• No results found

Radioactief afval en verbruikte splijtstof

3.4 Bestaande situatie

3.4.4 Radioactief afval en verbruikte splijtstof

3.4.4.1 Soorten radioactief afval

De uitbating van de kerncentrale (normaal bedrijf) gaat gepaard met de productie van verschillende soorten radioactief afval, waarbij het volume zoveel als mogelijk geminimaliseerd worden door behandeling in het Water- en Afvalbehandelingsgebouw (WAB) (informatie verstrekt door Electrabel nv):

 Brandbaar afval

Het brandbaar afval wordt na volumereductie in het WAB, als niet-geconditioneerd afval voor verbranding afgevoerd naar Belgoprocess. Bij Belgoprocess wordt het afval nog eens sterk gereduceerd door verbranding. De restfractie (de as), met daarin de verzamelde radioactieve stoffen, wordt geconditioneerd.

 Niet-brandbaar afval

Het niet-brandbaar afval of compacteerbaar afval wordt opgesplitst in verschillende afvalstromen. Zo zullen onder andere de diverse metalen gescheiden worden van het andere diverse compacteerbaar afval met steeds de doestelling elke individuele afvalstroom maximaal te kunnen reduceren. In de installaties van KCDoel wordt het compacteerbaar afval een eerste maal geperst (met een 16 ton of 100 ton pers), waarna het wordt afgevoerd als niet-geconditioneerd afval naar Belgoprocess. Daar wordt het voor een tweede maal geperst in hun installaties met een 2000 ton pers. Het gecompacteerd afval wordt nadien geconditioneerd.

 Filters

Om zo veel als mogelijk de eventuele aanwezige radioactieve deeltjes uit de lucht te verwijderen wordt de lucht uit de gecontroleerde zone continu gefilterd door middel van voorfilters, actieve koolfilters (voor jodium) en absoluutfilters. De ventilatiefilters afkomstig van deze installaties worden, in functie van hun fysische eigenschappen, eveneens verwerkt als brandbaar of compacteerbaar afval en afgevoerd naar Belgoprocess als niet-geconditioneerd afval.

De vloeistoffilters uit de kringen van het nucleaire gedeelte van de installaties worden, indien mogelijk, ook geperst en samen geconditioneerd in een betonmengsel.

 Vloeibaar afval

Het volume radioactief vloeibaar afval wordt voornamelijk gereduceerd door verdamping. De aanwezige radioactieve stoffen in de vloeistof worden verzameld in het ‘concentraat’ en het niet-radioactieve aandeel van de

vloeistoffen, de condensaten, kunnen na voorafgaandelijke controles geloosd worden. Het ‘concentraat’ wordt in de conditioneringsinstallatie van Doel verder verwerkt tot geconditioneerd afval. Het geconditioneerd afval wordt na acceptatie34 door NIRAS getransporteerd naar Belgoprocess voor berging.

 Harsen

Radioactieve harsen uit ionenwisselaars, voor het zuiveren van kringen, worden niet gecompacteerd maar net zoals het concentraat, verwerkt tot geconditioneerd afval. De harsen worden gemengd met een betonmengsel.

 Beschermkledij

Het gebruik van wegwerpbare beschermkledij (radioactief afval) wordt, in de nucleaire gedeeltes van de installaties, zoveel mogelijk beperkt door gebruik te maken van wasbare beschermkledij. Deze herbruikbare persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) worden gereinigd in de gespecialiseerde wasserij van het WAB-gebouw. Het wasserijwater wordt na filtering en voorafgaande controles geloosd.

3.4.4.2 Laag- en middelactief afval

Na behandeling van de verschillende afvalstromen in het WAB wordt het operationele afval van KCDoel voor verdere verwerking en/of opslag naar Belgoprocess (BP) afgevoerd. Een overzicht van de hoeveelheden laag- en middelactief afval (zowel geconditioneerd als niet-geconditioneerd), en de resulterende te bergen volumes na verwerking te BP, worden weergegeven in Tabel 40. Deze gegevens werden gecompileerd op basis van de milieuverklaring van KCDoel, die jaarlijks geactualiseerd wordt lxix. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen categorie A- of categorie B-afval.

Tabel 40: Jaarlijkse volumes laag- en middelactief afval afgevoerd naar Belgoprocess, en de resulterende te bergen volumes na verwerking aldaar lxix. GA: geconditioneerd afval; NGA: niet-geconditioneerd afval; NB:

gegevens niet beschikbaar. In 2014 werd een correctie uitgevoerd op de cijfers van voorgaande jaren; de gecorrigeerde waarden werden hier overgenomen. Vanaf 2015 wordt het volume met een andere methodologie berekend: de volumes ongeconditioneerde harsen worden mee in rekening gebracht.

Hoeveelheid (m3) laag- en middelactief afval afgevoerd naar BP (GA + NGA)

Volume (m3) te bergen laag- en middelactief afval (GA)

2010 NB 202

2011 NB 196

2012 NB 124,7

2013 NB 125,9

2014 NB 46,8

2015 NB 108,2

2016 NB 100,5

2017 NB 95,1

2018 183,9 91,1

2019 372 61,9

Langjarig gemiddelde

115

34Acceptatie is het geheel aan controles uitgevoerd door NIRAS waarbij wordt nagegaan of het afval voldoet aan de daarvoor geldende acceptatiecriteria.

Ter verificatie worden bovenstaande gegevens vergeleken met informatie verkregen van het FANClxx, aan wie Electrabel nv jaarlijkse volumes geconditioneerd afval rapporteert. Deze gegevens worden uitgedrukt als 3-jaarlijkse glijdende gemiddelden van het productie-equivalent geconditioneerd afval per netto geproduceerde eenheid energie. Door vermenigvuldiging met de netto elektriciteitsproductie van de kerncentrale kan een benadering van de jaarlijkse hoeveelheid geconditioneerd afval bekomen worden. Deze methode resulteert in een iets hogere schatting van de gemiddelde hoeveelheid geconditioneerd afval (Tabel 41).

Tabel 41: Geschatte hoeveelheid geconditioneerd afval (GA) jaarlijks geproduceerd in KCDoel op basis van gegevens verstrekt door het FANC.

Op basis van deze tabellen wordt bij benadering van grootteorde uitgegaan van een productiehoeveelheid van 120 m3/jaar te bergen geconditioneerd afval voor de kerncentrale te Doel. Het gaat hier om laag- en middelactief afval zonder onderscheid tussen categorie A of B- afval.

3.4.4.3 Splijtstofelementen

In de kerncentrale wordt elektriciteit opgewekt met de energie die vrijkomt bij kernsplijting van het uranium-235 aanwezig in de splijtstofelementen. Na drie à vier jaar in de reactorkern is een splijtstofelement uitgeput, wat betekent dat alle bruikbare energie eruit verdwenen is. Deze uitgeputte splijtstofelementen worden onder water afgekoeld (doorgaans 5 tot 10 jaar) en nadien afgevoerd naar het opslaggebouw voor gebruikte splijtstoffen (SplijtstofContainerGebouw of SCG, dat zich op de site van de kerncentrale bevindt), in afwachting van de beslissing over het langetermijn beheer lxix. Het SCG is een faciliteit voor droge opslag van splijtstofelementen in containers van het Dual Purpose Cask (DPC) type. Dit type van verpakkingen worden reeds gebruikt sinds eind van de jaren 1970, en werken volgens een passief koelingsysteem. In het geval van de kerncentrale van Doel worden deze uitgerust met een primair deksel en raketbescherming. De dichtheid van de naden die de insluiting van het radioactief materiaal verzekeren, worden continu gemonitord. De veiligheid van de opslaginstallaties voor bestraalde splijtstof werd opnieuw geëvalueerd aan de hand van weerstandtests of stresstests, opgelegd naar aanleiding van het ongeval in de kerncentrale van Fukushima. Uit deze evaluaties is gebleken dat de extreme natuurverschijnselen (aardbevingen of overstromingen) die zich in België zouden kunnen voordoen de veiligheid van de opslaginstallaties niet in het gedrang kunnen brengen.

De huidige opslagcapaciteit binnen het SCG (maximum 165 splijtstofcontainers) zou volgens de huidige inschatting verzadigd raken na 2024. Om de verbruikte splijtstof van de reactoren van KCDoel tijdelijk te kunnen blijven opslaan, wordt voorzien in nieuwe opslagcapaciteit via het project "Spent Fuel Storage Facility” (SF² genoemd), waarvoor

momenteel de milieueffectrapportage (MER) in het kader van de vergunningsprocedure wordt voorbereid lxxi. Het SF²-project voorziet de constructie van 3 gebouwen: SFB – het hoofdgebouw voor de opslag van verbruikte splijtstoffen in containers, eveneens van het DPC type, AUX – het hulpgebouw, en ASB – het opslaggebouw voor uitrustingen. Het SF²-project maakt het mogelijk om de desactiveringsdokken van de nucleaire eenheden leeg te maken na de definitieve stopzetting van de eenhedenlxxi.

De hoeveelheid hoogactief afval die een kerncentrale voortbrengt, is sterk afhankelijk van de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit en de herladingscyclus van de eenheid. In Tabel 42 wordt het aantal splijtstofelementen dat jaarlijks definitief ontladen werd in de verschillende reactoreenheden weergegeven, op basis van gegevens in de milieuverklaring van KCDoel lxix. Dezelfde informatie is weergegeven in Tabel 43, uitgedrukt in tHM (ton Heavy Metal).

Tabel 42: Aantal splijtstofelementen dat definitief ontladen werd in de verschillende reactoreenheden van KCDoel.

Doel 1 Doel 2 Doel 3 Doel 4 Doel 1 en 2 Totaal

KCDoel

2011 32 28 44 52 60 156

2012 36 32 44 60 68 172

2013 0 32 0 0 32 32

2014 36 28 0 56 64 120

2015 60 0 44 52 60 156

2016 28 40 40 0 68 108

2017 28 32 0 60 60 120

2018 0 28 40 56 28 124

2019 24 28 40 0 52 92

Langjarig gemiddelde

55 120

Tabel 43: Aantal ton splijtstoffen (tHM of ton Heavy Metal) dat definitief ontladen werd in de verschillende reactoreenheden van KCDoel.

Doel 1 Doel 2 Doel 3 Doel 4 Doel 1 en 2 Totaal

KCDoel

2011 8,5 7,4 20,2 28,1 15,9 64,2

2012 9,5 8,5 20,2 32,4 18,0 70,7

2013 0,0 8,5 0,0 0,0 8,5 8,5

2014 9,5 7,4 0,0 30,2 17,0 47,2

2015 15,9 0,0 20,2 28,1 15,9 64,2

2016 7,4 10,6 18,4 0,0 18,0 36,4

2017 7,4 8,5 0,0 32,4 15,9 48,3

2018 0,0 7,4 18,4 30,2 7,4 56,1

2019 6,4 7,4 18,4 0,0 13,8 32,2

Langjarig gemiddelde

14,5 47,5

Op basis van bovenstaande tabellen kan worden vastgesteld dat de jaarlijks bijkomende productie in de centrales Doel 1 en 2 neerkomt op een gemiddeld bijkomend verbruik van 55 splijtstofelementen, ofwel 14,5 tHM splijtstoffen.