellen. Het UWV komt de bevoegdheid toe een trajectplan op te stellen voor arbeidsongeschikten. Daarmee is verzekerd dat ook de arbeidsongeschikten schriftelijk op de hoogte worden gesteld van hun rechten en plichten met betrek-king tot hun re-integratie. Ook indien deze instrumenten niet in de wet waren opgenomen, dienden de arbeidsongeschikten van hun rechten en plichten op de hoogte te worden gesteld. De CRvB heeft in een aantal uitspraken geoordeeld dat als er verplichtingen aan het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering worden verbonden, de plichten schriftelijk aan de arbeidsongeschikte bekend moeten worden gemaakt.228 De CRvB hecht aan de bekendmaking van de plich-ten belang, omdat niet nakoming consequenties kan hebben voor de arbeidson-geschikte.

Voorzieningen en andere re-integratiebevorderende maatregelen

Met de afschaffing van de Wet REA zijn alle voorzieningen voor arbeidsonge-schikten niet langer in één wet geregeld, maar in de wet waarin ook het recht op uitkering is vastgelegd. In de Wet WIA zijn weinig voorzieningen en re-integratiebevorderende maatregelen opgenomen. De Wet WIA geeft het UWV de bevoegdheid arbeidsplaatsvoorzieningen toe te kennen aan arbeidsongeschik-ten (artikel 35 Wet WIA), alsmede voorzieningen die de arbeidsongeschikte in staat stellen als zelfstandige te gaan werken (artikel 34 lid 2 Wet WIA).

Bij het toekennen van deze voorzieningen komt het UWV beleidsvrijheid toe. De Wet WIA kent de arbeidsongeschikte geen recht toe op een specifieke

226. Zie onder andere Kamerstukken II 2001/02, 27 678, nr. 3, p. 21.

227. Onder de WAO is er iets meer ruimte voor het UWV om verplichtingen aan de cliënt op te leggen.

Artikel 24 WAO biedt hier ondermeer de ruimte toe.

228. CRvB 17 maart 1972, RSV 1972/190 en CRvB 4 maart 1998, USZ 1998/ 127.

voorziening. De wetgever heeft in aanvullende regelgeving de voorwaarden waaronder deze voorzieningen verstrekt kunnen worden nader ingevuld, waar-door de marge voor het UWV om een eigen afweging te maken enigszins is ingeperkt.229 Het UWV is daarnaast gehouden om zijn eigen beleidsregels na te leven en die heeft het UWV veelal opgesteld.230 Nu het UWV slechts in geval van een bijzondere omstandigheid van deze beleidsregels mag afwijken (artikel 4:84 Awb) bepalen de beleidsregels sterk de beslissing of het UWV een voor-ziening zal toekennen of niet.

De Wet WIA geeft tot slot het UWV de bevoegdheid om toestemming te ver-lenen aan de arbeidsongeschikte om op een proefplaats te gaan werken (artikel 37 Wet WIA). Het verrichten van onbeloonde werkzaamheden bij een werkge-ver kan slechts gedurende drie maanden.

Samenwerking en casemanager

Op grond van artikel 8 Wet SUWI is het UWV verplicht om samen te werken met de andere uitvoeringsorganen van de sociale zekerheid. Met het CWI hoeft het UWV niet veelvuldig samen te werken, omdat deze cliënten in eerste instan-tie zich bij het UWV melden voor een uitkering. Tot slot geldt op grond van artikel 9 Wet SUWI voor het UWV de verplichting te bevorderen dat alle ar-beidsgehandicapten in hun contacten met het UWV een casemanager hebben.

4.3.3 Re-integratieplichten zieke werknemers, vangnetters en